Hoe Farid Tabarki ruimte maakt door de tegenwoordigheid van tijdgeest te hebben

Happyplaces stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
31 min readSep 28, 2020

--

Farid Tabarki is wereldreiziger, de oprichter van Studio Zeitgeist en spreker. Studio Zeitgeist onderzoekt en analyseert al meer dan tien jaar de megatrends achter de maatschappelijke transformatie naar wat Farid noemt de ‘vloeibare samenleving’. Farid schrijft geregeld voor Het Financieele Dagblad en ongeregeld soms een boek, zoals in 2016 het boek ‘Het Einde van het Midden — Wat een maatschappij van extremen betekent voor mens, bedrijf en politiek’. Daarnaast vervult Farid allerhande rollen voor talloze, vaak maatschappelijke, organisaties. Farid heeft als doel om alle landen in de wereld te bezoeken. Hij heeft er inmiddels 165 bezocht, dus hij zit al op meer dan vier vijfde.

Om dat zichtbaar te maken hangt op de studio op het Marineterrein in Amsterdam een wereldkaart, volgeprikt met markers als bewijs. Ik herinner me een dergelijke kaart van een barbecue tentje onder een viaduct ergens in Seattle waar ik ooit was. Een beetje een smotsig tentje, maar volgens iedereen wel de beste plek om ‘slow cooked barbecue’ te halen, ver voor de invasie van de nu populaire Green Eggs. Alle bezoekers van dat tentje werd gevraagd een plakkerige speld in de kaart te prikken, waar nauwelijks meer ruimte voor was. Farid’s kaart is daarvan een light variant, met het verschil dat hij de spelden allemaal zelf heeft geplaatst. Wat hij onderweg leert, neemt hij mee en mengt hij met wat er speelt in de maatschappij naar overdrachtelijke verhalen en inzichten.

De tweede keer dat we afspraken, kwamen we ook tot filmen. De eerste keer raakten we verdwaald in elkaars verhalen. Wat volgde, was een 40 minuten durend, tijdgeestverruimend en grensoverschrijdend college. Over letterlijk grenzen overschrijden door te reizen, grenzen verkennen van ‘vloeibare samenlevingen’ en hoe je ruimte maakt door ‘op te ruimen’.

Het transcript is licht bewerkt voor leesbaarheid door Kitty Leering

Hoe maak ik ruimte? Ik vind het een fascinerende vraag. Daar kan ik heel veel antwoorden op geven, maar ik denk dat ik begin met ‘ruimte moet je eerst gedefinieerd hebben’. Je moet eerst een gevoel hebben welke ruimte je kunt nemen, of welke ruimte er überhaupt is. Ik denk dat ik er als kind al mee bezig was. Er is een heel mooie anekdote van mijn moeder: We zitten in de trein waar ik ergens in een boek dat we samen aan het lezen zijn, een kaart voorbij zie komen, een satellietfoto van Europa en me afvraag: “Waar zijn de grenzen, mama? Ik zie geen grenzen op deze foto.” Ruimte is afgebakend, daar maken we natiestaten van. Daar hebben we grenzen van gemaakt. Dat concept ‘ruimte’, of ‘wat is ruimte’, heb ik altijd bevraagd en van kinds af aan al proberen te duiden. Waarom maken we die grenzen eigenlijk? Waar zitten die grenzen in? Welke culturele manifestaties horen daarbij? Dat is de eerste associatie die ik had bij ‘ruimte’. Daar ga ik straks nog even op door.

Een tweede associatie waar ik aan moet denken bij ‘ruimte’, is dat je ook ruimte creëert door op te ruimen. Ruimte creëren door iets dat je in de weg zit of wat je allemaal in je hoofd hebt zitten, om daar iets van te maken of om dat op te ruimen. Dan heb je daarmee ook weer ruimte die je kunt benutten of kunt creëren met elkaar. Die twee dingen zou ik willen verkennen en kijken of dat iets zinnigs oplevert qua gedachten.

Eén van mijn missies is het bezoeken van alle 198 landen in de wereld. Ik heb er inmiddels 165 bezocht. Op die reizen ontdek ik de ruimte die we fysiek hebben. Het fysieke reizen en de zintuigen die dan belangrijk zijn, de zintuiglijke ervaring van die plek, maakt dat je die ruimte begrijpt. Voor mij wordt die informatie pas echt, kan ik er pas wat mee, kan ik het pas overdraagbaar maken door juist in die ruimte te zijn. Dat is waar mijn vak over gaat als tijdgeestonderzoeker.

Ruimte maakt echt

Als ik nadenk over die ruimte verkennen: één van mijn missies is het bezoeken van alle 198 landen in de wereld. Ik heb er 165 bezocht, dus ik ben aardig op streek, ik ben op vier vijfde. Dan rijst de vraag: ‘Waarom doe je dat?’ Dat is de klassieke vraag die veel mensen stellen. De eerste vraag is vaak: ‘Wat is je favoriete land?’ De tweede vraag is dan vaak de reden waarom ik dat doe. Ik denk dat het te maken heeft met de ruimte die je hebt, de ruimte zie je zoekt, de ruimte die je probeert te ontdekken. Op die reizen ontdek ik de ruimte die we fysiek hebben. Hoe lang het duurt om ergens te komen, hoe groot die ruimte is — in dit geval de planeet. Maar natuurlijk heb je ook ter plekke de ruimte van de stad die je ontdekt, of de ruimte van het dorp, of de ruimte van het landschap. Het fysieke reizen en de zintuigen die dan belangrijk zijn, de zintuiglijke ervaring van die plek, maakt dat je die ruimte begrijpt. Ruimte kun je als een heel concreet woord zien, als vierkante meters of een ruimte waar we nu in staan. Maar ruimte gaat net zo goed over hoe die ruimte ruikt, wie er in die ruimte zijn, van wie die ruimte is. Al die vraagstukken komen allemaal samen bij het rondreizen, in die stedelijke omgeving zijn, in dat nieuwe land zijn, in die omgeving. Voor mij doet dat iets in mijn hoofd. Daardoor denk ik steeds iets meer te begrijpen hoe de wereld werkt.

Ik lees veel literatuur, veel tijdschriften, veel kranten en praat met veel mensen. Maar voor mij wordt die informatie pas echt, kan ik er pas wat mee, kan ik het pas overdraagbaar maken door juist in die ruimte te zijn. Dat is waar mijn vak over gaat als tijdgeestonderzoeker. Die ruimte kan deze ruimte zijn waar we nu zijn, dat kan een stad zijn, of een nieuw land zijn. Maar door in die ruimte te zijn kan je goed begrijpen wat er aan de hand is. Omdat je dan de menselijke interactie ziet. Of omdat je iets ruikt. Of omdat je iets ergens leest en dan dan beter begrijpt waarom dat geschreven is. Voor mij is dat ruimte maken: het verkennen van welke ruimtes er zijn en hoe die ruimtes gebruikt worden.

Definitieruimte

Mensen vragen ook vaak: wat is je favoriete ruimte? Of in mijn geval wat mijn favoriete land is. Daardoor heb ik er een standaard antwoord op, omdat ik die vraag vaak krijg. Mensen vinden het heel fijn om zo’n antwoord te krijgen. Wat me ook opvalt is dat er dan vaak ook naar nog een ander land wordt gevraagd en er niet wordt doorgeredeneerd waarom dat eerstgenoemde land dan mijn antwoord was. Dat vind ik heel curieus. Misschien geef ik een heel goed antwoord en zijn mensen daar heel tevreden mee, maar ik zou bijna een een oproep willen doen om nou eens door te vragen waarom ik dat bedoel, waarom ik dat zeg. Waarom dàt land en niet een ander.

Ik denk dat ruimte ook gaat over het met elkaar definiëren waar je het over hebt. Ik kan die ruimte verkend hebben, maar als jij die ruimte niet verkent, dan probeer je via mij ook die ruimte te verkennen en te begrijpen. Ik kan delen waarom, maar kleur dat dan wel op mijn manier in. Ik heb die ruimte op mijn manier ingekleurd want ik heb bepaalde dingen bezocht die mijn interesse hebben of waar ik toevallig terecht was gekomen. Maar dat zegt natuurlijk niks over de algehele plek waar ik ben geweest, of dat land.

Het is interessant als je daar over nadenkt. Die zoektocht om de wereld te begrijpen, de ruimte die we met elkaar hebben opgezet en hebben geoccupeerd en welke waarde mensen daar aan willen geven. Ik probeer dat vervolgens om te zetten naar verhalen, naar manieren om mensen mee te nemen in wat er aan de hand is. In het boek dat ik schreef ‘Het einde van het midden’ zitten dan ook veel reisverhalen, om die reis te gebruiken om mensen door middel van verhalen mee te nemen naar wat ik bedoel als het gaat om die ‘middens’ die aan het verdwijnen zijn. Die aan het transformeren zijn. Denk aan de middenklasse, de middenstand of de natiestaten die allemaal een midden innemen en zichzelf moeten gaan heruitvinden.

Vloeibare ruimte

Ik denk dat ik nog een noodzaak heb om te verkennen wat er is, omdat ik in beweging enorm productief word. Voor mij is het heel ingewikkeld om op een stoel te gaan zitten om iets creatiefs te gaan bedenken of om tot nieuwe inzichten te komen. In de beweging ontdek ik dat mijn hersenen gaan werken. Dat kan een treinreis zijn, een autoreis of een vliegreis or zelfs de fiets. Dan vallen er dingen op. Krijg ik een enorme drang om te schrijven of om dingen te gaan doen of om to-dolijstjes af te werken.

Ruimte is voor mij ook iets heel dynamisch. Het lijkt heel erg een plek waar je je aan vastketent en waar je je identiteit mee wilt verankeren. Daar hebben veel mensen behoefte aan en dat begrijp ik ook wel. In onzekere, ik noem dat ‘vloeibare tijden’, begrijp ik heel goed dat mensen ergens houvast aan willen hebben. Een plek geeft dan ook houvast. Het geeft zekerheid. Dat het van jou is. Dat je je daar thuisvoelt omdat het een prettige omgeving is waar je mensen kent. Tegelijkertijd staat dat in schril contrast met wat er nu aan de hand is maatschappelijk. Er is nu zoveel vloeibaarheid of flux, dat er weinig vaststaat.

De ruimte waar we nu staan kan ook verhuurd worden op AirBnB. Het zou ook als restaurant kunnen dienen. Waar ruimtes vroeger een heel eendimensionale functie hadden, een huis, een kantoor, een restaurant of een hotel, zien we nu door voortschrijdend inzicht en voortschrijdende innovatie dat alle plekken die een duidelijke definitie hadden, een gelaagdheid krijgen die heel erg waardevol kan zijn. Een woning is niet alleen meer een woning waar je alleen in woont, die kun je ook verhuren als hotelkamer en met zonnepanelen erop is het ook een kleine energiecentrale geworden. De eenduidigheid van die plek, die mooie harde definities die we vroeger konden geven aan ruimtes, aan plekken, aan mensen, aan functies is veel diffuser geworden. Daarmee zien we veel meer beweging of oriëntatievermogen op wat dat allemaal kan betekenen. Maar dat moeten we dan wel met elkaar gaan creëren. Vroeger konden we gewoon zeggen: ‘Dit is een plek in de stad waar wordt gewoond, dit is een plek waar wordt gewerkt en dit is een plek in het dorp waar we samenkomen in het dorpshuis’. Dat waren heel mooie definities die heel veel helderheid verschaften, maar die waren ook gegeven. Daar was geen onderhandelingsvermogen over. Wat we nu zien is dat we met elkaar kunnen bepalen wat die definities zijn. Daar moeten we ook allemaal regels voor bedenken.

Dat vind ik ook spannend aan deze tijd, die ongedefinieerdheid van wat ruimte ons geeft en hoe we die met elkaar kunnen gaan invullen. Daar ben ik benieuwd naar, hoe we dat gaan doen. Dat kunnen we alleen met elkaar definiëren.

In een stad als Amsterdam worden zoveel AirBnB’s verhuurd dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van de stad. Dan moet je met elkaar gaan praten over welke functie een plek eigenlijk heeft en welke we het willen geven. Hoe zorgen we er dan voor dat het voor iedereen een prettige plek blijft en niet alleen maar voor één type of groep mensen. Dat kunnen we alleen met elkaar definiëren. Dat vind ik ook spannend aan deze tijd, die ongedefinieerdheid van wat ruimte ons geeft en hoe we die met elkaar kunnen gaan invullen. Daar ben ik benieuwd naar, hoe we dat gaan doen. Dan hebben we ook instrumenten nodig om dat te gaan doen.

Als je nadenkt over de bestaande instituties, onze vertegenwoordigende democratie, dan gaan die ook uit van allerlei harde definities. We hebben een ruimtelijke ordeningsvraagstuk. Daarin hebben we gedefinieerd wat wat is. Dat je aan bepaalde regels moet voldoen. Nu zeggen we: “Moeten we niet met elkaar gaan bepalen waarom iets belangrijk is? Waarom we iets een bepaalde functie of ‘zijn’ willen meegeven?” Als we daarin willen participeren omdat we bewoners zijn, omdat we toekomstige bewoners zijn, omdat we daar commerciële belangen hebben, dan moeten we ook faciliteren dat wij met elkaar bepalen wat dat dan is. Welke functie we eraan geven. Welke waarde we eraan willen geven. Dat is wel eens ingewikkeld, want we hebben afspraken gemaakt, we hebben zonering. We hebben een overheid die dat allemaal reguleert. Dan fietsen wij er opeens doorheen als burgers, als mensen, als belanghebbenden, die zeggen: “Ja, dat kan dan wel zo zijn, dat we dat tot nu toe op die manier hebben gedefinieerd, maar kan het ook een beetje van ons worden?” Of: “Moeten we niet zelf met elkaar bepalen wat het zou kunnen zijn? Hoe verhoudt het zich dan tot de afspraken die we hebben gemaakt en het grotere algemene belang?” Die spanning is, volgens mij, wat we momenteel merken in onze samenleving.

Het is lastig als we statisch onze bestaande structuren willen hanteren. Die maken niet dat we die omslag kunnen maken naar die nieuwe tijd, naar nieuwe manieren van vormgeven. Dus de macht over die ruimte en wie die ruimte met elkaar bepaalt, lijkt me een heel belangrijk agendapunt, maar ook een deel van de onvrede waarmee mensen nu mee zitten.

Dat we ver gekomen zijn. Dat we er goed en mooi bij zitten met elkaar. Dat we veel hebben bereikt. Maar dat het tegelijkertijd wel ingewikkeld is om vanuit die vaste waarden de vernieuwing en de beweging te vinden die we nu nodig hebben in een samenleving die om verandering vraagt. Die ook mogelijkheden biedt, maar dan moeten we die mogelijkheden wel kunnen omarmen. Dat is lastig als we statisch onze bestaande structuren willen hanteren. Die maken niet dat we die omslag kunnen maken naar die nieuwe tijd, naar nieuwe manieren van vormgeven. Dus de macht over die ruimte en wie die ruimte met elkaar bepaalt, lijkt me een heel belangrijk agendapunt maar ook een deel van de onvrede waarmee mensen nu mee zitten. Dat ze het gevoel hebben dat ze het comfort kwijt zijn, dat ze de controle over dat deel van hun leven kwijt zijn, dat moeten we teruggeven. Dat kan ook heel goed door mensen te betrekken door te vragen: “Wat is de betekenis van dit vraagstuk voor jou?” Om met elkaar om de tafel te gaan zitten.

Ruimte herpakken

David van Reybrouck is jaren geleden de G1000 gestart met een aantal andere mensen. Door mensen fysiek aan tafel te zetten en te vragen: “Wat vindt jij belangrijk? Wat wil je dan lokaal of nationaal bereiken?” Dat heeft een enorm vervolg gekregen. We zien allerlei mooie initiatieven ontstaan in het Duitstalige deel van België waar van Reybrouck ook zelf vandaan komt. Maar ook bij Macron in Frankrijk met zijn klimaatpanel dit jaar. Die initiatieven zeggen: “Laten we op basis van loting mensen uit onze samenleving bijeenbrengen en met elkaar definiëren welke ruimte er nodig is om de klimaatverandering aan te gaan pakken”, of: “Welke afspraken wil je gaan maken in het Duitstalig deel van België?” Dat is heel ingewikkeld. Want hoe verhouden zich de afspraken die burgers aan tafel maken met die vertegenwoordigende democratie, die vertegenwoordigers namens de burgers die in het parlement strijden voor hun belangen en ideologieën waar deze mensen hun stem aan hebben gegeven?

Als je nadenkt over welke ruimte je inneemt, welke ruimte je in zou willen nemen, welke ruimte mensen in mogen nemen, dan denk ik dat we heel weinig ruimte hebben gekregen. We hebben die ruimte gegeven aan andere mensen om daar besluiten over te nemen. We zijn weer op zoek. Een deel van de onvrede of de maatschappelijke omwenteling die we nu meemaken zit misschien wel daar in, dat mensen het gevoel en de mogelijkheden hebben gekregen om zelf iets met die ruimte te gaan doen.

We zien hier een soort van hybride model ontstaan. Waar we vroeger zeiden: “Ik ben burger van dit land en ik geef nu mijn mandaat aan deze persoon om het goed te gaan regelen”, komen we nu opeens bij het vraagstuk: “Ja, dat kan dan wel zo zijn, maar hoe gaan we dat dan met elkaar organiseren als we ook zelf kunnen participeren? Als we niet een keer in de vier jaar ons mandaat geven, maar dat we altijd het mandaat willen hebben om mee te beslissen over wat relevant is?” Dat is een beetje een zijsprongetje volgens mij, maar wel interessant als je nadenkt over welke ruimte je inneemt, welke ruimte je in zou willen nemen, welke ruimte mensen in mogen nemen. Dan denk ik dat we heel weinig ruimte hebben gekregen. We hebben die ruimte gegeven aan andere mensen om daar besluiten over te nemen. We zijn weer op zoek. Een deel van de onvrede of de maatschappelijke omwenteling die we nu meemaken zit misschien wel daar in, dat mensen het gevoel en de mogelijkheden hebben gekregen om zelf iets met die ruimte te gaan doen.

Gelukkig zien we er mooie voorbeelden van. De Omgevingswet is nu actueel in Nederland, om die te implementeren en straks op regionaal niveau goed te laten functioneren. Dat gaat over hoe je met ruimtelijke ordening aan de slag gaat. De gemeente Leiden zegt: “Voordat wij gaan nadenken over de Omgevingswet — dus welke type regels wij met elkaar gaan afspreken als het gaat over wegenbouw of verbouwingen die mensen gaan doen en welke regels daar de basis voor zijn — willen we eerst als gemeente en buurtgemeenten een gesprek voeren met elkaar over met welke waarde we kijken naar onze omgeving. Welke waarde geven we onze omgeving mee en vinden we belangrijk bij de regels die we met elkaar gaan opstellen? Aan welke waarden moeten die voldoen?” Het is fantastisch dat je als landelijke overheid zegt dat je die misschien wel veel regionaler moet gaan opstellen en dat we niet meer één nationaal systeem van regels hebben voor dit soort type vraagstukken. Dat je daar als regio een eigen procedure voor moet bedenken en dat een regio vervolgens de kans pakt om de ruimte die ze krijgt, benut met elkaar door te zeggen: “We gaan zelf definiëren welke waarde we aan onze ruimte geven en vanuit die waarde gaan we vervolgens bepalen hoe we dan die ruimte gaan inrichten en welke regels erbij passen.”

Decentrale ruimte

Er zijn mooie voorbeelden van burgers zelf, of van een meer regionale omgeving die heel goed en beter kan bepalen wat de kwaliteit van een omgeving is dan de nationale wetgeving die we daarvoor hadden. Het interessante is, als je nadenkt over ruimte, dat er een mix zit in wie welke ruimte waar pakt en waar je hem moet nemen. We komen uit een klassiek industrieel model. We hebben heel veel, heel centralistisch georganiseerd met elkaar, heel hiërarchisch. Van organisaties tot aan hoe we ons politiek bestuurlijk organiseren en eigenlijk zitten we al jarenlang in een soort van decentraliseringsvraagstuk. Ik noem dat ‘radicale decentralisatie’. Daar heb ik precies tien jaar geleden de eerste artikelen over geschreven. Dat vraagstuk van hoe we ons van centraal naar decentraal organiseren zien we op allerlei manieren terug. Die ruimte kunnen we veel beter op een lokale, regionale manier met elkaar gaan organiseren. Dat vind ik heel hoopgevend. Daarmee is het niet een hosanna-verhaal en utopisch. Want tegelijkertijd levert dat enorme vraagstukken op.

Als het gaat over decentralisering: de Drechtsteden die werken allemaal mooi samen als het gaat over sociale zekerheid en sociale afspraken die ze maken. Maar daar is dan één wethouder penvoerder. Wie is dan de democratische controle van die wethouder van een andere gemeente waar je als gemeente niet in zit? Dit soort nieuwe manieren van afspraken met elkaar maken om de ruimte te organiseren, de ruimte claimen, levert ook heel nieuwe dilemma’s op over hoe we dit met elkaar willen gaan organiseren. Hoe houden we zo’n wethouder verantwoordelijk voor beleid voor een andere gemeente? Dat zijn nieuwe vraagstukken die we volgens mij goed kunnen oplossen.

In de jeugdzorg zien we dezelfde problemen als het gaat over verzekeringsmaatschappijen die heel ingewikkeld doen over allerhande codes en gemeentelijke samenwerkingen. Maar dat we uiteindelijk met elkaar veel regionaler die ruimte moeten creëren in plaats van hoe we dat met nationale wetgeving gewend waren te doen, zoals de afgelopen 100 jaar, dat lijkt me evident.

Opruimte

Ik heb in het begin aangegeven dat twee dingen belangrijk zijn voor mij op het gebied van ruimte. Dat het voor mij belangrijk is om ruimte fysiek te verkennen, om te kijken welke ruimte er überhaupt is. Daar ook de grenzen ervan op te zoeken, ook tijdens het reizen. Maar ik heb ook gezegd dat ruimte ontstaat door op te ruimen. Ik zal uitleggen wat ik daarmee bedoel.

Ruimte door opruimen? Daarmee bedoel ik dat het enorm helpt in die stortvloed van informatie en ontwikkelingen om zicht te maken, te kadreren, er woorden aan te geven, er verhalen van te maken, zodat het mogelijk wordt om al die verschillende ontwikkelingen te duiden. Om daar een plek aan te geven.

Er komt heel veel op ons af, non-stop en meer dan ooit. We hebben eindeloos veel afleidingen en manieren van communiceren. Dat gaat de hele dag maar door. Dat creëert denk ik heel weinig ruimte in het hoofd. Het maakt dat het heel druk wordt in ons hoofd, dat we heel erg afgeleid zijn, dat er veel bronnen zijn. Dan rijst de vraag: “Welke bronnen gaan we met elkaar hanteren? Welke bronnen kunnen we voor waar aannemen? Welke bronnen zijn relevant voor mij?” Een andere zoektocht naar wat ruimte is, en een vaardigheid die ik heb, is om op te ruimen. Dat is misschien ook leuk om te verkennen.

Wat bedoel ik met opruimen? Daarmee bedoel ik dat het enorm helpt in die stortvloed van informatie en ontwikkelingen om zicht te maken, te kadreren, er woorden aan te geven, er verhalen van te maken, zodat het mogelijk wordt om al die verschillende ontwikkelingen te duiden. Om daar een plek aan te geven. Waardoor langzaam allerlei elementen begrijpelijk worden en daarmee en plek krijgen in wie je bent, wat je wilt bereiken of hoe je dat kunt doen. Een leuk inkijkje is misschien hoe ik onderzoek doe.

Ik lees heel veel en ik reis heel veel. Maar wat doe je dan met al die kennis die je opdoet? Ook mijn ruimte, mijn ‘harde schijf’, is op een bepaald moment vol en dan kan je er niets meer mee. Dan kan ik het niet meer overdragen of productief maken. Dus wat doe ik? Ik sla al die artikelen op met een hashtag. Dat zijn woorden die volgens mij heel goed vangen waarom een artikel geschreven is, waar een artikel in essentie over gaat. Dus ruimte maken gaat ook over een manier vinden om dat wat je ervaart, dat wat je ziet of leest, de kennis die je opdoet, dat je dat ook een plek geeft in een wat groter kader, een groter verhaal. Daardoor kun je langzaamaan lijnen gaan ontdekken. Door er een woord aan te geven of heel vaak hetzelfde woord aan een bepaald soort fenomeen te geven, merk je de ruimte die het woord geeft en de ruimte die een ontwikkeling heeft. Dan merk je dat zo’n fenomeen of fenomenen veel meer zeggen dan dat ene artikel, maar de reikwijdte, de waarde en de grootte van deze ontwikkelingen laat zien. Ik denk dat een kracht van mij is dat door op te ruimen, door woorden te geven, door tendensen te herkennen, die te clusteren, daar verhalen van te maken en die aan mensen over te dragen, het mensen in staat stelt om door het verhaal zelf heel veel volle ruimte te benutten. Door de kennis die ze hebben, artikelen die ze hebben gelezen, dingen die ze zien een plek te kunnen geven. Door er woorden aan te geven.

Ruimte maken gaat ook over een manier vinden om dat wat je ervaart, dat wat je ziet of leest, de kennis die je opdoet een plek te geven in een wat groter kader, een groter verhaal.

Zoals bijvoorbeeld ‘radicale decentralisatie’, wat ik eerder noemde. Maar ook ‘radicale transparantie’ is een term waar ik jaren geleden mee bezig ben geweest. Om maar aan te geven wat sociale media doen, data en open data, en ontwikkelingen die inmiddels minder recent zijn, maar een aantal jaren geleden actueel waren en waarvan we ons afvroegen wat ze betekenden voor bijvoorbeeld de waarden onder onze samenleving. Wat het betekent om nooit meer vergeten te worden, wat betekent dat dan voor iemand’s veroordeling? Want normaal zijn we voor een misdrijf veroordeeld en als we onze straf hebben uitgezeten mogen we weer deelnemen aan de samenleving. Nu worden we voor altijd onthouden door Google en hebben we eigenlijk een straf voor het leven. Dit soort vraagstukken zijn heel belangrijk om met elkaar te begrijpen, om met elkaar ‘op te ruimen’, want daarmee kunnen we met elkaar het gesprek aangaan. Als we begrijpen wat er aan de hand is, dan wordt het ook mogelijk om met elkaar het gesprek aan te gaan. Wat doet het dan met jurisprudentie? Wat doet het met oordelen die wij geven aan mensen of de waardeoordelen die wij geven aan mensen omdat zij iets hebben misdaan? Hoe gaan we er voor zorgen dat wat zij hebben gedaan niet voor altijd aan hun blijft kleven?

In organisaties heb je dezelfde vraagstukken. We kunnen nu eindeloos onze medewerkers volgen. Door chips en pasjes weet je altijd waar ze zijn en hoe vaak ze ingelogd zijn. Helemaal nu we zoveel online aan het werk zijn. Willen we dat? Volgens mij gaat het andere fenomeen van ruimte maken over proberen te begrijpen wat er is, daar de woorden en de verhalen van te maken zodat we het gesprek kunnen voeren over wat er aan de hand is. Hoe we daar de juiste strategieën op baseren. Dat is volgens mij een tweede manier om ruimte te maken. Om met mensen de transformatie in te gaan die zo nodig is om dat verschil te gaan maken. Dat is ook wat ik zo belangrijk vind aan mijn werk en waarom ik dit zo graag doe. Omdat ik blijkbaar in staat ben om met die manieren van denken, die woorden die ik geef aan ontwikkelingen, waardoor er bij mensen kwartjes vallen, mensen in staat te stellen om het gesprek te voeren en te merken ‘ik herken dit’ of ’ik vind dit belangrijk’ of ‘dit is precies wat ik altijd heb gedaan, maar nooit zo goed onder woorden heb kunnen brengen’ en ze daarmee een volgende stap kunnen zetten.

Ook dat is volgens mij ruimte maken. Dat je begrijpt wat er aan de hand is, dat je kunt reflecteren op wat het voor jou betekent of betekend heeft, waardoor je, wanneer je dat realiseert, ook de volgende stap kunt zetten in wat je daarmee wilt bereiken. Door het te borgen, door het te realiseren kun je de volgende stap zetten in je leerervaring of in de rol die je daarin te spelen hebt. Ik bedenk het nu ter plekke, maar ik vind het een interessante gedachte dat ruimte maken ook gaat over iets dat al latent aanwezig is en waar je misschien nog geen woord voor had of het juiste verhaal voor had waardoor het van jou kan worden, waardoor het een plek krijgt, het een leermoment wordt, dat het iets is waardoor jij in staat bent om in welke rol je ook maar hebt, de volgende stap te kunnen zetten. Of je nu in leiderschap zit of als medewerker. Of als mens. Dat je de realisatie hebt dat je daarmee iets gaat doen. Dat kan doorvertellen zijn, dat kan erover nadenken zijn, dat kan een consequentie trekken zijn. Al die consequenties en al die manieren van daar over nadenken leiden wel tot iets.

Ik ben sinds dit jaar commissaris bij een woningcoöperatie, bij Stadsgenoot. Sindsdien krijg ik regelmatig de vraag om bij andere organisaties ook commissaris te worden. Dat kan niet, want je kunt niet 100.000 commissariaten doen, dat wil ik ook helemaal niet. Ik wil er een aantal doen en naast mijn strategiepraktijk blijven nadenken en vertellen over hoe de wereld er over de komende paar jaar uit zou kunnen gaan zien en wat het voor strategieën betekent. Maar door nee te zeggen ontstaat er ook ruimte om andere dingen te kunnen blijven doen. Ik denk dat iedereen dat ervaart. Als je niet weet wat je niet weet dat is het heel lastig om daarin te navigeren. Of om daarin besluiten te nemen. Of om te begrijpen wat je aan het doen bent. Ik denk dat wanneer je met elkaar het gesprek kunt voeren over wat je denkt dat er aan de hand is en wat het voor jou zou kunnen betekenen, daar mensen mee kunt helpen door er verhalen aan te geven, dat het enorm emanciperend werkt. Dat het ook heel erg bijdraagt aan de transformatie van de samenleving.

Een van de taken of missies die ik mezelf geef, is met de vaardigheden die ik heb mensen, samenlevingen, organisaties meenemen in veranderingen. Ze daarmee in staat stellen om veel beter te begrijpen wat er aan de hand is en hoe zij daarop kunnen gaan inspelen.

Fluwelen revolutie

Dan kom je bij een persoonlijke drijfveer van mij. Ik gun en hoop dat hoe ik naar ruimte kijk en naar ruimte maken kijk, een bijdrage kan leveren. Door eerst te verkennen hoeveel ruimte er is voor iets door in de fysieke zin landen te bezoeken. Ook in de metaforische zin door te vragen: “Welke ruimte hebben we om een verandering vorm te geven? Welke ruimte mag ik innemen in deze plek?” Maar dan de ruimte die je kunt maken door te begrijpen wat er aan de hand is, door daar kaders aan te geven, door daar woorden aan te geven. Dat helpt uiteindelijk om wat er aan de hand is in een samenleving, die altijd in verandering is, met elkaar te kunnen bespreken. Om te constateren dat de samenleving altijd verandert, daar heb je geen tijdgeestonderzoeker voor nodig. Maar wel om te helpen zichtbaar te maken wat die verandering is, welke rol jij speelt in die verandering. Hopelijk gaan daardoor zoveel mogelijk mensen in organisaties mee in die verandering waardoor we niet dingen hoeven af te breken. We hebben het dan wel eens over ‘creatieve zelfdestructie’. Daar is op zich helemaal niks mis mee, maar het zal maar jouw organisatie of baan zijn die aan destructie onderhevig is. Dus een van de taken of missies die ik mezelf geef, is met de vaardigheden die ik heb mensen, samenlevingen, organisaties meenemen in veranderingen. Ze daarmee in staat stellen om veel beter te begrijpen wat er aan de hand is en hoe zij daarop kunnen gaan inspelen. Zodat bijvoorbeeld die organisatie en ook de mensen in die organisatie relevant blijven. Waardoor we niet hoeven zeggen: “Jij hebt niets meer bij te dragen, laat maar failliet gaan.” Bij een commerciële organisatie kun je je daar nog iets bij voorstellen, maar als het toch ook weer lukt om die weer relevant te maken voor de komende 10 tot 15 jaar, is dat mooi. Niet perse voor de aandeelhouders, maar natuurlijk wel voor de mensen die er werken, die daar van afhankelijk zijn. Die daar ook weer voor een deel hun zingeving uit halen. Dat is één.

En twee, als je mensen kunt meenemen in die visie, in die veranderende tijd, dan zijn mensen misschien meer bereid om na te denken hoe zij kunnen bijdragen. We staan voor enorme opgaven. Als het gaat over de energietransitie, als het gaat over de snel veranderende arbeidsmarkt, als het gaat over een land dat over 10 tot 15 jaar veranderd is, in vele opzichten. Dat maakt dat mensen een plekje willen bemachtigen, zich willen herpositioneren om daar als samenleving of burgers een rol in te spelen. Dan moeten we dus wel met elkaar het gesprek voeren over wat dat dan is waar we heengaan. Wat is dat dan waar wij aan kunnen bijdragen? Dat is wat ik propageer. Een fluwelen revolutie zou je het kunnen noemen. De meeste revoluties verlopen bloedig, onvermijdelijk. Ik zou toch wel willen bijdragen aan een fluwelen revolutie. Dat je kunt zorgen met elkaar voor een fundamenteel veranderende samenleving, van industrieel naar vloeibaar, een ander type tijdperk en dat gaat niet zonder slag of stoot. Dat merken we ook elke dag.

Kunnen we er ook met elkaar voor zorgen dat zoveel mogelijk mensen meegaan in die nieuwe tijd en ook weer een nieuwe rol daarin krijgen? We hebben heel veel bereikt in het industriële tijdperk, we zitten er warmpjes bij vandaag de dag in Nederland. Lukt het ons ook om er over 15 jaar nog warmpjes bij te zitten? Dat iedereen die tot nu toe een mooie rol heeft kunnen spelen in de samenleving dat over 10 tot 15 jaar nog kan? Volgens mij is dat ook waar mensen nu angstig voor zijn, of wat ze zich afvragen. Hoe gaat het met mijn kinderen? Welke rol speel ik nog over 10 jaar, gezien de rol die technologie speelt, gezien de instituties die niet mee willen veranderen? Dat klassieke management dat ook maar op de oude manieren blijft aansturen? Terwijl mensen tegelijkertijd heel veel nieuwe manieren en mogelijkheden voorbij zien komen bij heel inspirerende organisaties. Of de techniek al lang hebben omarmd maar nog niet de mogelijkheden hebben gekregen om die techniek ook daadwerkelijk toe te gaan passen.

De ruimte die een organisatie moet maken om mensen zelf meer in hun kracht te zetten. Zoals Jos de Blok met Buurtzorg, het beroemde voorbeeld. Hij zegt dat mensen zoveel meer zelf kunnen dan we denken, dus laten we mensen ook de ruimte geven, zodat ze die kunnen pakken. Nee, daarmee is het niet over de heg gooien. Dat denken we ook heel vaak. “Dan is het gewoon over de heg gooien, dan ben ik ineens verantwoordelijk voor alles en is mijn burn-out gegarandeerd.” Nee, ik denk dat de burn-outs komen vanuit een oud systeem waarin we nog vast zitten. Daar zijn allerlei nieuwe mogelijkheden bij gekomen die we ook aan het omarmen zijn. Eigenlijk zijn we twee ballen tegelijkertijd in de lucht aan het houden. Twee ballen in de lucht is misschien nog wel te doen, maar misschien ook wel niet. Dat zien we ook bij heel veel mensen. Hoe zorgen we ervoor dat die twee ballen uiteindelijk wel één bal worden of heel veel ballen tegelijkertijd op een heel soepele manier in de lucht gehouden kunnen worden door mensen die daar niet per se voor getraind zijn? Die ook niet de ruimte hebben gekregen om die ruimte op te eisen en die ruimte te gaan creëren met elkaar?

Ruimte innemen

Dat is nog wel een ander inzicht dat ik gedurende dit verhaal begin op te doen. Dat ruimte ook wel gaat over die ruimte kunnen innemen, niet alleen die ruimte krijgen. Dat zijn twee kanten van dezelfde medaille. Want als je die ruimte krijgt, dan moet je ook in staat zijn om die ruimte in te kunnen nemen als burger, als medewerker of in andere rollen die we spelen, bijvoorbeeld als consument. Daar zien we dat het nog ingewikkeld is, dat het niet altijd matcht. Dat we steeds meer verantwoordelijkheden hebben gekregen, denk aan de mantelzorg, maar dat dat niet helemaal sync loopt met hoe die samenleving functioneert, met hoe de regels van de samenleving functioneren. Die ging er nog vanuit dat die ruimte er helemaal niet was. Of het werd over de heg gegooid en dan zocht je het helemaal zelf maar uit. Daar kunnen mensen niet goed mee overweg, die willen een sterke overheid en laat die het maar oplossen. Een beetje het model uit de jaren ’50. Dat zou ik echt zonde vinden.

Ik zou het zonde vinden als de ruimte die we nu kunnen innemen met elkaar en die we ook in toenemende mate toebedeeld krijgen, leidt tot stress, leidt tot burn-out, leidt tot problemen in nieuwe manieren van samenwerken en dat we dan weer teruggaan naar het oude model van de jaren ’50. Ik denk dat het veel interessanter, productiever en beter zou zijn voor onze welvaart én onze welzijn als we een match weten te maken tussen die zoektocht naar welke ruimte we willen innemen en wat er voor nodig is om daar in te kunnen functioneren. Er zijn legio voorbeelden die laten zien dat het niet makkelijk is. Denk aan buurtparticipatie. Dan zien we dat de ‘usual suspects’ de ruimte innemen die wordt gegeven. Maar die waren dan toch al vertegenwoordigd in een bepaalde buurtcommissie. Het is fantastisch dat die mensen zo om de buurt geven en in die buurtcommissie zitten, maar dat garandeert geen diversiteit, of dat de hele buurt daadwerkelijk betrokken is.

Zijn we ook in staat om mensen meer met elkaar te laten doen zoals de G1000 van David van Reybrouck en alle andere effecten die we zouden kunnen organiseren? Hoe dragen we er dan zorg voor dat we ook in staat zijn om dat met elkaar te gaan doen? Dat het ook de mensen bereikt die het zou moeten bereiken en dat ze er ook bij betrokken worden? Volgens mij is dat het spel dat we met elkaar aan het spelen zijn. Dat we met elkaar een platform aan het creëren zijn, dat zorgt voor de spelregels voor dat nieuwe spel dat we met elkaar spelen. Dat we op zoek gaan naar manieren van werken, naar afspraken, naar manieren van kijken naar de wereld die er echt voor zorgen dat we die ruimte kunnen innemen die ons wordt toebedeeld of die we ons ook in toenemende mate kunnen toe-eigenen.

Ruimte organiseren

Er zijn echt hele mooie voorbeelden van over de hele wereld. Je hebt de Vijfsterrenbeweging in Italië. Daar kun je politiek van alles van vinden, van de standpunten die ze innemen, maar ze zijn heel inspirerend in hoe zij tot standpuntvorming komen. Er zit niet per se een heel harde ideologie achter, behalve ‘de stem van Italianen in de politiek een plek geven’. Ze hebben een digitaal platform waarin standpunten die belangrijk zijn voor stemming in het parlement of belangrijke dossiers, online door leden met elkaar worden bediscussieerd. Dus er is niet één manifest waar ze zich vier jaar aanhouden, maar ze gaan telkens in gesprek met elkaar over wat er op dat moment speelt en wat ze er dan van vinden. Via dat online platform wordt besproken wat het standpunt van de partij gaat zijn of hoe zij met deze dossiers om zouden willen gaan. Dat laat zien dat er veel dynamischer vormen zijn van ruimte geven, nemen en creëren met elkaar.

Niet alleen die Italiaanse partij doet dat, maar heel veel andere nieuwe initiatieven. Ja, dat knaagt aan de bestaande instituties. Ja, dat knaagt aan de ruimte die zij hebben gekregen en genomen. Maar er komen nieuwe ruimtes voor terug die wij weer met elkaar gaan vormgeven. Dan kan het mijn rol zijn om dit proberen te duiden, net als deze analyse die ik nu ook ‘live’ probeer te geven. Dat het tot denken aanzet of een manier van kijken naar de wereld oplevert waardoor mensen de trend en de tijdgeest begrijpen waarin we zitten. Daardoor ineens een kans zien die ze kunnen pakken, als ondernemer, of burgerinitiatief. Of nu kan ik eindelijk overdragen wat me echt drijft waardoor ik weer mensen kan enthousiasmeren of betrekken bij een initiatief. Dat is hoe het volgens mij werkt. We hebben die verhalen nodig, die manieren van kijken, om daarmee in actie te kunnen komen of om daarmee een rol te kunnen pakken die we krijgen in de samenleving.

Die rol, dat vind ik echt het spannende van deze tijd, de 21ste eeuw. We kunnen heel negatief zijn over Twitter en over al die ruimtes die we nu gecreëerd hebben en gekregen hebben. De mediaruimte was een heel kleine ruimte waarin een kleine groep mensen de verhalen vertelden. Nu is er oneindig veel ruimte en daar verzuipen we ook een beetje in. Dat begrijp ik ook wel als je ziet hoeveel content er wordt gecreëerd op bijvoorbeeld YouTube. We zijn ook zelf een beetje aan het spelen of aan het zoeken naar waar de grens is, of hoe we moeten omgaan met die oneindigheid en overvloed van ruimtes die we nu met elkaar gecreëerd hebben. Dan zijn we nog niet eens echt een digitale ruimte ingestapt. Nu gaan we naar nieuwe technologie die maakt dat niet alleen de fysieke ruimte er is, maar ook nog eens de virtuele ruimte. Die ook nog eens oneindig is, waar ook nog eens oneindig veel mensen een rol in zouden kunnen spelen. Misschien ook wel niet-mensen. Daar explodeert je hoofd bijna van, van zoveel ruimte. Ik begrijp ook dat het angstig is. Maar ook daar is het aan ons om te bepalen wat we met die ruimte willen gaan doen. Uiteindelijk gaat het dan toch echt over de vraag over welke waarde we eigenlijk geven aan het samenzijn, de waarde die onze samenleving heeft.

Betekenisruimte

Als je nu aan mij vraagt wat de belangrijkste tendens is die onder die transformatie van industrieel naar vloeibaar zit, van product naar betekenis, hoe we vanuit product-denken naar betekenis-denken gaan. Als het gaat om de ruimte de we innemen en de ruimte die we kunnen pakken met elkaar, dat die ruimte alleen maar bestaat bij de gratie van de betekenis die we aan die ruimte gegeven hebben. De ruimte van de samenleving. De ruimte van de regio. De ruimte van deze planeet. Welke betekenis geven we dat? Welke betekenis willen we dat geven? Is het een betekenis die duurzaam moet zijn? Als dat de betekenis is die we geven aan onze planeet dan heeft het consequenties voor hoe we met onze planeet omgaan en of we ons gedrag daarop gaan aanpassen. Als we nadenken over de betekenis die het samenzijn van mensen heeft, of die nou samenkomen in en bedrijf of dat die samenkomen in een initiatief, waarom die je dat dan? Wat wil je daaruit halen? Wat heb je daar dan voor nodig? Al die vragen die we tot nu toe niet hebben hoeven te beantwoorden. Omdat we we ook een beetje op de automatische piloot stonden. Omdat we prachtige instituties hebben opgebouwd, de welvaartsstaat met goed functionerende bedrijven en organisaties, dat die niet vanzelfsprekend zijn. Dat daar veel uitdagingen op af komen. Dat we dan opnieuw met elkaar moeten gaan bepalen wat dan die nieuwe publieke taak is die we willen geven aan volkshuisvesting of aan zorg. Wat is dan die commerciële taak die bedrijven hebben als het bijvoorbeeld gaat om de vrijheid van meningsuiting? Over de vragen waar Facebook en Twitter nu voor staan? Wat is dan die rol van de overheid als we ook zelf een rol kunnen spelen en niet alleen maar afhankelijk zijn van anderen daarin? Denk aan de energietransitie waar we zelf ineens energieproducent geworden zijn. Dat zijn zoveel concrete voorbeelden waar we vroeger iemand anders voor nodig hadden, een andere instelling, waar we nu die rol zelf kunnen gaan pakken. Maar willen we dat? Kunnen we dat? Onder welke voorwaarden? En onder welke waarden willen we dat organiseren?

Ik denk dat je ruimte maakt door met elkaar te bepalen welke waarden je overeenkomt, welke er overeenkomstig zijn, welke waarden mij drijven, welke waarden jou drijven en vanuit die waarden bedenken wat het dan gaat zijn in de samenwerking die je vormgeeft.

Dat is ook wat ik bedoelde met dat voorbeeld uit Leiden rondom de Omgevingswet. Ik denk dat dat waardengesprek, misschien ook wel voortkomend uit het feit dat we de jaren ’50 echt achter ons hebben gelaten. Waar die waarden ons echt gegeven waren vanuit de verzuiling, vanuit het geloof wat nog steeds een hele mooie waarde kan zijn voor veel mensen, maar inmiddels niet meer voor iedereen geldig. Ook dat instituut moet zichzelf opnieuw herdefiniëren. Dat waardevraagstuk, dus de vraag: ‘Wat is er voor mij van waarde in de context met een ander?’ Dat is uiteindelijk de enige echte vraag voor wat betreft hoe je ruimte maakt. Ik denk dat je ruimte maakt door met elkaar te bepalen welke waarden je overeenkomt, welke er overeenkomstig zijn, welke waarden mij drijven, welke waarden jou drijven en vanuit die waarden bedenken wat het dan gaat zijn in de samenwerking die je vormgeeft. In de samenleving die je met elkaar wilt creëren. Of de regels die je daarvoor moet afspreken.

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.