Hoe Paul Bos ruimte maakt door vooruit naar vroeger te gaan
Happyplaces stories (video)
Hij kreeg van zijn vader, toen hij weer terug kwam op de boerderij na een carrière als journalist, communicatie-adviseur, oprichter van een middelgroot adviesbureau en actief te zijn geweest in het bedrijfsleven een afgekorte hooivork. Hoeveel korter kon ik goed zien, omdat in de hoek waar Paul hem vandaan pakte een groepje hooivorken stond. Die Paul had gekregen was zeker een halve meter korter. Zodat hij niet teveel, inderdaad, hooi op zijn vork kon nemen. Om het te illustreren deed hij het voor. Die extra 50 cm vergt een boel meer routine en kracht om maximaal effect te hebben van de hefboomwerking. Wat je niet hebt als je net begint.
Ik trof Paul, of eigenlijk boer Paul Bos, in de entree van de boerderij. Een prachtige plek, gelegen naast Het Fort bij Aalsmeer, onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Fruitbomen, schapen en af en toe een opstijgend vliegtuig van het nabijgelegen Schiphol. We boksten elkaar welkom en namen plaats in de arena van hooibalen, waar hij mensen ontvangt om ze door verhalen mee te nemen in de wijsheden van de boer en de natuur. ‘De grondgedachte’ noemt hij dat. Zijn overtuiging is dat we kunnen veel leren van de natuur. Als het gaat om leiderschap en management, hoe je succesvol verandering organiseert, maar ook over persoonlijke groei en ontwikkeling. Dat groei altijd van binnen naar buiten gaat. En dat er alleen maar groei mogelijk is als je eerst zorgt voor vruchtbare grond, wat een boer tot in alle details in zijn vingers heeft. Al eeuwen lang. En als je dat doet, de groei als vanzelf komt. Omdat het gras niet harder groeit als je er aan trekt.
Paul was op mijn radar verschenen nadat ik sprak met Suzanne Leclaire-Noteborn. Zij vertelde over hoe zij van Boer Bos, een boer met wie ze regelmatig wandelde, haar wijze man, veel had geleerd. Dat had me nieuwsgierig gemaakt naar meer. In de arena van stro vertelde Paul, met zijn erg prettige warme timbre, over het eenvoudige boerenleven met al z’n wijsheden, de overname van de ouderlijke boerderij, het werken op het land, het hoeden van een schaapskudde, het meebewegen in de vier seizoenen, de verbondenheid met de natuur en het samenwerken met zijn ouders. We hebben bijna een uur hebben opgenomen, maar dat had ook zonder problemen meer meer kunnen zijn. Paul zit vol verhalen en wijsheid.
Na alle verhalen was het tijd om de kudde te ervaren in het echt. Kijken wat er gebeurt. Wat we van de kudde kunnen leren. Om vervolgens door de schaapskudde in het veld verslagen te worden in een poging om de kudde weer terug door het hek te loodsen. Prachtig.
Transcript is licht bewerkt om leesbaarheid te verbeteren.
Ik ben een astma-kindje van huis uit. Ik had het altijd heel snel benauwd. Daarom denk ik als ik het woord ruimte hoor, aan dat ik als kind heel erg op mijn tellen moest passen om niet benauwd te raken. Later heb ik wel eens gelezen dat het mij heeft geholpen om goed verhalen te kunnen vertellen en om goed verhalen te kunnen schrijven. Zodat iemand die ze leest of luistert niet buiten adem raakt bij mij, wat ik allemaal niet wist toen ik kind was. De eerste tien jaar van mijn leven ben ik heel veel binnengebleven om te leren omgaan met die beperkte ruimte, terwijl ik op een boerderij ben opgegroeid. Ik ben een boerenzoon. Dat was best spannend. Elke keer als ik thuiskwam op de boerderij, elke keer als ik van school kwam, dan was dat stof daar en de uitdaging om actief te worden. Dat kon dan niet. De bevrijding kwam toen ik over de astma heen groeide. Later heb ik daar natuurlijk heel moeilijk over gedaan. Dat ik een astma-kindje ben geweest. Maar het heeft me enorm geholpen om in mijn latere leven, bij bepaalde momenten, elke keer weer ruimte te maken. Eerst via de ademhaling. Later via de omgevingen. Maar het heeft me ook geholpen om in mijn hoofd ruimte te maken.
Wie ben jij?
Dat kwam het beste weer terug toen ik zelf een project had bedacht — soms bedenk je projecten waar je zelf het slachtoffer van wordt — om met jonge managers naar andere landen te gaan, naar andere culturen. Ik had toen een bedrijf met veel mensen in dienst. We zaten tijdens zo’n reis in Burkina Faso met een groep van twaalf managers onder een boom om kennis te maken met vier stamhoofden. Er stond een soort tweedehands bank onder die boom. Het was heel warm. Wij maar wachten. Die bank bleef leeg. Wij stonden daar en wisten niet zo goed wat de bedoeling was. De tolk zei: ‘We zien wel.’ Dat ‘we zien wel’, dat kende ik wel van vroeger van mijn ouders. Die bij elk ingewikkeld probleem zeiden: ‘We zien wel.’ Dat is ook de reden dat ik ooit ben weggegaan van de boerderij, maar daarover later meer.
Ze wilden weten wie we waren. Of we in de buurt van onze ouders woonden. Dat kwam bij mij als een mokerslag aan. Niet dat ik daar ineens allerlei oplossingsrichtingen zag voor mezelf. Maar ik had wel het idee dat ik in twintig jaar tijd heel veel had bereikt. Dat ik heel veel nuttige dingen had geleerd in het bedrijfsleven. Maar ook dat ik in die twintig jaar tijd was weg bewogen waar ik vandaan kwam.
Wij stonden onder de boom. Heel langzaamaan kwamen daar vier oudere mannen stilzwijgend op de bank zitten. Ze keken ons alleen maar aan. Wij dachten dat er een gesprek zou volgen. De tolk zei: ‘Dat gaat ook wel gebeuren, maar ze willen eerst naar jullie kijken.’ Zeer ongemakkelijk. Toen wilden wij toch maar een beginnetje gaan maken, na tien minuten. Waarop de tolk zei: ‘Ze willen nog even wachten.’ Wij deden na een half uur nog eens een poging. Het bleek dat ze wachtten dat de rest van het dorp zich zou melden. Opeens zagen wij uit allerlei hoeken en gaten vrouwen, kinderen, oud en en jong, geiten… Alles kwam naar de bank toe, onder de boom. Toen was het moment. Ze vroegen, en dat is bij mij het doorbraakmoment geweest om meer ruimte gaan maken voor mezelf: ‘Willen jullie ons vertellen wie jullie zijn?’ We vertelden wat we allemaal deden. Iemand was directeur van een bouwbedrijf. Ik zat in de communicatie en marketing. Na een paar opmerkingen bleken ze bij de tolk aan te geven dat dat niet de bedoeling was. Daar snapten ze niet zoveel van. Ze wilden weten wie we waren. Of we in de buurt van onze ouders woonden.
Dat kwam bij mij als een mokerslag aan. Niet dat ik daar ineens allerlei oplossingsrichtingen zag voor mezelf. Maar ik had wel het idee dat ik in twintig jaar tijd heel veel had bereikt. Dat ik heel veel nuttige dingen had geleerd in het bedrijfsleven. Maar ook dat ik in die twintig jaar tijd was weg bewogen waar ik vandaan kwam. Met heel veel moeite hebben wij toen die vraag beantwoord. Het is nog steeds interessant, dat doe ik ook nu nog steeds op de boerderij, te vragen: ‘Wie ben je?’ En om dan niet voor te lezen wat er op je visitekaartje staat of op je cv of je LinkedIn profiel.
Er was een man bij die handelde in luxe huisdierenartikelen. Die zei aan het einde van die reis: ‘Paul, ik denk dat ik wat anders ga doen als ik terug ben in Nederland.’ Dat was zo’n mooie treffende conclusie van die ontmoeting daar. Je voelt je zo klein op zo’n moment en tegelijkertijd is het zo interessant om met die oude wijsheid kennis te maken. Daar begon voor mij opnieuw ruimte maken voor mezelf. Met dank aan deze vier stamoudsten.
Ik kreeg wat last van mijn nek. Mijn lijf ging een beetje sputteren. Het leek ook alsof mijn ziel ook zei: ‘Zo werkt het niet.’ (…) Het lijf zei: ‘We zijn klaar met het oude hoofdstuk.’ Ik vond dat ook. Maar ja, dat nieuwe hoofdstuk was er nog niet. Dat was mijn eerste echte ervaring met ruimte maken.
Nieuw hoofdstuk
Dan gebeurt het eigenlijk. Je hebt voor jezelf een intentie uitgesproken. Zou ik ooit nog eens kunnen stoppen met dat bedrijf dat ik heb? Ik was toen 38 of 39. Relatief jong. Ik was bijna binnen, financieel gezien. Af en toe kwam ik op de boerderij van mijn ouders. Dan zei mijn vader doodleuk: ‘Maar je bent al een tijdje niet buiten geweest.’ Dat deed zeer. Een heel gezonde oude man van 75 die nog steeds voor zijn dieren zorgt die zich elke keer heeft aangepast aan zijn leeftijd en zijn ritme, die dat tegen mij zegt. Ik had talloze afspraken per dag. Ik riep tegen mijn medewerkers: ‘Het licht moet hier vaker branden ’s avonds.’ Terug in Nederland dacht ik: ‘Kan ik eens een paar dagen tijd maken om een nieuw hoofdstuk te ontwikkelen?’ Zoals dat gaat, dacht ik: ‘Eerst moet dat nieuwe hoofdstuk er komen. Dan pas wil ik het oude loslaten.’ Dat voelde heel goed. Dat voelde heel vertrouwd, zo’n aanpak.
Alleen dat nieuwe kwam maar niet. Dat duurde een paar maanden. Ik kreeg wat last van mijn nek. Mijn lijf ging een beetje sputteren. Het leek ook alsof mijn ziel ook zei: ‘Zo werkt het niet.’ Natuurlijk heb ik dat allemaal achteraf bedacht. Ik kreeg een kopstaart botsinkje op de snelweg. Nog eentje. Ik zat altijd op de linkerbaan, want dat ging het snelste dacht ik. Toen gebeurde er een paar dingen. Ik begon flauw te vallen. Het lijf zei: ‘We zijn klaar met het oude hoofdstuk.’ Ik vond dat ook. Maar ja, dat nieuwe hoofdstuk was er nog niet. Dat was mijn eerste echte ervaring met ruimte maken. Kan je tegen je compagnon zeggen: ‘Ik wil wat anders’? Kun je tegen je vrouw zeggen, met net twee jonge kinderen: Ik wil wat anders?’ Toen ik dat zei, begon het te bewegen.
Laten gebeuren
Een paar dagen later belde iemand op of ik met haar een lezing wilde geven in de Rode Hoed in Amsterdam over Verantwoord Ondernemen. Dat wilde ik wel graag. We spraken van tevoren met elkaar hoe we dat samen gingen doen. Zij zei: ‘Ik ontwikkel mijn bijdrage met de zaal zelf.’ Ik zei dat ik vier A4tjes uitschreef van tevoren en dat ik die ging voorlezen. ‘Interessant,’ zei ze, ‘dat is ook een goeie aanpak die past bij jou. Dan is het misschien handig als jij misschien als eerste gaat en ik als tweede.’ Dat vond ik een wijs advies.
Ze zei denk ik dezelfde dingen als mijn ouders, dezelfde wijze dingen maar ik moet bij haar een factuur betalen dus daarmee was dat meer waar dan wat mijn ouders zeiden.
Toen ik daar stond op dat podium, dacht ik: ‘Waarom sta ik een verhaal voor te lezen dat ik een paar weken voor de tijd geschreven heb, wat totaal geen contact maakt met de zaal?’ Ik ben toen maar gaan vertellen over Afrika. Ik zag Gerda, de wijze oude vrouw, die mij later gecoacht heeft, glimlachen en ik dacht: ‘Het dient zich vanzelf aan.’ Het had weinig zin dat zij tegen mij had gezegd of had willen zeggen om het nou niet uit te schrijven en het gewoon te laten gebeuren.
Daar kwam ik mijn wijze oude vrouw tegen. Ik vroeg haar of ik eens een kopje thee bij haar mocht komen drinken. Zij was zakenvrouw van het jaar geweest, ik vertrouwde haar. Ze zei denk ik dezelfde dingen als mijn ouders, dezelfde wijze dingen maar ik moet bij haar een factuur betalen dus daarmee was dat meer waar dan wat mijn ouders zeiden. Ik ben een kopje thee bij haar gaan drinken en vroeg haar mij te helpen, te coachen. ‘Nou,’ zegt ze, ‘dat lijkt me niet de bedoeling. Maar ik vind het wel leuk om een tijdje met je mee te lopen. Welke vragen heb je?’ Ik zei: ‘Waar gaat het naartoe met het volgende hoofdstuk?’ Toen zei ze: ‘Zou het interessant zijn om weer eens verbinding te maken met waar je vandaan komt?’ Ik sputterde gelijk: ‘Niet naar die boerderij!’ Zij: ‘Dat heb ik ook niet gezegd. Neem de volgende vraag eens mee.’ Ik mocht meestal maar een vraag stellen tijdens die sessies en stond meestal na een half uur weer buiten. ‘Neem de vraag eens mee: waar kom ik eigenlijk vandaan? Kun je die afslag weer oppakken?’
Ik reed naar huis. Je moet weten dat mijn vader twee keer per jaar, dat doet hij al zo’n twintig jaar sinds dat ik weg was van de boerderij, opbelde om te vertellen dat hij ging hooien. Hij deed dat niet zo. Hij zei dat hij ging maaien. Ik denk dat hij misschien ook nooit echt dingen gevraagd heeft aan ons. Hij deelde gewoon iets mee: ‘Ik ga maaien,’ in dit geval. Dan hoopte hij dat je een paar dagen later zelf zou bedenken dat hij mensen nodig had om die hooibalen op te tillen. Het was hoe dan ook een feest, omdat het toch een soort van hoogtepunt van het jaar is. De oogst binnenhalen, om in de winter aan de dieren te voeren. Wel bijzonder dat hij zo vaak belde, en ik altijd zei: ‘Veel succes!’ Daarna ging ik door met mijn eigen werk. Maar opeens, terwijl ik naar huis reed, kwam dat telefoontje binnen. Het kwam anders binnen dan de afgelopen 19 jaar. Ik ben toen gegaan.
Weet je het wel zeker?
Ik had met de secretaresse afgesproken om de agenda een paar dagen vrij te maken. Je weet hoe het gaat met die boeren. Als je er bent, dan zijn er altijd klusjes. Het hooi wordt nooit opgehaald op de dag die je gepland had. Want de zon moet erin geperst worden. Ik ben hier toen een paar dagen op de boerderij geweest en wist toen diep van binnen hoe fijn het zou zijn als ik weer terug mocht komen. In de periode daarna kwam ik ineens een opvolger tegen voor mijn bedrijf.
Ik was al heel lang op zoek en dat lukte maar niet. Ik heb toen een knop omgezet en ben ik anders naar mezelf gaan kijken. Ik had een verlangen naar dat nieuwe hoofdstuk. Dat hoefde niet allemaal ingevuld te zijn. Toen kwam ik opeens een wijze vrouw tegen, ik kwam een opvolger tegen en door mijn omgeving werd ook herkend dat het iets voor mij was om een volgende stap te maken. Ik ben toen vier seizoenen op de boerderij gebleven. Eigenlijk wilde ik het liefst een korte stage doen van een paar maanden, maar toen zei mijn vader: ‘Ik vind het alleen interessant als je vier seizoenen terugkomt. Daar zien we wel.’
Inmiddels is het al weer twintig jaar geleden dat ik ben teruggekomen. Op het moment dat ik het zeg denk ik: ‘Dat klopt niet.’ Ik ben eigenlijk vooruit gekomen op de boerderij. Het is het beste wat mij ooit is overkomen in mijn leven.
Achteraf begreep ik waarom dat was. Op een boerderij, een plek die de natuur cultiveert of begeleid, daar zijn drie seizoenen voorbereiding op dat ene oogstseizoen. Daarin zat ook weer dat creëren van ruimte. Dat dingen kunnen groeien buiten jou om. Langs jou heen. Door jou heen. Na een jaar heb ik aangegeven dat ik alsnog wel de boerderij zou willen overnemen. Ik had thuis al een aantal keer een persconferentie gegeven bij mijn vrouw en kinderen. Die vonden het superspannend, maar zeiden: ‘Okee, je ziet er gelukkiger uit dan een paar jaar geleden. Moet je doen.’ Toen ik tegen mijn vader zei dat ik het alsnog wilde, zei hij: ‘Weet je het wel zeker?’ Dat vond ik heel interessant. Ik dacht: ‘Je moet misschien hartstikke blij zijn dat ik weer terug kom. Dat was hij ook wel, maar toch stelde hij nog even die laatste controlevraag: ‘Weet je het wel zeker?’ Want het was niet altijd feest hier. Het was ook lastig en moeilijk. Inmiddels is het al weer twintig jaar geleden dat ik ben teruggekomen. Op het moment dat ik het zeg denk ik: ‘Dat klopt niet.’ Ik ben eigenlijk vooruit gekomen op de boerderij. Het is het beste wat mij ooit is overkomen in mijn leven. Wat ik zelf heb gecreëerd, met dank aan wat er al was. Met dank aan alle dingen die ik voor die tijd had gedaan, was het fijn om hier mijn nieuwe hoofdstuk te gaan invullen.
Wat heb je vandaag van me nodig?
Wat ik toen meteen wel weer deed was een plan maken. Een soort businessplan, een business case. Dat was ik gewend. Daardoor had ik ook in tien jaar een bedrijf uit de grond kunnen drukken. Maar ja, ik kwam hier in een omgeving waar het gras niet harder groeit als je eraan trekt. Dus toen dacht ik dat hoofdstuk over te kunnen slaan, en gewoon planmatig aan het werk te kunnen gaan. Gelukkig liepen hier een aantal mensen rond die me van dat idee af hebben geholpen en zeiden: ‘Kan je het ook laten ontstaan?’ Ik ben hier toen gewoon aan de slag gegaan, wat eigenlijk vrij normaal is op een boerderij. Dan kijk je wie er intussen op je pad komt. Wat er naar je toe komt. Soms was ik daar nog heel onzeker over. Dan ging ik stiekem een kopje thee drinken bij de wijze oude vrouw die dan aan gaf dat ik op het juiste spoor zat. ‘Heb maar vertrouwen. Het vertrouwen dat het goed komt. Wat er bij jou in zit, dat komt er vanzelf uit.’ Dat lijkt heel veel op hoe een boer dingen laat groeien. Er kwamen op dat soort momenten allerlei dingen bij elkaar. Dat vakmanschap, die competentie van die boer die de ideale omstandigheden creëert waarbinnen dat zaadje zelf kan ontkiemen.
Vraag aan dat gewas of aan de dieren of aan dat wat groei nodig heeft, wat ze van jou nodig hebben.’ Dat ben ik gaan leren hier. Als je op de boerderij naar je kudde toe loopt, of je loopt naar je gewas, je moestuin of je boomgaard, je vraagt: ‘Wat heb je vandaag van me nodig?’ Het antwoord is vaker niets dan wel iets.
Een kleine ontboezeming… Toen ik hier net een tijdje terug was en een aantal dingen wilde gaan planten, ging ik twee dagen na het planten de zaadjes opgraven om te kijken of er misschien al witte puntjes te zien waren. Het begin van wortels. Mijn vader zag dat door het keukenraam. Die zei dan de hele dag niks. Aan het einde van de dag vroeg hij dan: ‘Wat was je jou aan het doen vanochtend?’ Waarop ik antwoordde: ‘Ik wil toch wel zeker zijn dat het gaat groeien.’ Waarop hij antwoordde: ‘Die gaan het in elk geval niet meer doen, die je hebt opgegraven.’ Ik schrok van mijn eigen handelingen. Ik vroeg wat ik dan wel kon doen om uiting te geven aan mijn eigen gevoel van ‘in control’ zijn. Daar had ik last van en dat wilde ik graag. Toen zei hij: ‘Je zou ook een emmer water mee kunnen nemen. Als je toch die groei wil checken, neem dan een emmer water mee. Vraag aan dat gewas of aan de dieren of aan dat wat groei nodig heeft, wat ze van jou nodig hebben.’
Dat ben ik gaan leren hier. Als je op de boerderij naar je kudde toe loopt, of je loopt naar je gewas, je moestuin of je boomgaard, je vraagt: ‘Wat heb je vandaag van me nodig?’ Het antwoord is vaker niets dan wel iets. Toen wist ik dat ik daarom hier was gekomen. Dat voormalige astma-mannetje, te vroeg geboren, altijd moeite om mee te komen in de snelheid van de wereld, die mocht eindelijk hier op adem komen en zich realiseren dat ik niet de hele dag achter de kudde hoefde aan te lopen. Die heeft ook een eigen dynamiek.
Dat is de kunst die ik voor mijzelf hier heb kunnen ontwikkelen, om met zo min mogelijk energie zoveel mogelijk te bereiken.
Zoals dan in de lammertijd, schaapskuddes lammeren een keer per jaar, je wacht bij een ooi als ze zelf moet bevallen. We hebben hier een ras dat zelf zonder hulp bevalt. We hebben hier geen dierenarts. In noodgevallen natuurlijk wel. Omdat de rekening van de dierenarts erfelijk is, is het gezegde. Dus moet je die zoveel mogelijk buiten de deur houden. Als een ooi dan begon te bevallen, dan moet je goed kijken wat ze van je nodig heeft. Dat is veel meer niet dan wel. Dat was in het begin heel lastig voor mij. Dan wilde ik na de eerste tien minuten al, als de eerste weeën eraan kwamen of de pootjes zichtbaar waren, gaan helpen. Dan zei mijn vader: ‘Wachten. Ze moet het eerst zelf proberen. Hoe meer jij intervenieert, hoe meer de ooi daarop gaat rekenen. Deze keer, de volgende keer. Sterker nog, ze krijgen misschien lammetjes die daar nog meer op gaan rekenen.’ Je kunt je voorstellen, dat ik tijdens zo’n bevalling zelf ook beviel. Dat is de kunst die ik voor mijzelf hier heb kunnen ontwikkelen, om met zo min mogelijk energie zoveel mogelijk te bereiken. Dan denk je misschien: ‘Makkelijk praten met een kudde of met gewassen.’ Maar het gaat natuurlijk ook over mensen.
Ruimte laten
Toen ik een paar jaar hier terug was, diende er zich iemand aan die zei: ‘Kan ik bij je komen werken?’ Mijn vader en ik hadden het hier over gehad. Mijn vader werd wat ouder, ging richting de 80. Ik heb nooit bij de boerderij zelf gewoond. Daarom waren we wel eens op zoek naar iemand. Mijn vader voedde dat elke dag. Dan waren we bezig met het verplaatsen van de schapen of het repareren van een hek. Dan moest ik toch ’s middags terug naar mijn gezin voor de kinderen. Dan zei mijn vader: ‘Het zou fijn zijn als we iemand vinden,’ want we zochten nooit iets, ‘die ons gaat helpen.’ Een paar maanden later stond er iemand voor de deur, via via. Alles gaat gaat hier eigenlijk via via. Hij wilde hier een dagje komen werken.
Ik had een heel introductieprogramma bedacht. ‘Als je nu daarmee begint, dan kan ik precies zien hoe je dat oplost. Dan doen wij het volgende samen. Dan een keer met mijn vader. ’s Middags kan je dan alleen op de trekker…’ Het was geen boerenzoon. Hij had ook geen agrarische ervaring dus had ik het idee dat ik een stevig introductieprogramma moest bedenken. We zagen hem aan komen lopen, waarop mijn vader zegt: ‘Laat mij maar.’ Ik zei: ‘Volgens mij heb jij alleen koeien en schapen gehad, ik waardeer je enorm en heb respect voor je, maar dat is toch echt iets dat ik goed kan.’ ‘Nou,’ zei hij, ‘laat mij maar.’
Micha kwam hier koffie drinken en na een standaard agrarische pauze van tien minuten, zei mijn vader: ‘Er staan daar wat standaard laarzen en er hangt daar een overall. Loop maar wat rond, en kijk wat de boerderij vandaag van je vraagt.’ Ik kon het heel goed verbergen bij mezelf, maar dacht: ‘Sja, die man gaat dus gewoon blijven zitten. Wat gaat hij vandaag nou precies doen?’ Micha stond op, paste de laarzen, deed de overall aan, liep weg en we hebben hem een paar uur niet meer gezien. Mijn vader grapte nog wel dat we even moesten oppassen als we de kettingzaag hoorden. ‘Dan gaan we wel kijken wat hij aan het doen is.’ Ik zei: ‘Wat nou als hij onder een boom gaat liggen?’ ‘Nou,’ zei hij ontspannen, ‘dan weten we dat ook meteen, als dat zijn eerste antwoord is op onze vraag.’ Er stond voor Micha een soort ruimte die hij zelf kon gaan invullen. Dat ongemak zat voornamelijk bij mij.
Na een paar uur gingen we kijken. We namen wat koffie mee. Hij was allemaal dode takken aan het rapen. Honderden dode takken had hij in het land gevonden, iets waar ik zelf nooit aan toe kwam. Ook iets dat niet in mijn business case stond, om oude dode takken te rapen. Hij had er heel mooie stapels van gemaakt. Heel interessant voor dieren om nestjes in te maken. We liepen naar hem toe en mijn vader stootte me nog aan en zei: ‘Nou zie je eigenlijk wat hij gezien heeft. Hier hoef je dus niet meer leiding aan te geven.’ Ik kon het eigenlijk niet geloven wat er gebeurde. Micha zei na een paar weken waarin hij hier elke dag was geweest: ‘Mag ik hier blijven?’ Ik zei: ‘Wat ons betreft wel. Het is geweldig wat je allemaal doet.’ Toen die dode takken op waren, vroeg ik mezelf wel af wat hij dan zou gaan doen. Maar toen ging hij weer iets anders schoonmaken of opruimen. Schoonheid, dat is waar hij van houdt. Hij kan goed kijken, goed luisteren. Hij is hier fulltime in dienst gekomen. We hebben nooit gesprekken over wat hij precies moet doen. We werken af en toe met elkaar. Ook met mijn vader heeft hij nog gewerkt. Zoals het gaat met kuddes en gewassen, gaat het dus ook met mensen.
Boerenwijsheid
Een paar jaar later stond hier iemand anders voor de deur. Trudy. Zij had 30 jaar in de zorg gewerkt. Ze was met een burn-out thuis komen te zitten en had een verhaal gelezen over ons in de krant. Zij miste de moestuin van haar ouders en vroeg of zij eens kennis mocht komen maken. Ik dacht nog: ‘Wat zal ik haar nou precies laten doen die dag? Die eerste keer?’ Toen ze aan kwam lopen hoorde ik Micha zeggen: ‘Loop maar een beetje rond vandaag. Kijk wat de tuin of de plek van je vraagt.’ Ik heb hierdoor allemaal wetmatigheden ontdekt hoe ik mezelf en de ander in beweging kan brengen. Een beweging die bij hen past.
Die kudde speelt hier een heel belangrijke rol in. Die kudde is voor mij een leermeester geworden. Ik dacht eerst: ‘De kudde doe ik wel een paar jaar. Dan ga ik weer op zoek naar wat anders,’ en voelde ik dat ik weer een kopje thee moest gaan drinken bij mijn wijze oude vrouw. Waar Gerda dan zei: ‘Misschien is het wel een studieobject voor heel je leven. Zo’n kudde. Ze gaf me een boekje mee met de titel In elke golf zit de zee. We hadden een gesprek over een kudde, kreeg ik een boekje over de zee… Maar toen ik het ging lezen dacht ik: ‘In die kudde zit alles qua samenwerken, natuur, enzovoort. Waar het geholpen wil worden en waar niet.’
De boerderij is een avontuur geworden van voortdurende ervaringen en belevenissen, die telkens weer terugkeren naar dat thema: ‘Hoe maak ik ruimte voor mezelf, zodat er iets naar mij toe kan komen dat normaliter bij me wegblijft?’
Hoe kan je bijvoorbeeld een fokprogramma maken waardoor je een type schaap zich kan laten ontwikkelen wat nog beter past bij deze omstandigheden terwijl het toch zichzelf kan blijven? Het interessante van fokken en erfelijkheid is dat je pas na een paar jaar wat je hebt gedaan. Dat je ook fouten maakt en dat het heel lang duurt om die fouten te herstellen. Dat er een lam wordt geboren met een bepaald type wol die open staat zodat insecten daar heel gemakkelijk hun eitjes in kunnen leggen. Dat moet je dan weer gaan repareren, door bijvoorbeeld met middeltjes om die insecten buiten de deur te houden. Die insecten willen helemaal niet kwaad doen, die willen alleen een goede plek voor hun larfjes. Die willen ook met hun toekomst bezig zijn. Dan moet je schapen fokken met een dichte vacht. Zo is het een avontuur geworden van voortdurende ervaringen en belevenissen, die telkens weer terugkeren naar dat thema: ‘Hoe maak ik ruimte voor mezelf, zodat er iets naar mij toe kan komen dat normaliter bij me wegblijft?’
Omstandigheden creëren
Het ROC Amsterdam belde of ik misschien een groepje MBO-leerlingen zou kunnen ontvangen. Ik gaf hen aan dat ik dan eerst met een groepje docenten wilde werken. Voor de eerste keer, hun ontvangst, heb ik vanaf de parkeerplaats een route uitgezet met alle ingrediënten van die dag. Stiften, flip-over vellen, thermoskannen, ontbijtkoeken. Als een soort Kleinduimpje liep je dan langs dat kruimelspoor van spullen vanaf de parkeerplaats naar de plek waar ik die mensen wilde ontvangen. Mensen die bezig zijn met leren, met onderwijs. Zij moeten de omstandigheden creëren waarbinnen die leerlingen hier hun eigen programma zouden moeten kunnen volgen. Wat gebeurde er? Niet precies wat ik allemaal van tevoren bedacht had.
Ze liepen langs die route, zagen die koffie staan en dachten: ‘Dat is voor iemand anders.’ Ze zagen mij koffie drinken en iemand zei: ‘Ik zou ook graag koffie willen.’ Ik zei: ‘Dat kan, dat is er ook.’ Dat was het enige dat ik zei. Waarop iemand zei: ‘Zie je wel, we waren er al langs gekomen. Dan halen we alle kopjes en thermoskannen wel even op. Dan kunnen we hier alsnog koffie drinken.’ Een beetje met een blik van: ‘Waarom heb je dat niet meteen hier in de ruimte neergezet?’ Dat was toch handiger geweest. Terwijl ze weglopen beseffen ze zich: ‘Als we dat doen, dan halen we de route weg voor de docenten die nog moeten komen.’ ‘Okee, dat is niet handig.’ Vertwijfeling. Overleg. Leren. Aanpassen aan het moment. Ik kijken. Vooral kijken. Waarnemen. Wel de neiging om in te grijpen, maar dat niet doen. De laatkomers zien die discussie en denken: ‘Interessant, er staat hier koffie.’ Die laatkomers zijn helemaal niet bezig met het einde van de route, maar met het begin. Daar ontstaat iets, waardoor ze achteraf zeiden: ‘Dan gaan we gewoon koffie met elkaar drinken op de route zelf.’ We hebben helemaal niet vergaderd in het lokaaltje waar ik zat te wachten, maar intussen was ontdekt wat er kan gebeuren als je de vorm loslaat. Dat is waar het kleine Paultje van vroeger die graag speelde op de boerderij zichtbaar wordt, die toen ook een beetje begon op te treden tussen de strobalen van zijn ouders. Het spelende kind in mij. Dat leidde tussen die docenten tot een inzicht en vertrouwen dat het over leren mocht gaan in plaats van over onderwijs.
Zelf leren
Toen de MBO-leerlingen langskwamen zei ik: ‘Leuk dat jullie er zijn, maar wat kon je eigenlijk doen?’ ‘Maar meester, wij moesten hier komen van het ROC.’ ‘Nou, dat is jullie gelukt. Jullie zijn er allemaal.’ Twee waren een beetje te laat, maar die hadden een iets ander tempo in hun leven. Dus vroeg ik nog eens: ‘Wat kom je eigenlijk doen?’ ‘Zegt u nou maar wat we vandaag moeten gaan doen.’ Ik zei: ‘Je hoeft niet meteen het antwoord te hebben. Maar we gaan elkaar altijd de vraag stellen als we elkaar hier treffen wat je komt doen, wat je komt leren. Laten we beginnen met in kaart brengen wat je allemaal doet als niet niet op school zit.’
Ik had inmiddels zelf op deze plek geleerd dat leven veel belangrijker is dan alleen werken. Als er vroeger bij ons op de boerderij iemand was overleden, een oom of een tante, dan gingen wij een hele dag naar die begrafenis. Dat had ook wel korter gekund, toch? Een half uur, drie kwartier. Even condoleren, even kerkdienstje… Nee. Het moest een hele dag, want het was een soort reünie waar iedereen elkaar weer zag. Dat ging veel meer over het leven dan over de dood. Ik had daardoor geleerd het leven centraal te stellen. Niet dat bedrijf of die onderwijsinstelling.
Hoe mooi is het als we voor onszelf in onze persoonlijke groei elke keer dingen kunnen laten ontstaan. Natuurlijk moet er gewerkt en geleerd worden, maar de manier waarop we dat doen kan zoveel beter, zoveel authentieker als we als we dat bij de persoon zelf neerleggen.
Die jongens gingen allemaal los. Een leerling vertelde dat hij karatekampioen was. Dat hij daar het liefst de hele dag mee bezig wilde zijn. Dat hij steward was in de Arena, het voetbalstadion. Dat hij thuis kookte omdat zijn ouders alle twee werkten. Dat was een vertrekpunt voor ons leerprogramma. ‘Als je karatekampioen bent, wat kun je dan goed? Wat is je natuurtalent?’ Als ze dan aan het einde van de dag weg gingen zeiden zei: ‘Het was vandaag eigenlijk helemaal geen school. Het ging over onszelf.’
Ik ben heel erg ontroerd aan het einde van zo’n dag. Als er dan ’s avonds ook nog een ouder belt, of een docent die vraagt wat ik die dag met de leerlingen heb gedaan, vertel ik: ‘Niet veel. Zij hebben zelf heel veel gedaan met zichzelf.’ ‘Ja, maar jij hebt wel een vraag gesteld waarom ze zijn gekomen. Sinds een paar dagen komen ze anders binnen. Ze gingen spontaan de vaatwasser uitruimen. Of hun kamer opruimen.’ Allemaal kleine anekdotes om aan te geven hoe mooi het is als we voor onszelf in onze persoonlijke groei elke keer dingen kunnen laten ontstaan. Natuurlijk moet er gewerkt en geleerd worden, maar de manier waarop we dat doen kan zoveel beter, zoveel authentieker als we als we dat bij de persoon zelf neerleggen.
Ik mocht wel eens op de stoel rechtsvoor in de auto zitten. Ik was dan opeens veel minder wagenziek en vroeg me af waardoor dat kwam. Later ben ik ook gaan ervaren hoe belangrijk het is om zelf aan het stuur te zitten. Juist als het gaat over leren en ontwikkelen.
Het is een beetje als toen ik bij mijn ouders op de achterbank zat in de auto als we een keer naar een oom of tante gingen om bijvoorbeeld te kamperen in een weiland. Ik werd altijd wagenziek op de achterbank. De auto was klassiek ingedeeld. Mijn vader reed, mijn moeder rechtsvoor, wij op de achterbank. Uiteindelijk waren we met zes kinderen. Toen konden we met z’n allen niet meer mee. Dan ging mijn moeder wel eens niet mee. Dan mocht je wel eens op de stoel rechtsvoor zitten. Ik was dan opeens veel minder wagenziek en vroeg me af waardoor dat kwam. Later ben ik ook gaan ervaren hoe belangrijk het is om zelf aan het stuur te zitten. Juist als het gaat over leren en ontwikkelen.
Toen mijn oudste dochter vier of vijf was en een beetje kon fietsen en graag naar school wilde fietsen, vroeg ik: ‘Wat heb je van me nodig op veilig op school te komen?’ Dat bleek veel minder te zijn dan ik ooit dacht. Ik heb wel eens een beetje links en rechts achteraan een beetje meegefietst. Een beetje gekeken of ze die auto wel zag die van rechts kwam, of wat dan ook. Of dat stoeprandje. Maar ze bleek veel meer te zien dan dat ik had ingeschat. Ze zei ook: ‘Ik ben vandaag zelf naar school gefietst.’ Terwijl we daarvoor vaak ook samen fietsten. Dan zei ze dat dus nooit.
Die vernieuwing komt elke keer weer langs die lijnen van het verleden. Dat is een grote recyclebak. De boer in mij. Het kind in mij dat speelde in het stro. De journalist in mij. Alles wat ik heb losgelaten mag in een nieuwe vorm terugkomen. Ik noem dat inmiddels ‘vooruit naar vroeger’.
Vooruit naar vroeger
Wat ik elk dag doe, bedenk ik me nu, is telkens opnieuw de vraag stellen als ik hier ben: ‘Wat is het eigenlijk vandaag dat je van me nodig hebt?’ Ik stel die vraag ook eerst aan mijzelf. Ik ben ooit in de journalistiek begonnen. Toen ik een keer die vraag stelde een paar jaar geleden, dacht ik: ‘Hé! Ik schrijf nooit meer.’ Ik heb weer de behoefte om misschien een of twee dagen per maand te gaan schrijven. Om dingen te gaan vastleggen, zoals de verhalen die ik nu vertel. Of de tientallen verhalen die ik heb meegemaakt hier.
In het begin was dat heel ongemakkelijk, om weer te gaan zitten. Ik ben een bewegelijk iemand. Om te gaan zitten, te gaan schrijven, dingen vast te leggen, dingen mooi te maken, is dan een inspanning. Ik ben die verhalen ook gaan vertellen. Toen kwam ik een actrice tegen, die zei: ‘Goh, je hebt een prettige stem. Zou je niet iets met die stem willen gaan doen?’ Ik zei: ‘Dat is me nooit opgevallen. Dat heeft nog nooit iemand tegen mij gezegd.’ Ik ben toen een paar dagen in de studio gaan zitten om een paar verhalen te gaan inspreken.
Die vernieuwing komt elke keer weer langs die lijnen van het verleden. Dat is een grote recyclebak. De boer in mij. Het kind in mij dat speelde in het stro. De journalist in mij. Alles wat ik heb losgelaten mag in een nieuwe vorm terugkomen. Ik noem dat inmiddels ‘vooruit naar vroeger’. In het leven een aantal cyclische bewegingen afmaken. Het is misschien ook wel een leven lang leren, een leven lang groeien.
Dat geldt ook voor op de boerderij. Zou die kudde weer eens eens stap moeten maken? Zou Micha die hier iets van 15, 16 jaar werkt niet weer een stap moeten maken? Ik zeg dan nooit wat ik voor me zie, maar: ‘Micha, is het niet tijd misschien om een volgende stap te maken?’ Ik zie hem dan een paar dagen rondlopen, waarna hij opeens komt met iets als: ‘Ik zou dit of dat wel eens van je kunnen overnemen.’ Zoals de administratie van de kudde waar hij niet van houdt. In die ruimte ontstaat zijn eigen idee.
Context en kijken wat ervan komt
Het is hetzelfde als toen wij vroeger nieuwe koeien kregen. Een boer krijgt of kalveren uit zijn eigen veestapel of hij koopt pinken bij andere boeren. Mijn vader kocht dan pinken uit een heel ander gebied van Nederland. Mooie roodbonte pinken. Een pink is een kalf van een jaar oud. Die pinken hadden nog nooit de omgeving hier gezien. Als hij de deur van de stal open deed, gingen alle koeien die hier al jaren liepen gewoon naar binnen, maar de nieuwe pinken durfden niet. Mijn broer en ik zeiden dan: ‘Die moeten we even met geweld naar binnen werken.’ ‘Nou,’ zei mijn vader, ‘morgen weer aanbieden.’ Dat zijn allemaal dingen die ik me steeds beter ga herinneren. In welke context ik ben opgegroeid. Daar werd mijn talent gevormd. De gesprekken aan de keukentafel.
Als je je biografie goed bestudeert, waar je bent opgegroeid, welke misschien wel vervelende dingen je daar hebt meegemaakt, wat jou heeft gevormd, kan je dat weer aanbieden aan de rest van de wereld.
Zoals een gezin hier in de buurt dat een paar rijpaarden had. Die paarden durfden de wagen niet meer in, ze hadden hun hoofd gestoten. Dan werd boer Bos gebeld, en zei mijn vader: ‘Kom maar langs.’ Lopend kwamen die mensen met hun paarden langs, met de veewagen er achteraan die hier werd neergezet. Dan zei mijn vader: ‘Zet op dit weitje de wagen maar in het midden, laat de paarden maar los. Kom over een maand maar terug.’ Ik was vergeten wat daar allemaal gebeurde. Als wij van school kwamen vroeg mijn vader of we misschien een zakcentje wilden bijverdienen. Normaal hadden wij geen zakgeld. Dat ging altijd via jonge kalveren en jonge geiten die we mochten helpen opgroeien. Nu mochten we een zakcentje verdienen door per dag twintig rondjes met die paarden rond de veewagen te lopen. Wij wilden het liefste weer met de paarden de wagen in. Dan zei mijn vader: ‘Als ik dat zie, ben je al je geld kwijt.’ Door dagelijks die rondjes te lopen maakten wij de paarden weer vertrouwd met het object waar ze van geschrokken waren. Na een paar weken nam hij het zelf over met een soort van tovernaarskunst waarmee hij de paarden zoveel vertrouwen gaf, zodat het laatste rondje automatisch via de wagen ging. Dan keken de paarden verschrikt op dat ze ineens in de wagen stonden. Toen die mensen weer terug kwamen moesten zij begeleid worden om dat ook te doen en kwamen hier ook een paar weken oefenen.
Als je je biografie goed bestudeert, waar je bent opgegroeid, welke misschien wel vervelende dingen je daar hebt meegemaakt, wat jou heeft gevormd, kan je dat weer aanbieden aan de rest van de wereld. Het kan voor mij betekenen dat ik gewoon eens een dag hier ben niks doe. Niks doen is wat anders dan alleen maar op je rug liggen. Maar kijken. Een wandeling maken op het land, wat een beetje inefficiënt is, om gewoon op je land even te gaan wandelen. Kijken hoe het overal gaat met de kuddes. Een praatje te maken met alle mensen die hier rondlopen. Mijn oudste dochter die zich opeens meldt, en zegt: ‘Papa, mag ik met corona af en toe eens een dagje met je mee komen werken? Even weg uit het studentenhuis?’
Dan komt het opeens dichtbij. In potentie zie je iemand lopen die misschien wel ooit ook op deze plek iets zou willen doen. Ik kan en wil dat niet forceren. Net zoals mijn vader deed ooit, mij gewoon belde: ‘Ik ga maaien.’ Een soort lokroep, misschien alleen om de roepen, niet om te lokken. Om verbinding te maken. Zo doe ik dat met mijn dochters ook. Kijken wat ervan komt. Als zij om zich heen kijkt en denkt: ‘Interessant wat jij doet, met die lezingen, die verhalen vertellen. Met die MBO-leerlingen. Dat is iets wat wel aansluit op mijn eigen interesses.’
‘We zien wel.’ Er zijn dingen buiten ons om die veel groter zijn. Er staat misschien wel iemand voor de deur morgen die zoiets vaker heeft meegemaakt en ons kan helpen met waar we nu tegenaan lopen.
Actief wachten als grondgedachte
Kun je je eigen initiatief zo open maken, waardoor de ander kan aansluiten? Het grote adagium is: ‘We zien wel.’ Ik denk dat mijn ouders dat ook bij mij hebben gedacht. Ik vond het verschrikkelijk vroeger toen wij hier als kind opgroeiden en we wilden allemaal een nieuwe fiets, mijn vader zei, en mij moeder misschien dacht: ‘We zien wel’. We gingen naar de middelbare school twee weken later, en we moesten vanaf hier drie kwartier fietsen. Maar na zo’n opmerking weet je het wel: dan staat er over twee weken geen nieuwe fiets.
Anderhalve maand later had hij een paar hele mooie drachtige vaarsen verkocht. In zijn borstzak het geld van de markt, even later allemaal een nieuwe fiets. Dat was ‘we zien wel’. Toen ik hier terug kwam, heb ik hem daar een keer over geïnterviewd, zoals ik nu door jou. Ik vroeg hem: ‘Wat bedoelde je nou precies met we zien wel?’ Hij zei: ‘Heel actief wachten. Heel actief wachten totdat het voorbij komt.’ Dat had hij als een tovenaar doorgevoerd in zijn leven. Zelfs toen er een ziekte uitbrak onder de koeien. Natuurlijk werd er toen een dierenarts gebeld. Natuurlijk werd er alles gedaan om de dieren beter te maken. Maar hij kon ook zeggen vanuit een soort basishouding, soort grondgedachte: ‘We zien wel.’ Er zijn dingen buiten ons om die veel groter zijn. Er staat misschien wel iemand voor de deur morgen die zoiets vaker heeft meegemaakt en ons kan helpen met waar we nu tegenaan lopen.