Hoe Harry Starren ruimte maakt door de juiste context te scheppen

Happyplaces stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
10 min readJul 8, 2019

--

In had een afspraak met Harry in Café Slijterij Oosterling op de hoek van de Utrechtsestraat en het Frederiksplein in Amsterdam, om 08.30 uur. Aangezien ik met de auto was, een kleine challenge. Niet zozeer de weg naar Amsterdam toe, maar altijd die laatste paar kilometer die dan een uitdaging zijn. En dan nog parkeren. Ik stuurde Harry een berichtje dat ik om die reden 5 tot 10 minuten later zou zijn, waarop hij reageerde: ‘Neem de tijd, anders neemt de tijd jou.’ Ineens is 12 minuten te laat zijn dan ineens geen punt meer. Het café was leeg op Harry na. Het was gelijk gezellig. Hij verontschuldigde zich omdat hij net terug was van ver en had zijn bruine gezicht als bewijs, en stak gelijk van wal, constant lachend met een continue glinstering in zijn ogen. Wat een geweldig fijne start van de dag. Eigenlijk moet je elke dag een beetje Harry als ontbijt hebben. Bijna elke zin past op een tegeltje, leidt tot een volgende anekdote of overpeinzing of brugt naar een volgend waargebeurd verhaal. Alsof je naast Forrest Gump op het bankje zit terwijl hij het ene verhaal aan het andere verbindt, zonder dat het ooit onzinnig wordt.

Harry was tijdens zijn universitaire studies leraar in het middelbaar onderwijs en docent aan de universiteit van Utrecht en Amsterdam. Hij richtte met een studievriend een organisatieadviesbureau op, was directeur van het Postacademisch Onderwijs bedrijfs-en bestuurswetenschappen in Utrecht en lange tijd directeur van De Baak dat onder zijn leiding een sterke groei doormaakte. Vervolgens werd hij in 2012 voorzitter van de federatie Nederlandse creatieve industrie en decaan van de Nederlandse school. Hij luistert en leest, schrijft en spreekt. Als hij daarvoor betaald wordt, noemt hij dat zijn werk.

Wat mij fascineert aan ruimte is dat je ruimte op vele manieren kunt verstaan. Ruimte geven in mentaal opzicht, of in fysiek opzicht. Ik ben mentaal tamelijk ontwikkeld van huis uit, maar eigenlijk nauwelijks op het terrein van de fysieke omgeving. Ik kom uit een heel kleinburgerlijk milieu. Mijn vader was arbeider; waar vind je die term nog? De bank stond op een vaste plaats en was om op te zitten. Die had dus geen schoonheidsambitie. Die schoonheidsambitie was ook niet zo groot. Er hingen wel wat reproducties aan de wand, maar die waren van de zigeunerin zal ik maar zeggen, heel mooi geschilderd. Dus ik heb niet van oorsprong een oriëntatie op fysieke omgeving, schoonheid en betekenis ervan. Dat heb ik geleidelijk in mijn bekeringsproces, bij mij heel heftig, want late bekeringen zijn het heftigst omdat je dat voelt als een eigen ontdekking. Dus ik denk dat ik erg met context bezig ben in allerlei betekenissen omdat ik weet dat in de goede context voor een bepaald doel eigenlijk moeiteloos ontstaat wat je zonder context met heel veel moeite en kracht moet realiseren.

Ik weet dat in de goede context voor een bepaald doel eigenlijk moeiteloos ontstaat wat je zonder context met heel veel moeite en kracht moet realiseren. (…) Waar je je bevindt, bepaalt heel erg hoe je je gedraagt. Hoe je je gedraagt bepaalt heel erg wat je zegt. Ik ben een beetje van de school dat de verpakking de inhoud creëert meer dan we denken. Dat de inhoud de verpakking maakt, minder dan we denken.

Context scheppen maakt dat processen zich ontwikkelen

Eigenlijk is het creëren van setting het allerbelangrijkste. Ik denk dat als je bij de huisarts bent, dat dan dat bureau zo staat en die huisarts zit daar, en jij zit daar, dat dan als vanzelf een geneeskrachtig proces ontstaat waarin je ieder je rol neemt. Ik zit wel eens bij de huisarts en dan denk ik als wij een goed gesprek hebben, soms wordt dat dan gelijkwaardig, dan heb ik wel eens de verleiding om te zeggen: ‘Zal ik eens op jouw plek gaan zitten en jij op de mijne, dan praten we door.’ Dat durf ik niet, maar het zou geleidelijk aan vanzelf leiden tot een andere verhouding. Waar je je bevindt, bepaalt heel erg hoe je je gedraagt. Hoe je je gedraagt bepaalt heel erg wat je zegt. Ik ben een beetje van de school dat de verpakking de inhoud creëert meer dan we denken. Dat de inhoud de verpakking maakt, minder dan we denken.

Ik zal ook nooit naar beneden praten wat de betekenis is van de uiterlijkheid. Die uiterlijkheid bepaalt in hoge mate de innerlijkheid. Wat je aantrekt, hoe je uitstraalt. Ik weet nog heel goed dat Paul Schnabel ooit zei: ‘Nou ja, discriminatie, de Surinamers zijn wel geïntegreerd.’ Maar daar ging hij voorbij aan het feit volgens mij, dat zwart zijn, dat je daar niet zelf over gaat. Dat ben je in het beeld van de ander en dat bepaalt dus hoe je wordt gezien. Dan kun je wel geïntegreerd zijn, maar dan heb je toch te maken met racisme, positioneren en hoe je wordt waargenomen. Dus je kunt niet ontsnappen aan die identiteit ook al meen je in gelijkheid nu zeg maar in je zwartheid niet meer zichtbaar te zijn, want je bent medeburger. Het kan ook niet weggenomen worden. It’s in the eye of the beholder. We gaan maar heel beperkt over al die zaken. Net als bij tuinieren, ik spring van de ene metafoor naar de andere, is dat je de context creëert waarin de bloemen en de planten hun weg vinden. Dat is eigenlijk je grootste invloedskans. Eraan gaan zitten heeft weinig nut, maar de sfeer scheppen, de context, maakt dat zich processen ontwikkelen.

Je weet, je komt soms een huis in en dan denk je: ‘Hier gaat natuurlijk nooit een gelukkig gezin wonen. Dat is godsonmogelijk.’ Je komt wel eens in een restaurant, dan zeg je: ‘Het eten kan heel goed zijn, maar echt goed wordt het hier nooit natuurlijk.’ Je weet eigenlijk al dat het eten zelf dan zó goed moet zijn om daar lekker te kunnen eten. Daar is bijna niet tegenop te koken. Terwijl we ook weten dat een maaltijd niet heroïsch goed hoeft te zijn om enorm goed te smaken in het juiste gezelschap.

Dat geldt voor management ook. Je creëert settings en ziet in welke setting bij welk gedrag en interactie als vanzelf, chic gezegd ‘emergent’, dingen ontstaan, telkens weer. Dan vragen er natuurlijk wel eens opdrachtgevers: ‘Ja, hoe weten we dat zeker?’ Want die willen dat dan gericht managen. Terwijl ik zeg, dat als we de context nou beïnvloedt, dan ontstaat het. Dan zeggen ze ook: ‘Wonderlijk hoe dat ontstond hè!’ Alsof het een extreme kans was, dat het toeval ons heeft geholpen. Terwijl het toeval natuurlijk in hoge mate bepaald wordt door de context, zoals bij een feest. ‘Wat een leuk feest!’ Ja, als een vakman een feest ontwerpt, een beetje muziek, goede drank, goede samenstelling en ook op tijd weet op te houden — want dat is het allerlastigst, nu ook voor mij in het praten, dat je weet wanneer je met schilderen, met elk vak, dat je weet wanneer je moet beginnen, waneer je moet interveniëren, maar ook weet wanneer het gedaan is. Wanneer je je handen er vanaf haalt. Veel wordt bedorven door er maar aan te blijven zitten. Dat geldt bij opvoeden misschien ook. Dus dat is voor mij context. Context is tijd en plaats, zoals bij het Grieks drama en de betekenis daarvan…

Wat ook bij me op komt is dat Pim Fortuyn keek naar de plek waar de minister van economische zaken Koos Andriessen, een echte man, sigaren rokend en weinig gevoel voor context — als hij kon zitten dan noemde hij het een stoel, hij had geen idee waarop hij zat; een tafel was een tafel, we kennen die houding wel: ‘Wat maakt het uit?’— en toen zag Pim Fortuyn de context waarin Koos Andriessen sprak met Fokker en het redden ervan en zei toen hij naar die ruimte keek: ‘Dat kon natuurlijk hier niet lukken.’ Dat heeft hij volgens mij goed gevoeld. Je weet, je komt soms een huis in en dan denk je: ‘Hier gaat natuurlijk nooit een gelukkig gezin wonen. Dat is godsonmogelijk.’ Je komt wel eens in een restaurant, dan zeg je: ‘Het eten kan heel goed zijn, maar echt goed wordt het hier nooit natuurlijk.’ Je weet eigenlijk al dat het eten zelf dan zó goed moet zijn om daar lekker te kunnen eten. Daar is bijna niet tegenop te koken. Terwijl we ook weten dat een maaltijd niet heroïsch goed hoeft te zijn om enorm goed te smaken in het juiste gezelschap. Dat je dan zegt: ‘Wat hebben we daar lekker gegeten’, en dat als je net als in je studententijd de wijn opnieuw proeft, je merkt how afschuwelijk die wijn eigenlijk was. Maar hoe belangrijk het gezelschap was waarin in je was toen je dat dronk. Waardoor je je goede wijn herinnert, die er strikt genomen niet was maar door het gezelschap werd gecreëerd.

Het belang van, laten we zeggen de verpakking, overstijgt verre de inhoud. Maar we zijn inhoud-geobsedeerd, maar niet echt hè, niet echt.

In de context gaat de wijn smaken

Dat is denk ik wat ik bedoel. Dat in de context de wijn gaat smaken. En dat kan er ook toe leiden; ik was ooit eens bij het Okura. Ik had een heel dure functie als raad van toezicht lid. Marcel van Aalst was directeur en nam afscheid. En we dronken sake. Ik ben niet zo’n sake liefhebber en ik drink het niet zo vaak, dus ik dronk het onbedachtzaam. Tot hij bij het tweede glaasje zei: ‘Jullie drinken nu de allerbeste sake die in Japan wordt geproduceerd.’ Bij het eerste glas had ik geen idee, ik had gewone sake gedronken. Maar toen hij eenmaal de context creëerde van de bijzonderheid, toen proefde ik ook dat ik wel een hele bijzondere sake dronk. Dus het verhaal maakt de belevenis. In mijn lezingen hou ik wel het verhaal waarin ik schets waar iemand naar Turkije gaat en een afschuwelijke vakantie heeft. Dan vertel ik hetzelfde verhaal exact opnieuw maar met een andere toon. Dan blijkt in het gehoor de inhoud niet te tellen, maar de toon waarop ik het vertelde wel. Want het eerste verhaal in de juiste toon is afschuwelijk als vakantie, en met dezelfde inhoud verteld op een andere toon en je denkt: ‘Ik wil daar ook naartoe!’ Dus het belang van, laten we zeggen de verpakking, overstijgt verre de inhoud. Maar we zijn inhoud-geobsedeerd, maar niet echt hè, niet echt.

Dat geldt ook voor een goed gesprek. Een goed gesprek is inhoudelijk. Als je het uittikt, dan blijft er soms heel weinig van over. En toch weet je dat het heel bijzonder was. Dan leest iemand dat en denkt… Dat zou ons nu ook kunnen bedreigen beste kijker. Dat als dit wordt uitgetikt door Marcel Kampman, dat hij zegt: ‘Het klonk wel heel goed, maar toen ik het uittikte bleef er weinig van over.’ Mij maakt dat niet zoveel uit, want ik vermaak mij nu. Want hij schept voor mij nu context waarin ik dankzij die camera, zoals je dat met een spiegel kunt hebben of in fantasie… Ik hield vroeger in mijn fantasie redevoeringen, daar hebben mensen nu nog last van want ik vraag er nu geld voor. Maar ik begin als jongetje eigenlijk al, dan niet tussen de schuifdeuren want die hadden we thuis niet, mensen toe te spreken die er niet waren. Nu ze er wel zijn maakt het me eigenlijk niet zoveel uit, want als je gedreven bent dan zie je na een tijdje je eigen publiek niet meer. ‘Het leek wel of ze er niet waren, zo was ik ermee verbonden.’ Dus het is ook een fantasie. Eigenlijk Annie M.G. Schmidt voor volwassenen.

Thank you for taking the time to read the article and/or watch the video. I hope that you enjoyed it. If you did, don’t forget to hit the clap button (the icon of the hands below or on the left side of your screen) so I know I connected with you. Follow me here on Medium to automagically see new stories pop up on your Medium homepage. Or follow me on LinkedIn, I also share updates and stories there. Thank you for your support!

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.