Hoe Lucas Mol ruimte maakt door schoonheid te zien in lelijkheid

Happyplaces stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
15 min readSep 19, 2020

--

Glinstering in de ogen. Wat gehaast, want nog niet af en open, maar bovenal die glinstering in de ogen, zichtbaar gemaakt in ogenschijnlijk absurdistische oplossingen die prima werken. Soort van Marcel Duchampig soms. Pop-art met een nut, gemaakt van vaak nutteloos geworden spullen. De Groene Afslag was nog niet open. We mochten het gebruiken als locatie om een serie filmpjes te maken voor de Amsterdam Economic Board. Over duurzame en circulaire initiatieven in de metropoolregio Amsterdam. Lucas was één van de serie, en wachtend op zijn beurt was hij intussen druk in de weer met het inregelen van mensen, spullen, bouwvolk en ander volk. Die glinstering was een reden om meer te willen weten toen ik leerde dat Lucas de man van de plek was. Er zat duidelijk meer achter die glinstering. Ik maakte hier om Medium vast een story aan ‘Hoe Lucas Mol ruimte maakt…’

Intussen leerde ik meer over Lucas. Over een molshoop? Over een auto aan de muur als keukenkast. Wat weken later spraken we elkaar weer. De Groene Afslag is inmiddels een van de vaste afspreekplekken in het midden van het land. Precies om de reden die Lucas in zijn verhaal opsomt: makkelijk bereikbaar, prettig informeel, goed gevoel en serieus met een glimlach. Zielrijk. Prettig gek goed. Ramvol persoonlijkheid, eigenheid. Norbert kan ook zulke plekken maken. En de kerk van Johan (Kessels-)Kramer en Matthijs heeft dat ook.

Een paar bezoeken later kwam ik Lucas weer tegen en vroeg hem of hij zijn verhaal wilde delen. Wilde hij wel en schreef zijn nummer op een ansichtkaart. Weken, maanden later vond ik die eindelijk terug en stuurde hem een berichtje. Waar we dan zouden afspreken. Inmiddels was ik ook wel nieuwsgierig geworden naar die molshoop, zijn huis. Want als je gaat zoeken dan leer je al snel dat het huis ook internationaal nogal is opgevallen, dat crews van over de hele wereld langs zijn geweest om te filmen. Maar ook omdat het huis inmiddels verkocht is om ruimte te maken voor een volgend avontuur. Een verhaal over het huis, over ruimte verliezen in de reclame en die terugvinden in andere disciplines, over de groene afslag nemen, spelen, creativiteit en schoonheid in lelijkheid.

Het transcript is licht bewerkt voor leesbaarheid

Zielvol

Hier gast 901 met weer een aflevering ‘Oeverloos gelul over ruimte’. ‘In de ruimte’ misschien wel. Ik heb hier de ruimte. Ik zit in mijn eigen huis. In de volksmond ‘De Molshoop’, Mol’s hoop op een groenere toekomst. Tien jaar geleden maakten we hier het plan manifest om een duurzaam huis te gaan bouwen. Ik heb samen met mijn liefde Sanne Oomen, die een goede architect is, deze ruimte gecreëerd. Een ‘open space’, onze eigen wereld, waar haar wereld als architect en mijn wereld als reclamecreatief, maar vooral misschien ook wel als kunsthistoricus door elkaar geroerd zijn. Het is een heer-lij-ke ruimte om te wonen. In het bos. Aan de ene kant komen mensen binnen die denken: ‘Wow, waar ben ik terecht gekomen? Het lijkt wel een museum.’ En aan de andere kant is het een lompe betonnen bak waar een blind paard geen schade aan kan richten, alhoewel het onze twee zoons van 8 en 11 regelmatig lukt om wat naar de gallemiezen te helpen. Maar, door de bank genomen is het gewoon een lomp ding van staal, glas en beton waar weinig fout kan gaan.

Het leukste compliment dat we krijgen is als mensen zeggen: ‘We weten dat het nieuwbouw is, maar we voelen dat er ziel in het huis zit.’ Dat hebben Sanne en ik wel geprobeerd. het is nieuwbouw, maar we hebben er zoveel mogelijk oude materialen doorheen geroerd om inderdaad een beetje ziel in het huis te brengen.

Het leuke van deze ruimte, en dat is misschien wel het grootste compliment wat we krijgen als mensen hier komen, als ze hier dan verbaasd rondlopen en die creativiteit zien en het allemaal bijzonder vinden… Er is maar een keer iemand geweest in die tien jaar dat we hier nu bijna wonen, die zei: ‘Ik vind het allemaal maar raar, ik vind het niks. Ik zou hier nooit willen wonen.’ Maar alle, misschien is dat politiek correct, zeggen altijd: ‘Wow, wat een leuke fijne plek.’ Het leukste compliment dat we krijgen is als mensen zeggen: ‘We weten dat het nieuwbouw is, maar we voelen dat er ziel in het huis zit.’ Dat hebben Sanne en ik wel geprobeerd. Het is nieuwbouw, maar we hebben er zoveel mogelijk oude materialen doorheen geroerd om inderdaad een beetje ziel in het huis te brengen. Geen deur is hetzelfde, geen klink is hetzelfde, het is allemaal oude zooi. Misschien was dat al met de circulaire gedachte voordat het begrip ‘circulaire economie’ bestond. We hebben extreem eclectisch alle stijlen door elkaar geflikkerd die wij mooi en leuk vonden. Op, boven, naast elkaar, op z’n kop, achterstevoren, gebruikt en opgehangen om deze ruimte te creëren. Omdat het een grote bak is, zijn er in de circulaire gedachte in houtbouw en aantal kleine doosjes ingezet waar alle kamers in verstopt zitten. Zodat een volgende bewoner kan bepalen of hij er liever een Chinees restaurant of fietsenstalling van maakt. Omdat hij in een weekend de binnenbouw eruit kan meppen en dan een nog grotere ruimte heeft om zijn of haar ding hier te doen.

Ruimteveel

Ik vind dat heerlijk, die grote ruimte, ‘lebensraum’ om te kunnen ademen, te kunnen zijn. De grap is dat Sanne, mijn vrouw, de moeder van mijn kinderen, we zijn niet getrouwd, steeds meer het gevoel heeft dat het teveel is. Teveel ruimte. Het is ook een open ruimte. Ik ben extrovert en vind het leuk om hier mensen te ontvangen, om af en toe voor groepen te staan en om in een camera te lullen. Zij is een heel stuk introverter. Als er hier dan eens iets geweest is, loopt ze heel vaak met brandende salie rond om de ruimte weer een beetje te ‘clearen’, om al die vreemde energieën weg te jagen. Ze vind dat ze niet van haar werkkamer ongezien naar bijvoorbeeld de slaapkamer kan gaan, omdat alles door die ene grote ruimte moet. Dat zou ze bij een volgend huis, wat er aan zit te komen omdat we hier over een paar maanden weg gaan, veel compacter en kleiner willen hebben.

Dat gevoel, dat het kleiner kan, heb ik ook maar vanuit een heel ander perspectief. We zijn tien jaar geleden met het duurzame huis begonnen. We zijn nu tien jaar verder op dat groene pad. Ik zou nog wel een keer iets willen bouwen, want dit is het allerleukste project in mijn hele leven geweest. Om ons eigen huis te bouwen, te creëren. Gek genoeg denken mensen dan vaak als je iets gaat bouwen dat het alleen maar gedoe is, met ruzie. Maar we hebben dat samen fantastisch gedaan, met heel veel plezier. We hebben avond aan avond zitten schetsen, tekenen, bedenken, spullen zoeken, dingetjes regelen en ritselen. Vanuit die duurzame gedachte denk ik steeds meer: hebben we wel zoveel ruimte nodig? Nou ben ik niet een type dat nu doordraaft en nu in een tiny house gaat wonen. Maar ik denk wel dat het een tandje minder kan. Want een groot huis is groot gedoe. Grote tuin, groot gedoe. Dat kan allemaal wel wat minder. Niet alleen om van het gedoe af te zijn, maar ook omdat dan de impact op Moeder Aarde een stuk minder is. Alhoewel, als je het bouwt en creëert vanuit echte duurzame grondbeginselen dan kun je op dat vlak af en toe wel eens een veer laten. Dit hele huis gebruikt minder energie dan een doorsnee driekamerappartement in Amsterdam-West geloof ik. Dus je hoeft het daar allemaal niet vanaf te laten hangen. En, als we naar een samenleving overgaan die niet meer draait om schaarste maar om overvloed, dan kunnen we in de toekomst stoken voor de buren. Wat mijn ouders decennia lang riepen: ‘Deuren dicht! We stoken niet voor de buren!’, dat maakt dan straks niet meer uit. Hier lukt het al om met 36 zonnecellen deze enorme kast van energie te voorzien. Dus als we kleiner gaan wonen moet dat helemaal makkelijk zijn en niet meer uitmaken.

Ruimere creativiteit

Uiteindelijk gaat er een nieuwe plek komen en gaan we hier niet met pijn in ons hart weg. Want we zijn meer van het creëren dan van het beheren en we wonen hier al bijna tien jaar. Dus we gaan als een dolle weer iets nieuws creëren. Dat hebben we al samen gedaan door een soort van openbare versie van het huis te maken, in de vorm van De Groene Afslag, daar zal ik zo nog wat meer over vertellen. Maar ik wil eerst nog iets vertellen over het maken van deze ruimte en creativiteit. Ik heb een reclamebureau gehad in de Vondelkerk en daar hebben we ook geprobeerd in een kerk een bijzondere ruimte te creëren. Toen ik wegging bij mezelf, bij mijn eigen bedrijf, toen hadden we net dit huis gemaakt. Wat me altijd frappeerde in de reclame — waar een heleboel mensen werken die heel veel creatiever en beter zijn dan ik — dat het wel leek alsof ze allemaal een paadje in hun hoofd af liepen en dan kwam er altijd een filmpje uit. Of er kwam een advertentie uit. Als ik ergens over na ging denken, kwam er een congres uit, een raar iets uit, of een gebouw. Het leek wel alsof ik een creativiteit had die veel breder aangewend kon worden. Je hebt van die specialisten die heel goed zijn in het maken en bedenken van filmpjes — dat was ik helemaal niet. Ik heb nog nooit een behoorlijk filmpje gemaakt. Maar ik kan dan wel een fysieke ruimte creëren, met alle facetten. Natuurlijk geholpen door Sanne en haar compagnons. Dat voelde voor mij als een soort van oeverloze bron die op heel veel manieren afgetapt kan worden en niet alleen maar met reclame.

Afslag Groene Afslag

Omdat ik met dat duurzame huis bezig was, ging reclame maken voor consumeren me steeds meer tegen de borst stuiten. Omdat ik dan heel vaak dacht: ‘Kan het niet wat minder? Het kan toch niet zo zijn dat ik op deze aardkloot ben om Unilever van 45 miljoen verkochte rookworsten naar 50 miljoen verkochte rookworsten te helpen?’ Toen dat kwartje eenmaal gevallen was, werd het vrij snel duidelijk dat ik met reclame op moest houden en ergens anders iets moest creëren. Mijn huis was de eerste stap. Het was een soort van opstap naar De Groene Afslag. Het gaf een soort van credibility, van: ‘Kijk eens, Sanne en ik kunnen wat maken, die kunnen echt een ‘happy place’, een bijzondere plek creëren’. Maar omdat Sanne zei: ‘Al die strapatsen van jou met al die mensen over de vloer, kan dat niet ergens anders?’, ontstond het idee om er een openbare versie van te maken. Waar ook duurzaamheid centraal zou staan. Dat is De Groene Afslag geworden. In een oud asielzoekerscentrum in het hart van Het Gooi, in het hart van het Goois natuurreservaat, pal naast de snelweg dus lekker makkelijk bereikbaar.

We proberen op allerlei manieren een ruimte te creëren waar mensen met plezier komen, waar ze op een comfortabele manier uit hun comfortzone gehaald worden.

Dat pand zou na twee jaar plat moeten. Wij kregen de kans om het nog een soort van creatieve apotheose te geven. We hebben er een horecaplek, een vergaderzalencomplex, kantoren voor koplopers in de circulaire economie van gemaakt. We proberen op allerlei manieren een ruimte te creëren waar mensen met plezier komen, waar ze op een comfortabele manier uit hun comfortzone gehaald worden. Het is zo langzamerhand wel duidelijk dat we een paar dingen in ons leven moeten veranderen willen we het allemaal fijn en prettig houden met z’n allen. Maar hoe dan? We zijn allemaal ‘one track pony’s’ die allemaal dezelfde paadjes in hun hoofd aflopen. Ik ook. Ik kan wel zeggen dat ik helemaal anders ben, dat is helemaal niet waar. We zijn uiteindelijk allemaal één pot nat en doe ik dat ook. Maar ik houd mezelf dan voor dat er meerdere paadjes zijn die naar Rome leiden. Er moeten een paar dingen veranderen. Bij De Groene Afslag proberen we dat mensen niet met een opgeheven vingertje, maar op een leuke manier te vertellen. Door vegetarische dingen serveren zonder dat het ergens speciaal is vermeldt. Doordat alles is gemaakt van oude zooi, zonder dat het denk ik een enorm kringloop-gevoel heeft. Natuurljk is het oude zooi waar we vaak een twist aan gegeven en het op een andere manier gebruiken waardoor mensen hopelijk het idee krijgen dat afval niet bestaat en dat je er altijd weer wat van kunt maken.

Ook komt er steeds meer een programmatische invulling onder, over en achter geplakt waardoor mensen op veel meer manieren in contact komen met hoe het anders kan. Workshops, ‘The School for Change’ die we gaan beginnen — om mensen aan de hand mee te nemen, maar altijd niet als de dominee met een vingertje omhoog. Want, wie ben ik om daar over te oordelen? Ik woon hier ook als een god in Frankrijk. In een kuip van 2.700 kubieke meter. Belachelijk groot. Dus wie ben ik dan om te zeggen dat jij het allemaal anders moet doen en je die dikke wagen of je wintersport maar op moet geven? Dat mag je allemaal blijven doen. Maar het is wel fijn dat je er over nadenkt, weet wat het veroorzaakt en op een gegeven moment beseft dat het ook op een andere manier kan. Waardoor je evenveel plezier, misschien nog wel meer plezier en lol hebt, maar op een manier die minder impact heeft op Moeder Aarde.

De lelijkheid de kans geven

We hebben hier thuis geprobeerd om zoveel mogelijk schoonheid te creëren. Dat is Sanne aan haar stand verplicht en ik als kunsthistoricus ook. De afgelopen jaren heb ik nogal wat over schoonheid geleerd. Mijn studie ging alleen maar over schoonheid, wat mensen de afgelopen 5.000 jaar hebben weten te creëren. Maar ik heb ook de schoonheid in lelijkheid leren zien. Dat kwam door een fotoreportage van een vriendin van mij, Suzan van de Roemer, voormalig fotografe. Doodzonde dat ze daar niets meer mee doet.

Ze heeft na de brand in Volendam op nieuwjaarsnacht in café ’t Hemeltje, waar de halve Volendamse jeugd brandwonden opliep, geloof ik een jaar lang een aantal van die slachtoffers gevolgd en gefotografeerd. Dat is een zeer indringende fotoreportage geworden. Ik was enorm getriggerd door een van die foto’s, waarop een jongen — ik weet zijn naam niet meer— nog kaler is dan Marcel zelf. Al zijn haar was eraf gebrand. Hij zit nog helemaal onder de brandwonden. Die foto vond ik prachtig. Dat kwam ook door het bijschrift, waarin hij zei dat hij zo jaloers was op Jan Mulder, omdat die zo’n gegroefde kop heeft, terwijl zijn huid nu helemaal strak staat van de brandwonden. Hij zei: ‘Ik zal mijn hele leven lang nooit rimpels krijgen’. Toen ging ik nog eens heel goed naar hem kijken en zag toen de schonheid in zijn lelijk verbrande kop en handen. Daar was ik van onder de indruk. Daar had ik het met Suzan over. Twee, drie jaar later belde ze me ineens op en zei: ‘Hé, die foto komt terug van een tentoonstelling, wil jij die hebben?’ Daar was ik enorm verguld mee.

Het gekke is, dat als we in Frankrijk op vakantie gaan en dan in een pittoresk dorpje komen, waar het gras tussen de gevelstenen zit, er mos groeit en het is allemaal verveloos is, dat we dat dan fantastisch en authentiek vinden. Maar als we thuiskomen beginnen we weer te boenen en moet alles gelikt en strak zijn.

Het idee om de schoonheid van lelijkheid te kunnen zien, dat heb ik ook wel een beetje door De Groene Afslag geroerd. Daar hebben we een heleboel lelijke dingen. We hebben een heleboel lompe doorbraken gedaan. Het strucwerk en de tegels hangen er half af… Omdat het absoluut niet logisch, economisch handig en slim is om in een slooppand dingen mooi af te gaan werken. Maar wat ik er later pas heb bij bedacht is, daar zat ook dat zaadje van Suzan, dat er heel veel schoonheid in zo’n afgebrokkelde muur zit. We leven hier West-Europa, in Nederland en zeker in Het Gooi in een omgeving waarin alles is aangeharkt. Alles is netjes, alles is met Monsanto spullen behandeld en het gras tussen de tegels weg gespoten. Zelfs de vrouwen zijn aangeharkt, mannen tegenwoordig ook. Die laten hun oogleden optrekken en weet ik wat allemaal nog meer. Het gekke is, dat als we in Frankrijk op vakantie gaan en dan in een pittoresk dorpje komen, waar het gras tussen de gevelstenen zit, er mos groeit en het is allemaal verveloos is, dat we dat dan fantastisch en authentiek vinden. Maar als we thuiskomen beginnen we weer te boenen en moet alles gelikt en strak zijn.

In Het Gooi is De Groene Afslag de enige onaangeharkte plek denk ik waar we daar ook aandacht voor vragen, voor de lelijkheid. De Japanners deden dat duizenden jaren geleden al. Die hadden geen grote dure huizen, nauwelijks meubels. Wat ze wél hadden was prachtig en heel fijn aardewerk. Ze hadden 10, 12, 20 rijstkommetjes waar ze alles mee deden. Het bijzondere was, dat als er eens een keer eentje viel, dan werd die gerepareerd met gouden Kintsugi lijm. Het leuke was, dat dat dan niet het zielige bakje was dat achterin de kast kwam te staan, maar dat was ineens het meest bijzondere bakje. Want dat bakje had wat meegemaakt. Dat was ineens het pronkstuk geworden. Vandaar die gouden lijm. Dat is denk ik wat we af en toe in De Groene Afslag ook doen. Gewoon die lelijkheid te laten zien. Sterker nog, om daar vaak ook de nadruk op te leggen, zodat we daar een beetje aan wennen. Dat we niet alles hoeven aan te harken, dat we niet alles tot in de finesses hoeven af te maken. Omdat dat niet handig is, omdat dat niet economisch is en omdat dat heel vaak ook niet mooi is. Ik hoop dat iedereen die nog eens aan een ruimte gaat sleutelen, daarmee trek ik het weer heel letterlijk naar de ruimte, daar eens bij stilstaat. Om ook de lelijkheid de kans te geven. En vervolgens ga je daar de schoonheid in zien.

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.