Hoe Lammert Kamphuis ruimte geeft door te mogen twijfelen
Happyplaces Stories (video)
Soms bots je op een begrip dat samenvalt met je gedachten, of waar je mee bezig bent, en dan had je gewild dat je het zelf had bedacht. Zo botste ik op het begrip ‘perspectivistische leningheid’. Naast dat het een prachtige score oplevert bij een potje scrabble, vat het ook een van mijn drijfveren voor Happyplaces als project. Als ik deze inleiding schrijf staat de teller inmiddels op 953 gesprekken in de afgelopen tien jaar. Als er iets is wat me dat oplevert is dat ik steeds perspectivistisch leniger word; ik doe inmiddels zo een perspectiefspagaat zonder dat ik de dag erna verga van de perspecspierpijn. Auteur van het begrip is Lammert Kamphuis, als filosoof is hij superlenig in zijn perspectivisme, zoals alle filosofen.
Vorig jaar tijdens een van de vele corona lockdowns volgde ik ‘Filosofie in vogelvlucht’, een 10-delige online-introductiecursus filosofie via The School of Life Amsterdam. Zo’n beetje wekelijks vloog ik als een vogel door de kennis en wijsheden heen over de grote vragen van het bestaan, vaardig, vlot en vrolijk verteld door Lammert. In een hoog, maar precies langzaam en snel genoeg tempo vlogen we door het gedachtegoed van Plato, Aristoteles, Kant, Descartes, Marx tot en met Žižek en Nussbaum heen en vogelde ik meer over het leven uit. Een cadeautje, een feest voor je geest, moet je zeker doen als je de gelegenheid hebt.
Lammert is geboren in Voorburg. Na in Zwolle het gymnasium te hebben afgerond, is hij afgestudeerd in Filosofie aan de Universiteit Utrecht, in Theologie aan de Theologische Universiteit in Kampen en heeft hij een eerstegraads docentenbevoegdheid gehaald aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na zijn studies was hij docent Filosofie op middelbare scholen, hogescholen en universiteiten.
In 2014 startte hij zijn eigen onderneming en werkt sindsdien als filosoof en spreker voor veel verschillende soorten opdrachtgevers. Het is zijn missie om zoveel mogelijk mensen te laten ervaren hoe filosofie ze kan helpen in het dagelijkse leven. Lammert is een veelgevraagd spreker in het bedrijfsleven, sprak zes jaar op rij voor volle zalen op Lowlands, is hoofddocent bij The School of Life Amsterdam en huisfilosoof bij Koffietijd/5 Uur Live op RTL 4. In 2018 is zijn debuut ‘Filosofie voor een weergaloos leven’ verschenen bij De Bezige Bij, inmiddels ligt de twaalfde druk in de winkel. Het boek is al verschenen in het Duits en Spaans en wordt nu naar het Zuid-Koreaans vertaald.
Ik zocht hem op thuis in Amsterdam en filosofeerden een paar uur en namen een stukje op, waarna we rondom zijn huis op zoek gingen naar mooie plekken om wat foto’s te maken. Met natuurlijk de hele tijd die twinkelende ogen en aanstekelijke gulle lach die je gelijk ontmoet als je Lammert ontmoet, nieuwsgierig naar iedereen en alles om hem heen.
Het transcript is licht bewerkt om leesbaarheid te verbeteren.
Geen ruimte
Ruimte is voor mij vooral te mogen twijfelen en vragen te mogen stellen. Dat komt omdat ik daarvoor in mijn jeugd helemaal geen ruimte had. Ik ben opgegroeid in een streng gereformeerde kerk, Gereformeerde Kerk vrijgemaakt. Dat klinkt wel vrij, maar het was behoorlijk orthodox en traditioneel. Het betekende dat er op alle vragen van het leven zoals ‘waarom zijn we hier?’, ‘wat is de zin van het leven?’ of ‘wie ben ik?’ er maar een duidelijk antwoord bestond. Het was de bedoeling dat je dat antwoord je eigen maakte. Dat ging dus niet over zelf tot ideeën komen, maar over het je eigen maken van de antwoorden die er al waren. Mijn vader was dan ook nog eens predikant en hoogleraar Dogmatiek, die ging over de dogma’s van de kerk. Dus ik zat thuis ook middenin de antwoorden.
Ruimte is voor mij vooral te mogen twijfelen en vragen te mogen stellen. Dat komt omdat ik daarvoor in mijn jeugd helemaal geen ruimte had.
Mijn beide opa’s waren dominees. Een van de opa’s had die kerk ook mede opgericht. Dus niet alleen in de kerk, maar ook thuis waren er stevig in beton gegoten waarheden. Dat gaf natuurlijk geen ruimte. Er werd ook in andere christelijke denominaties, in andere kerken, grappen gemaakt over onze kerk. Zo van: ‘Als je later in de hemel komt, dan loop je langs een kamer en dan moet je even stil zijn.’ ‘Waarom dan?’ ‘Nou, daar zitten de vrijgemaakten en die denken dat ze alleen in de hemel zijn.’ Vanuit het idee dat de vrijgemaakten de enige zijn die de waarheid hebben en de andere denominaties niet. Wat een bizar idee is, want er zijn miljoenen, zo niet miljarden andere christenen. Maar nee, wij waren de enigen die de waarheid in pacht hadden.
Ik ben behoorlijk lang in die ideeën opgegroeid. Er is daarbinnen geen enkele ruimte om te twijfelen of om vragen te stellen. Ik ging op mijn achttiende ook nog eens theologie studeren, met het idee om zelf predikant te worden en de waarheden zelf verder te verkondigen. Maar langzamerhand, door de jaren heen, was er toch iets van twijfel over bepaalde ideeën opgekomen bij mezelf. Als ik thuis of aan de predikant een vraag stelde, kwam daar lang niet altijd bevredigend antwoord op. Vaak was het antwoord dat sommige vragen van de duivel kwamen of zondig waren, en dat je die eigenlijk niet hoorde te stellen. Maar die vragen waren er wel en ze werden ook steeds sterker.
Hè!? Die hoogleraar heeft me helemaal niet verteld hoe het echt zit. Hij heeft helemaal niet ‘de waarheid’ verteld, hij heeft helemaal geen antwoorden gegeven. Ik denk dat die ervaring voor mij zo bevrijdend is geweest en ruimte heeft gemaakt, dat ik daar sindsdien niet meer van losgekomen ben.
Ruimte proeven
Na een paar jaar theologie studeren in Kampen, ben ik er filosofie naast gaan studeren in Utrecht. Ik weet nog, toen ik de eerste avond filosofie college had gehad in Utrecht en in de trein terug zat naar Kampen, ik me bedacht: ‘Hè!? Die hoogleraar heeft me helemaal niet verteld hoe het echt zit. Hij heeft helemaal niet ‘de waarheid’ verteld, hij heeft helemaal geen antwoorden gegeven. We zijn naar huis gestuurd met de opdracht er nog eens goed op te kauwen en nadenken.’ Dat was denk ik de eerste keer dat ik die ruimte begon te proeven. Dat ik dacht: ‘Het is dus mogelijk dat je met elkaar in gesprek bent en je niet bezig bent elkaar tot de ene waarheid of het ‘ware’ perspectief te leiden. Maar dat je elkaar naar een soort van nieuwsgierigheid kon leiden waarin niemand het precies weet, maar dat het wel echt interessant is om ergens verder over na te denken. Zonder een idee te hebben wat het antwoord is.’ Ik denk dat die ervaring voor mij zo bevrijdend is geweest en ruimte heeft gemaakt, dat ik daar sindsdien niet meer van losgekomen ben.
‘Het is de kunst van het leven om geduld te hebben met de vragen en niet meteen antwoorden te willen hebben. Maar om de vragen te leven, en dan op een dag langzaam het antwoord in te leven.’
Ik heb zoveel plezier gekregen in steeds weer je eigen ideeën kunnen bevragen op het moment dat je denkt dat je weet hoe het zit, om dat dan meteen weer te kunnen betwijfelen. Sommige mensen vinden dat vermoeiend, maar ik vind het heerlijk om te genieten van ‘het leven van de vragen’. Er is een tekst waar ik later op stuitte van Rainer Maria Rilke, een dichter die in het Duits schrijft. Hij zegt zo ongeveer: ‘Het is de kunst van het leven om geduld te hebben met de vragen en niet meteen antwoorden te willen hebben. Maar om de vragen te leven, en dan op een dag langzaam het antwoord in te leven.’ Ik vind dat een schitterend beeld dat heel veel ruimte geeft aan het leven.
Ik gaf afgelopen weekend nog een retraite met de titel ‘Vind je droombaan’. Ik zeg vaak aan het begin van zo’n retraite gekscherend: ‘Zaterdagavond weet je wat jouw droombaan is. Dan gaan we zondagochtend verder met hoe je dat kunt bereiken en dan gaan we weer naar huis.’ Het punt is, natuurlijk, dat je dat na zo’n weekend ook nog niet weet. Waarschijnlijk weet je aan het eind van je leven nog steeds niet wat je droombaan is. Maar het is een heerlijke vraag om te gaan leven. Niet om te denken ‘nu heb ik mijn droombaan’ en die krampachtig te gaan verdedigen voor jezelf door te zeggen: ‘Het is geweldig wat ik nu doe.’ Maar dat je je hele leven lang nieuwsgierig en open blijft naar wat er bij je zou kunnen passen, om op die manier te ontdekken wat de belangrijke vragen zijn voor jou, en om die dan te gaan leven.
Perspectivistische lenigheid
Ik noem filosoferen wel eens een training in perspectivistische lenigheid. Filosoferen gaat voor een heel groot deel over leren je eigen perspectief te bevragen en daardoor beter in staat te zijn om je te verplaatsen in het perspectief van een ander. Ik denk dat dàt is waar ik zo van hou, omdat dàt precies is waar ik als kind wel behoefte aan heb gehad maar geen ruimte voor heb gevoeld. Dat zit in ruimte voor denken, voor vrij ideeën. Maar ook in ruimte voor je lichaam. Daar was waar ik ben opgegroeid ook weinig ruimte voor.
Ik noem filosoferen wel eens een training in perspectivistische lenigheid. Filosoferen gaat voor een heel groot deel over leren je eigen perspectief te bevragen en daardoor beter in staat te zijn om je te verplaatsen in het perspectief van een ander.
Als je op zondagmiddag geen zin had om voor de tweede keer naar de kerk te gaan om anderhalf uur op een harde houten stoel te gaan zitten om te luisteren naar een predikant die vaak ook best wel dingen vertelde over een boze god, dan heb je daar als kind lang niet altijd zin in. Die weerstand daar tegen voel je ook heel lijfelijk. Maar dat gevoel in je lijf is eigenlijk zondig. ‘Maar, dat we dit doen, twee keer naar de kerk gaan, dat is goed.’ Het gebeurt niet alleen op zondagmiddag, maar de hele tijd door. Dat je ergens zin in hebt, om bijvoorbeeld uit te gaan als tiener; maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Rond seksualiteit was ook heel weinig ruimte om te luisteren naar lijfelijke behoeftes. Ook als je een bepaalde weerstand voelde tegen wat er verteld werd in de kerk, was dat behoorlijk lastig. De wereld werd in twee kampen opgedeeld. Een goed en een slecht kamp. Er was ook veel oordeel. Daar kon je dan wel eens je twijfel bij hebben. ‘Is het nou wel correct dat de wereld zo…?’ ‘Dat bepaalde mensen die in de wereld zo veroordeeld worden?’ Al dat soort ervaringen, lijfelijke gevoelens, konden er niet zijn. Er was geen ruimte voor het lichaam.
Gereïncarneerd op mijn 29ste
Het proces dat ik uit die kerk gestapt ben en een nieuw leven ben gaan leiden vanaf mijn 29ste, is misschien wel vrij laat — of misschien ook wel vrij vroeg, dat weet ik eigenlijk niet. Ik heb mezelf wel eens kwalijk genomen dat ik er pas zo laat uitgestapt ben. Nu denk ik ook wel eens dat ik dat misschien voor die tijd niet kon. Ik heb dat proces vanaf mijn 29ste ook wel ervaren als letterlijk reïncarnatie. Terug mijn vlees in, mijn lichaam in — wat ook de betekenis van het begrip is — dus ruimte maken voor het lichaam, ruimte die er voor de tijd niet was. Dat betekende ruimte voor mezelf: ruimte voor wat er lijfelijk gebeurt, voor vragen, twijfelen, ideeën.
Ik heb dat proces vanaf mijn 29ste ook wel ervaren als reïncarnatie. Terug mijn vlees in, mijn lichaam in— dus ruimte maken voor het lichaam, ruimte die er voor de tijd niet was. Dat betekende ruimte voor mezelf: ruimte voor wat er lijfelijk gebeurt, voor vragen, twijfelen, ideeën.
Vanaf mijn 30ste is dat een soort feest geworden om dat te mogen ervaren. Om die ruimte te ervaren, voor mezelf ruimte te maken en het door mijn werk ook voor anderen ruimte te kunnen maken. Om anderen uit te dagen om op nieuwe manieren te leren denken. In werk, over vriendschappen, over het liefdesleven, over politiek; over alle gebieden van de levenskunst. Om te ontdekken waar je jezelf misschien teveel hebt vastgezet in ideeën over hoe het hoort, maar dat dat je ook in de weg zit om meer jezelf te kunnen ontplooien, te gaan bloeien. Dat kan in hele kleine dingen zitten.
Speelruimte
Ik geef veel lezingen bij organisaties en op congressen. Daar kan ook een idee heersen hoe je je op het werk hoort te gedragen. Bijvoorbeeld door niet teveel humor, teveel speelsheid, ‘hier doen we serieuze dingen’. Er is een Nederlandse filosoof, Johan Huizenga, die zegt: ‘We zijn als mens homo ludens. We zijn spelende wezens.’
De eerste tien tot twaalf jaar van ons leven zijn we spelenderwijs mens geworden. Op een gegeven moment worden we ouder. Dan komen er verwachtingen en verantwoordelijkheden. Dan raken we langzamerhand de band met dat spelende kind in ons kwijt. Ik denk dat het ook heel gezond kan zijn om jezelf een ander perspectief op jezelf te gunnen. Dat kan op de werkvloer, maar ook daarbuiten, om jezelf ook even te zien als een spelend wezen. Zodat je het spelen, die speelse kant van jezelf, ook een beetje de ruimte kunt geven.
Ik denk dat als je niet speelt in je werk dat het heel moeilijk wordt om creatief te zijn. Einstein zei ooit ‘creativity is intelligence having fun’. Je gunt jezelf op zo’n moment een ander perspectief, even een andere blik. Even een beetje lenigheid in perspectieven op jezelf, hoe je naar jezelf kijkt.
Ik was een tijdje geleden bij een advocatenkantoor. Ik vroeg hen of zij nog speelden in hun werk. Zij kwamen daarover discussiërend tot een mooi idee hoe ze meer konden spelen. Ze hadden een soort competitie bedacht voor wie de meeste zelfverzonnen spreekwoorden in de rechtszaal zou kunnen gebruiken. Als ze dan zouden gaan pleiten, dan kreeg je bijvoorbeeld: ‘Als de koe niet over de heg springt, dan zullen de zwanen nooit wakker worden. Dus we moeten nu actie ondernemen…’ Ze hadden het plan om de laatste vrijdag van de maand te kijken wie de meeste van die zelfverzonnen spreekwoorden gebruikt had, die won dan een goede fles wijn. Ze hadden er ook gelijk zin in om dat te gaan doen.
Het mooie daarvan is dat je jezelf even een ander perspectief geeft op jezelf als professional. Dan ontstaat er opeens een heel andere cultuur, een heel andere band met elkaar en ook veel meer frisheid en creativiteit in je werk. Ik denk dat als je niet speelt in je werk dat het heel moeilijk wordt om creatief te zijn. Einstein zei ooit ‘creativity is intelligence having fun’. Je gunt jezelf op zo’n moment een ander perspectief, even een andere blik. Even een beetje lenigheid in perspectieven op jezelf, hoe je naar jezelf kijkt. Ik merk dat ik er ontzettend veel plezier in heb om in die ruimte steeds op andere manieren naar mezelf te kijken. Naar andere situaties, naar anderen en om dat vanuit de filosofie aan te jagen, aan te moedigen. Ik heb daar zelf veel baat bij gehad. Om die ruimte te leren kennen en om van die vrijheid van denken te leren genieten. Ik merk tijdens lezingen, workshops of sessies die ik bij bedrijven doe, dat daar heel veel vrijheid of de innovatie zit om tot nieuwe ideeën te komen.
Ik heb soms wel het idee dat de samenleving waarin we nu leven eigenlijk steeds meer op die kerk gaat lijken waar ik met pijn en moeite uitgestapt ben. Dat het ook een samenleving wordt waarin het steeds makkelijker wordt om vast te komen zitten in je eigen filterbubbel, of tunnelvisie.
We worden in de samenleving lang niet altijd meer uitgedaagd om anders te denken, of om even buiten onze tunnelvisie te geraken. Dus die lenigheid in het wisselen van standpunten is misschien ook wel een vaardigheid die misschien ook niet wordt aangesproken door een samenleving waarin we nu leven. Ik heb soms wel het idee dat de samenleving waarin we nu leven eigenlijk steeds meer op die kerk gaat lijken waar ik met pijn en moeite uitgestapt ben.
We worden steeds bevestigd ons eigen gelijk, zowel online als offline. Als je het dan over ruimte maken hebt, je ruimte wordt dan eigenlijk steeds kleiner. Je wordt steeds minder uitgedaagd om anders te denken.
Dat het ook een samenleving wordt waarin het steeds makkelijker wordt om vast te komen zitten in je eigen filterbubbel, of tunnelvisie. Online bepalen algoritmes welke dingen we te zien en te lezen krijgen waarmee we het toch al lang mee eens zijn. Ook offline. Uit onderzoek blijkt dat vriendenkringen en sociale kringen steeds homogener worden. We gaan steeds meer om met mensen met ongeveer dezelfde achtergrond, ongeveer hetzelfde niveau van welvaart, opleiding en meer. Sociologen hebben het wel eens over een samenleving vol van echokamertjes, waar we de hele tijd mensen dingen horen zeggen, die we net zelf daarvoor ook zeiden. We worden steeds bevestigd ons eigen gelijk, zowel online als offline. Als je het dan over ruimte maken hebt, je ruimte wordt dan eigenlijk steeds kleiner. Je wordt steeds minder uitgedaagd om anders te denken. Polarisatie blijkt ook toe te nemen.
Filosofie als medicijn
Ik denk dat de ruimte om uit onze filterbubbels en tunnelvisie te geraken en er plezier in te hebben om onszelf uit te dagen om anders te denken, voor de samenleving en individuen echt van belang is. Omdat het anders een samenleving wordt waarin we vanuit onze eigen bunkers alleen over andere bunkers praten, of over mensen in andere bunkers. Maar het wordt steeds moeilijker om elkaar te verstaan en te begrijpen. In die lenigheid van het kijken vanuit iemand anders zijn ogen naar een situatie zit ook begrip, nieuwsgierigheid naar elkaar. Ik denk dat daarin filosoferen daarin een echt een gezond medicijn is voor een samenleving die steeds verder polariseert, om daarmee nieuwsgierig te zijn naar elkaars perspectieven.
Dus waar ik in mijn eigen leven gedurende de jaren steeds meer plezier heb gekregen in die ruimte van vragen stellen, twijfelen en anders leren denken, denk ik dat het ook een vaardigheid is die we heel goed met elkaar kunnen gebruiken. Dat geldt absoluut op de werkvloer om tot meer creativiteit, innovativiteit, veerkracht en werkplezier te komen. Maar zeker ook in de samenleving. Om zo meer begrip en ruimte te creëren waarin we nieuwsgierig zijn naar elkaars ideeën, zonder ze bij voorbaat al veroordelen of af te schieten.