Hoe Rob van Kranenburg ruimte maakt door open digitale samenlevingen

Happyplaces Stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
21 min readSep 11, 2017

--

Driehoek

Waar ik het voornamelijk over wil hebben, of het nou heet Internet of Things of de ‘digitale transitie’ of het digitaliseren van bijna alles om ons heen. Daar ben ik al een jaar of 15 mee bezig en ik denk dat er drie grote lijnen zijn die nu spelen. De eerste is, dat er een soort van driehoek aan het werk is. Een zijde van die driehoek, dat zijn wij. We kunnen niet zeggen dat we als burgers, als man, vrouw, kinderen, jongens en meisjes weerloos staan tegenover die technologie die op ons af komt. Dat we gedwongen zijn om telefoons mee te nemen. Dat we gedwongen zijn om camera’s te hebben, om computers te hebben, om in een wereld te zijn waarin we continu bereikbaar zijn. Daar hebben we eigenlijk in een heel korte periode, de afgelopen 15 jaar, aan meegewerkt. Het eerste punt is voor mij heel belangrijk, dat het niet zo is dat wij weerloos staan tegenover de technologie of er buiten staan. Wij zijn een wezenlijk onderdeel daarvan. We willen zelf ook iets. Die andere zijde van de driehoek is aan de ene kant logistiek. En dat begint met de barcode in 1970. En als je dan in 1970 tegen de mensen die met de barcode bezig zijn dat binnen 10, 15 jaar, de hele wereld alle producten een barcode zouden hebben, dan had je toch gedacht: ‘Nou, ik weet het niet.’ Maar dat is nou onderhand wel bezig. Dan heb je QR-codes, near field communication, tweeweg RFID op je telefoon, er zit RFID in bankpasjes en paspoorten: uniek traceerbare chips die in producten of diensten als paspoorten zitten. En de andere zijde van de driehoek is het feit dat de mensen die in de jaren ’80 het net uitdachten, dat gemaakt hebben voor vier miljard objecten. Ze hebben vier miljard unieke IP-adressen gemaakt, een model voor vier miljard unieke IP-adressen, en die zijn op. Zij konden niet denken aan telefoons, zij dachten niet aan wasmachines die een IP-adres zouden hebben of wilden hebben… Dat is een beetje die driehoek die ik voor me zie: dus ik zie mensen, ons, trekken. Ik zie dat we elk object in de wereld, elk t-shirt, elke broek, schoenen, elk blikje cola dat hier ligt, uniek traceerbaar willen maken. Dus er voor willen zorgen dat alle objecten op de planeet digitaal kunnen worden aangesproken. En aan de andere kant, hebben we een nooit geziene ecologie in de wereld van onwaarschijnlijk goedkope hardware en ongelooflijk goedkope en open source software. Een cloud die er bijvoorbeeld in de jaren ’90 niet was waardoor alles waar we nu over praten niet kon, maar nu wel kan. Dus een database opslag die niets meer kost. In 1980 kostte één gigabyte USD 196.000. Dus in 1980 koste één gigabyte opslag USD 196.000. Veertien jaar later, in 1994 was dat al zeven cent. En nu is het eh… Dat betekent dat in alles wat een beetje software heeft een IP-adres komt. Dat is wat we nu ook zien. Tandenborstels met IP-adressen of met Bluetooth connecties, wasmachines, koelkasten, auto’s… Dus dat is die driehoek. Die is er nu, die is nu aan het vervolmaken om het zo maar te zeggen.

Twee lijnen

Dat heeft me altijd gefascineerd. En wat me altijd heeft gefascineerd is de snelheid. En die snelheid is enorm. En om die snelheid te begrijpen zijn er twee andere redeneringen, twee andere lijnen die bezig zijn. Eén is een vrij korte lijn, die is ongeveer 50 jaar oud. En daarin zie je dat wat wij nu ‘Internet der Dingen’, Internet of Things noemen, dat dat eigenlijk een operatie is van een jaar of 50. Die in de eind jaren ’90 Ambient Intelligence heet, met name door Philips wordt gesponsord en uitgedacht. Dan begin jaren ’90, jaren ’80 Xerox PARC Ubiquitous Computing, Ubicom. Van Mark Weiser. Die in ’91 de briljante tekst schreef ‘The Computer for the 21st Century’, waarin hij aan zijn bureau zit en denkt: ‘Ik heb hier een computer, en ik heb hier een keyboard en ik heb hier een muis.’ Die muis zegt hij in ’91, is van 1964. En als je ook googlet ‘mouse Douglas Engelbart’, dan vind je een waanzinnig mooie houten muis. Echt een briljante houten muis. Een klein houten muisje. In ’64. Dus hij zit aan zijn bureau in ’91 en denkt: ‘In ’64 was de computer, de Cray-2…’ Als je plaatjes googlet van de Cray-2, dan zie je Seymour Cray die tegen zijn Cray-2 aan het leunen is. Die Cray-2 die is zo groot als een grote koelkast. En Weiser zegt in ’91: ‘Wat hebben we nou gedaan? We hebben de wereld klaar gemaakt voor computers…’ Want er waren nog mensen in de jaren ’80 die dachten dat computers niet mee naar huis gingen want mensen gingen hun werk niet mee naar huis nemen. Dat waren de redeneringen in de jaren ’80 bij de grote computerfabrikanten. En hij zit aan zijn bureau en denkt: ‘Wat hebben we nou gedaan de afgelopen 40 jaar. We hebben computers kleiner gemaakt. We hebben de wereld klaargemaakt voor computers, we hebben onszelf mentaal klaar gemaakt om computers in ons huis te krijgen, maar we hebben nog steeds dezelfde interface. Ik ben er nog steeds met een muis en een keyboard mee bezig. Terwijl die computer 100 keer sneller is.’ En Weiser denkt: ‘Het kan toch niet zo zijn dat ik zo door ga? Dat wij als mens…’ En daar zijn we zelf mee bezig. We zijn nu allemaal ook met onze laptops, onze keyboards en muis… En hij zegt dan in ’91: ‘ Dit kan niet goed gaan. We moeten ook nadenken over die interface. Want als we de wereld slim maken, dan moeten wij ook nadenken over andere interfaces. Dus we moeten die connectiviteit uit die computer halen. Dus laten we maar eens beginnen door die in mijn eigen computer te stoppen. Zodat mijn computer mij herkent als ik ergens aan kom, als ik er mee gaan werken, want die computer weet niet eens dat ik het ben. Ik haal die connectiviteit uit mijn computer en die stop ik in mijn stoel, zodat die stoel zich naar mijn zitgedrag kan gaan vormen als ik thuis kom. En ik pak wat van die connectiviteit uit die computers en ik stop die in mijn huis. Als dan mijn huis een beetje slim wordt, weet wanneer ik thuis ben en wanneer niet. En ik pak wat van die connectiviteit en ik stop die in mijn straat en in mijn stad zodat die stad wat slimmer wordt…’ Dat was het beeld uit de jaren ’90 van Mark Weiser. Dat is het beeld van Internet of Things gedacht vanuit de interactie en interface.

Onvermijdelijkheid

En als je het zo bekijkt, dan zie je ook, dat er een soort onvermijdelijkheid in zit. We kunnen niet doorgaan met het slimmer maken van subsets van apparaten en dan niet denken dat die connectiviteit uit die apparaten overvloeit in de echte wereld. Dat is nu wat er aan het gebeuren is. Zoals we vroeger ooit digitale apparaten kenden als computers, tablets, smartphones, zo gaan we nu dezelfde microprocessoren en dezelfde mogelijke connectiviteit krijgen in koffiemachines, in tandenborstels, in wasmachines, ijskasten, koelkasten, lampen zoals die IPv6 lampen Hue van Philips, noem maar op. Dat is een soort onvermijdelijkheid. We wisten dat dat ging gebeuren. Je kon weten dat dat ging gebeuren. Dat is wel belangrijk om te beseffen, dat Internet of Things een winnende naam is voor iets wat zeker 40, 50 jaar bezig is als pervasive computing, ubiquitous computing, ambient intelligence… Technisch gezien zijn al die operaties al lang uitgedacht, de ‘smart gadgets’ zijn er vanaf de jaren ’70, alleen was er toen nog geen cloud. Dus in de jaren ’90 gaan alle debatten over de duurte van database opslag. pas rond 2000 kan zoiets als Internet of Things ook echt echt worden buiten kleine gespecialiseerde labomgevingen of heel gespecialiseerde fabrieksomgevingen waarin je gesloten oplossingen kon gaan uitoptimaliseren. Dus dat is echt een belangrijk punt. Dat het net lijkt alsof er iets is wat nu een beetje nieuw is, maar het is niet nieuw. Het is de vierde of vijfde iteratie. Daarom gaat het ook zo snel. Daarom grijpt het ook overal om zicht heen, als een horizontale beweging. En praten wij nu over Internet of Things (IoT) in gezondheid, in wearablesthe body area network. In het huis — the local area network. Met de slimme meter en de Nest, die bijhoudt wat de koelkast doet en wie er thuis is. En de auto, de connected car the wide area network, zoals dat heet. En de smart citythe very wide area network. Dus je hebt the body, the home, the car en the city. En daar tussen heb je producten en gateways.

Gelinkte data

Wat we nu zien gebeuren is dat een aantal commerciële spelers, en voornamelijk Google, de gateways tussen die netwerken aan het opvullen is. Dus Google heeft de ‘Glass’ en de ‘Lens’ voor het body area network. Dus ik kom thuis, dus al mijn data van mijn gezondheid die sync ik met de Nest. Die Nest weet hoe ik me voel en wat er moet gebeuren. Dan stap ik naar mijn auto. Google heeft een eigen auto. Niet alleen dat, ze zitten in twee van de vijf automobielassociaties, ze hebben YouTube en GMail. Dus je kunt geen auto kopen zonder dat er Google in zit. Dan sponsoren ze elk open data initiatief in de stad. En ook alles in de bibliotheken. In elke stad zijn ze aanwezig. Daar is niets mis mee. Dat is ook gewoon een slimme operatie, maar het is wel zo dat wat ze aan het doen zijn is, dat ze producten verkopen met het idee dat wij als eindgebruiker die producten nog steeds als producten zien, maar die producten zijn eigenlijk gateways, datahubs. In die producten wordt data verzameld. Die data gaat naar de Google cloud. En als je IoT ziet als het linken van die gateways in die netwerken, dus het linken van data van mijn gezondheid naar data van mijn huis naar data van mijn mobiliteit naar data van wat er overblijft van de stad, als een set van diensten… Dan zie je dat ik als burger of eindgebruiker, niet een bepaalde partij ga betalen om data van mijn gezondheid te verrijken. Of om mij te helpen of om mij feedback te geven over mijn gezondheid. En dat ik een andere partij ga betalen om mij te laten zien wat de beste energierendement of efficiëntie is voor mijn huis. Of ook de beste beveiliging. En een andere partij weer ga betalen om mijn te vertellen hoe ik mij het beste kan bewegen door deze wereld. En weer een andere partij ga betalen om mij te linken als burger aan allerlei instanties en instituties en een soort governance framework van een stad of van een staat. Nee, ik als eindgebruiker, als burger, ik ga die partij kiezen die in staat is mij al die data op al die netwerken linkt, aan te bieden. Dat is wat eigenlijk nu bezig is. Dat is eigenlijk wat mij de laatste jaren het meest heeft gefascineerd. En met dit verhaal ben ik de afgelopen jaren al naar heel veel mensen geweest, naar veel beleidsmakers.

Ander paradigma

Je hebt die driehoek, dan heb je die wat kortere lijn van 50 jaar die er voor zorgt hoe snel het allemaal nu gaat, en dan heb je een soort van langere lijn. Op die langere lijn spelen er zaken als systemen, als macht, als elites, als hoe wij als mensen tijdelijk samenlevingen organiseren. En daar zijn verschuivingen in. We denken nu anders dan in 1100. Of denken nu anders dan in 1400, of in 1700. En we denken anders dan in 1900 zelfs. En als je gaat analyseren wat die verschuivingen teweeg heeft gebracht, dan zijn dat bijna altijd verschuivingen in data-informatie politiek. Op het moment dat er grote veranderingen zijn in hoe data geproduceerd wordt en geconsumeerd wordt, hoe data-informatie gebruikt wordt om scenario’s te bouwen, dan ontstaan er andere partijen die daar meer inzicht in hebben. En partijen die daar meer inzicht in hebben, die zijn eigenlijk ook in staat om knelpunten te bezetten. Die eigenlijk op dat moment nog niet als knelpunten worden gezien. Omdat ze nog bezig zijn met de oude ankers waar de indicatoren van succes en macht nog aan vast hangen. Maar in die momenten van dat die verschuivingen er zijn, en volgens mij is er zo’n moment nu. En niet alleen volgens mij, volgens heel veel mensen, is er altijd een kleine periode waarin dingen een beetje fluid en open zijn. En waarin dingen nog niet helemaal uitgekristalliseerd zijn. En waar grote gevechten worden geleverd, mentale gevechten worden geleverd, en intellectuele gevechten worden geleverd, om die nieuwe knelpunten als zodanig ook te kunnen benoemen. En niet alleen te kunnen benoemen, maar eigenlijk al te bezetten. Ik denk dat we nou zien, wat IoT nou eigenlijk is, als je dat definieert heel simpel als het linken van die gateways, dan zien we dus nu dat die gateways op dit moment bezet worden, bezet gaan worden of bezet zijn door een aantal commerciële spelers. En ik denk dat dat een enorm probleem is, omdat in verschuivingen van deze aard, dat zijn toch wel ontologische verschuivingen. Waar je dus niet meer denk kwalitatief in termen van… Je hebt softwaremakers, je hebt coders en programmeurs die weten hoe het zit. Dan heb je een versie 1.0 en dan heb je een versie, dan ga je naar versie 1.1, 1.2 en 1.3… Dit is een verschuiving van 1.0 naar 2.0 naar 3.0… Dus we zitten niet in een graduele verschuiving, of een kleine kwalitatieve stap binnen een paradigma. Nee, we zitten echt in een stap naar een ánder paradigma. Een ander paradigma heeft andere knelpunten, en heeft andere ankers voor hoe mensen succes definiëren. En hoe mensen macht definiëren. En hoe mensen uiteindelijk ook waarde definiëren. Op het moment dat we daar in zitten, en we zitten daar nu in, zien wij en een hoop vrienden een aantal private commerciële partners die knelpunten bezetten en wij zien geen enkele reactie van publieke actoren of van het publieke bestel.

De politie weet niet wat er aan de hand is. Snapt niet meer wat er aan de hand is. Kunnen dat misschien ook niet snappen. We kunnen dat misschien wel proberen uit te leggen, dat willen we dan ook wel doen en dat doen we ook wel. Een aantal ambtenaren snappen het wel, die spreken we op heel veel plekken en er zijn altijd wel mensen die begrijpen, die het snappen. Maar is een een grote groep die denkt: ‘Dit is verandering, ik hou niet van verandering.’ Niemand houdt echt van verandering, ik houd ook niet echt van verandering. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik gewoon hoop dat morgen de zon op komt en dat ik dadelijk naar huis kan lopen en dat het allemaal nog goed is. Daar hoop ik ook op allemaal. Dat is allemaal heel menselijk. maar, van partijen die geacht worden om een zekere mate van verantwoordelijkheid te dragen voor niet alleen zichzelf, maar voor grotere groepen in de samenleving, en voor een inclusieve maatschappij, mag worden verwacht dat ze eerder luisteren naar waarschuwingssignalen die komen van mensen die bezig zijn met dit soort zaken.

In die hele lang lijn spelen er eigenlijk twee dingen. De eerste is dat net dat moment dat je heel helder kan uitleggen waarom een verschuiving is zoals die verschuiving is, kun je dat alleen maar doen in een discours wat die verschuiving zelf eigenlijk veronderstelt en vooruit zet. Dus als we nu zien waar we nu met z’n allen hier in leven de afgelopen 100, 150 jaar, dan is het duidelijk dat we in een soort technisch paradigma zitten. Met nog steeds een vooruitgangsoptimisme. Waarbij de intelligentie van de ingenieurs op dit moment 95% tot 98% van de hele range van capabilities heeft ingenomen. En dat betekent het discours gaat over systemen, processen, actoren en ook mensen die efficiënt moeten zijn. Dat we zelf ook efficiënt moeten zijn. Dat doen we ook, met al onze trackers, en we vinden ook dat dat heel belangrijk is dat dat zo moet zijn. Dat we optimaal moeten zijn, dat we optimaal moeten presteren, dat we alles uit onszelf moeten halen, dat we alles uit onze systemen moeten halen. Wat we dus zien, is dat wij met z’n allen als maatschappij hebben toegestaan dat één intelligentie zich helemaal eigenlijk al het voortuitgangsdenken heeft toegeëigend. Daar hebben we allemaal zelf schuld aan. We kunnen niet alles op die arme ingenieurs afschuiven, maar dat is wel de kern van het verhaal als je terug gaat naar hoe alles gelopen is zoals het gelopen is. Het is niet fout gegaan, want ze hebben ons ook ongelooflijk veel leuke dingen gegeven zoals auto’s, enzovoort. Maar we kunnen ook niet ontkennen dat we hen hebben toegestaan volledig en continu te innoveren binnen hun eigen paradigma en alles wat maar een beetje betekenis had, te outsourcen.

Paradigmaparadox

Het is nog steeds op dit moment in ingenieursopleidingen, hebben ze nog steeds het paradigma van Shannon. Waarbij je een zender en een ontvanger hebt. In de jaren ’50 kon je daar misschien mee wegkomen. Maar nu proberen ze daar nog steeds mee weg te komen, en ze komen er ook mee weg. En wat zegt dat paradigma: ‘Nou jongens, als het ook maar een beetje met betekenis te maken heeft, als het ook maar een beetje te maken heeft met ruis, dat knal je er uit. Het enige waarin jij geïnteresseerd bent is het definiëren van een probleem en dat optimaliseer je uit.’ daardoor hebben we dus mooie auto’s gehad, maar je hebt wel even niet nagedacht dat ze allemaal op olie rijden en dat het klimaat opwarmt. Dat we in het produceren van dat soort goederen, over dat soort effecten mee zouden gaan denken, dat is tot nu toe geoutsourcet aan de maatschappij. Ze hebben natuurlijk een aantal grote overwinningen behaald, maar dat zijn natuurlijk voor een deel ook pyrrusoverwinningen die uit die manier van denken zijn gekomen. Probleem is nu, dat wij en heel de maatschappij dat hebben toegestaan. Elke andere vorm van de onttovering van de wereld, de romantiek, de ruis, de even een keer niet optimaal functioneren, even een keer de boel de boel laten en een keer achterover leunen, dat dat allemaal meteen als een soort van falen is gezien en nog steeds op die manier wordt gedefinieerd. En dat leidt natuurlijk tot enorm rare situaties, waarbij we meer mensen in Europa thuis hebben met burn-outs dan met fysieke problemen. Dat blijft maar doorgaan, want binnen het kader van deze systemen kunnen wij dat als een feit nog steeds niet structureel krijgen. Dus binnen dit paradigma waarin we zitten, zal dat nog steeds worden gezien als een persoonlijk falen. Op dit moment hebben we zogenaamd in Europa een persoonlijk falen van tientallen miljoenen mensen. En we kunnen nog steeds niet structureel terug krijgen naar hoe deze maatschappij functioneert of in elkaar zit. En dat is op dit moment een enorme paradox.

Tien man in de goal

Dat is ook de reden dat we Council hebben opgezet in 2009. Wat ik natuurlijk ook zag, en met mij veel vrienden, is dat er maar één manier was om dit te counteren, zeg maar, dit paradigma. Door het hele paradigma over te nemen. Als je op dit moment zegt van: ‘Ik ben tegen die sensoren’, of: ‘Ik ben tegen het monitoren’, of: ‘Ik ben tegen dat…’, dan vind je geen enkele weerklank binnen ankerpunten waar jij een significante verandering teweeg kan brengen. Je kan misschien een kleine tegenbeweging teweeg brengen. maar dat blijft dan meteen een tegenbeweging. En als tegenbeweging wordt je meteen zo gekarakteriseerd en gecatalogiseerd. Toen heb ik Council opgezet in 2009, en dat wordt nu ook echt gezien als iets van de industrie. En dat is heel goed. Maar het is opgezet vanuit juist helemaal de andere kant. Opgezet vanuit de kunst, literatuur en design, vanuit juist dat idee dat er iets gruwelijk mis aan het gaan is. Er is een onwaarschijnlijke reductie bezig van de werkelijkheid en van hoe de werkelijk wordt gezien. En die intelligentie van ingenieurs, die natuurlijk een belangrijke intelligentie is, die moet weer terug naar weer onderdeel zijn van een team. Laten we een voetbalteam nemen. Op dit moment staan er gewoon tien man in de goal. We hebben gewoon tien mensen die in de goal staan, die alleen maar die bal willen tegenhouden en uiteindelijk geen verandering willen van hoe processen eeuwenlang zijn gegaan. Dat kan natuurlijk niet. Dus we hebben zeker iemand in de goal nodig, maar daar hoeft er maar één te staan. We hebben maar één iemand op goal nodig. En dan hebben we een middenveld nodig. En dan hebben we wat spitsen nodig. Die nou volledig verdwenen zijn. Heel het beeld van wat we nu hebben, hoe de wereld in elkaar zit is vergeten… Is op dit moment een volledige reductie geworden van wat het leven is, van wat mens zijn is, van wat samenleven betekent. Maar goed, dat zijnde, is dat wel bezig.

Open

Dus moet je op een gegeven moment bij jezelf ook gaan navragen: ‘Misschien zit ik wel fout.’ Dus als toch blijkt dat deze maatschappij deze kant op wil, dat zijn deze monitoring op al die fronten zien zitten, dan moeten we dus een andere tactiek hanteren. En die tactiek hanteren we nu ook. Okee, we laten al die monitoring intact, monitor alles maar op je body area network, zet die camera’s maar in de stad, zet alles maar op film, zet alles maar op 1500 sensoren waar dan ook, het maakt ons niet meer uit. Maar dan willen we ook alles open hebben. Dus ik wil al die databases open. Het is op dit moment volledig onverantwoord dat alleen de politie of justitie of allerlei geheime diensten beschikking hebben over deze data. Nogmaals, omdat het een andere ontologie is. Een andere wereld. Ik praat veel met mensen van de politie en die zijn echt superslim, en supergoed en er valt ongelooflijk goed mee te denken en te praten. En dat is nou het mooie, dat allerlei nieuwe verbanden, nieuwe netwerken van mensen ontstaan die inzien dat ze moeten samenwerken. En dat betekent dat activisten, anarchisten en beleidsmakers en beleidsmedewerkers, politie, justitie en militairen, op dit moment veel meer zaken gemeenschappelijk hebben, dan niet. Wat ze gemeenschappelijk hebben is dat ze willen werken voor een zo groot mogelijke groep mensen. Dus als we dan een slim Nederland willen, dan wil ik graag een slim Nederland voor iedereen. En niet een slim Nederland voor tien kleine gated communities waar mensen gaan wonen en werken die daar voor betalen. En daar gaan we op dit moment wel naar toe. Dus we zitten op dit moment in een situatie waarin de gateways worden bezet door commerciële partijen, die worden gekoppeld aan andere over the top spelers zoals AirBNB en Über. AirBNB en Über pakken 20% van de toegevoegde waarde op elk ritje of elke tussenkomst in een hotelachtige verhuring van een kamer. Dat gaat naar Amerikaanse shareholders. Die worden niet alleen rijk, die verzamelen ontzettend veel data en met die data gaan zij diensten ontwikkelen. Dus op dit moment zijn wij in Nederland, hebben wij een bevolking, die bevolking betaalt belasting voor een aantal mensen die in een parlement zitten te praten met elkaar. Die mensen hebben geen enkele agency meer over wat er gebeurt in het land. Ze hebben geen euro’s meer, dus ze kunnen al niet sturen op financiële zaken. Ze hebben geen wetgeving meer, 80% tot 90% komt uit Europa. Ze hebben alles geprivatiseerd, dus ze kunnen niet meer sturen op kerndomeinen. Ze zitten er eigenlijk alleen maar te praten. Dat kan ik nog hebben, en daar wil ik nog graag belasting voor betalen. Want ik heb ook een tijdje een uitkering gehad. Ik wil heel graag dat dat kan. Ik wil heel graag van die fictie af van werken, niet werken. Ik wil heel graag dat iedereen een basisinkomen krijgt. Dat lijkt me normaal. Dat is het enige dat we kunnen hebben in zo’n verbonden wereld. Dus daar moeten ze echt voor gaan zorgen. daar wil ik graag heel veel geld aan belasting voor betalen.

Maar ik begin me wel zorgen te maken als diezelfde mensen eigenlijk onze belangen niet meer behartigen. Op dit moment, komen 50% van de diensten die Europeanen gebruiken al uit bedrijven die dat weer geven aan Amerikaanse shareholders. En dat wordt alleen maar meer. Op dit moment, worden we echt beroofd. Omdat de nieuwe grondstof is niet meer olie, is niet meer goud maar data. Die data die wordt niet beveiligd en geharnast in een eigen systeem. Natuurljk moet je een Hollandse cloud bouwen, een Hollands platform en Hollandse databases zodat je in ieder geval je eigen AirBNB’s en Übers… En natuurljk het liefst Europees, met federated systemen, dat je dit ook overal doet. Misschien gaat het ook nog wel gebeuren ook. Zou fijn zijn. Maar als het niet gebeurt, dan stevenen we recht op een enorme systeem crash af. Omdat door heel de geschiedenis blijkt dat op het moment dat elites niet meer in staat zijn om de belangen van hun burgers te behartigen, of zich er niet meer echt druk om maken, dat ze dan worden verjaagd. Dat ze dan kunnen gaan. Hoe gebeurt dat vaak? Dan gaan mensen op straat komen. Die gaan dan weer met stenen gooien. Dan gaat er weer een ruit aan. En dan moet iemand anders die ruit weer oprapen. Dat hebben we nu toch echt wel gehad. Er si geen enkele behoefte aan geweld. En geen enkele behoefte aan gezeur. Dat is helemaal nergens voor nodig. We kunnen dit perfect en heel goed oplossen. We hebben een jaar of vijf, of tien. Dus of het wordt echt een beetje en puinhoop… Mensen zijn niet gek, je kunt niet mensen eeuwig voor de gek blijven houden totdat mensen door krijgen dat jij wel geld van hun vraagt maar geen agency hebt om wat te doen… Dat gaan ze niet blijven doen… De gevangenissen zitten gewoon vol. Omdat er nou Deense gevangenen in de Nederlandse gevangenissen zitten. Zoveel heb je er niet eens. Dus als duizend man stopt met belasting betalen, wat ga je dan doen? Dan gaat ons systeem er aan. Willen we dat? Nee. Het is ongelooflijk goed geregeld. We hebben een waanzinnige, fantastische maatschappij waarin we lekker zitten kletsen, een kopje koffie gaan drinken en een broodje gaan eten. Ik snap ook niet waar iedereen zo druk om doet. Mensen hebben water uit de kraan, er is riolering, we kunnen douchen. Er is een onwaarschijnlijke luxe. En iedereen is een beetje van het pad afgeraakt op een bepaalde manier, omdat mensen moeten wachten om geld uit de muur te halen bij een automaat of zo, wat dan teveel is. Het is echt helemaal uit de hand gelopen. Dat we helemaal geen zicht meer hebben op welke waanzinnige luxe we hebben. En het lijkt me slim om met z’n allen te proberen om die luxe in ieder geval ook voor het hele land, het liefst ook voor heel Europa… 16 miljoen, of 400 of 500 miljoen man, weer proberen te borgen. Nou dat kan als wij nu gebruik maken van diezelfde nieuwe technologieën. En als we nou zien dat diezelfde technologieën ook 100% aanwezig zijn in gezondheid, 100% aanwezig zijn in het huis, 100% aanwezig zijn in de auto, maar volledig niet aanwezig zijn in besluitvorming of in politiek… Nou dan wordt het wel een beetje te gek.

Dus wij hebben nog steeds mensen die daar zitten te praten met elkaar… Het journaal kijken we al lang niet meer want daar worden we helemaal gek van… We kijken liever naar Matthijs of we kijken naar iets anders… Maar zeker niet meer naar dat journaal. Om alleen al die mensen daar te zien praten daar in Den Haag. En dan maar denken dat ze iets te zeggen hebben. En dan, de één zegt A, de ander zegt B… Die zegt weer C en die roept weer iets anders… Daar hebben we niets meer mee te maken. Het is amusement. Nou ja, als het amusement was, was het leuk. Maar het is niet leuk meer. Het is triest aan het worden. Die mensen kunnen allemaal met pensioen. Ze kunnen allemaal in een leuk hokje zitten en dan zwaaien naar mensen, weer wat sociale cohesie terugbrengen, maar dat heeft echt geen zin meer. Dus wat we nu nodig hebben is een verzameling mensen zowel aan de activistische kant, goede hackers, goede coders, die willen werken voor het publliek belang. Dat hebben ze eigenlijk al al die tijd willen doen. Die beschikking hebben over alle data die mogelijk is. En dat moet toch kunnen. En mensen van beleid. Dus mensen die weten hoe je dingen schaalt, hoe je dingen groot moet bouwen, beleidsmakers. Waarbij we elkaar kunnen helpen aan het bouwen van een nieuw systeem voor de 21e eeuw. Gebaseerd op data en datamanagement. Wat eigenlijk alleen maar hoeft te zorgen voor goede riolering, goede autowegen, goede ziekenhuizen, goede scholen en een aantal goede basisvoorwaarden voor ons allemaal, zoals goede voedsel- en energievoorziening. En zich voor de rest niet teveel moet bemoeien met al die dingen. En alle data, die komt van al die systemen, moet natuurlijk allemaal open zijn. Zodat iedereen daar diensten op kan leveren en daar geld mee kan gaan verdienen. Het is de logica zelve, en het zal ook echt snel ergens worden uitgevoerd. Eerder in Azië denk ik, daar praten we ook veel mee. Met mensen in China, Singapore… maar ik hoop eigenlijk ook in Nederland. Het zou zo gek zijn om het niet te doen. We zijn het meest logistiek geavanceerde land van de wereld. We hebben een onwaarschijnlijk geïntegreerde infrastructuur, we hebben onwaarschijnlijk goede mensen in de publieke diensten. Overal waar ik kom, of het nou het College Bescherming Persoonsgegevens is, of het Ministerie van Binnenlandse of Buitenlandse Zaken, de politie: ik zie alleen maar superlieve aardige mensen. Die staan voor het publiek belang. En dan praat ik met hen. En dat zeg ik: ‘Luister, er zijn een aantal dingen aan de hand. Je moet doorpakken nou, je moet niet meer verder gaan privatiseren of die bedrijfjes die data allemaal gaan geven in deze tijd. Dat is echt te gek voor woorden. Je moet nu terug naar de kern van je taak, zorgen voor iedereen…’

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.