Hoe Ron van Es ruimte maakt met een gestolen kip onder zijn arm
Happyplaces Stories (video)
Lang geleden werden Ron van Es en ik aan elkaar gekoppeld door Kees Klomp. Ron zocht mij toen op in Meppel. Die ontmoeting was aardig, maar ook wat ongemakkelijk. Meer een moeting dan een ontmoeting. We zaten allebei in veel andere dingen met hoofd en hart, wat maakte dat het lastig was om tot iets gemeenschappelijks te komen. Prima, dat heb je soms. Het was niet meer geworden dan op hoofdlijnen elkaar leren kennen, maar verder niet echt goed ontmoeten. Soms heb je van die ontmoetingen die je nog heel goed kunt herinneren. Dan gebeurt er iets, maar nu was dat niet. Toch had iets me wel aangezet. Sindsdien volg ik Ron, wat heel gemakkelijk is omdat hij een ontzettend actieve maker is en heel veel deelt via allerlei kanalen. Misschien dat daar een stuk van de aantrekkingskracht zat, dat makerschap en makersdrift hebben we gemeenschappelijk. Net als een aantal gemeenschappelijke connecties en onderwerpen.
Laatst kwam ik weer een schrijfsel van hem tegen en bedacht me toen dat die onaffe ontmoeting waardig afgemaakt moest worden. En zo deden we het overgrote deel later in Rotterdam, want al snel bleek dat we elkaar inderdaad die eerste keer nauwelijks echt hadden ontmoet. Ik had ook de camera’s meegenomen, omdat het idee ook was om dan gelijk van hem meer te leren hoe hij ruimte maakt. Maar van filmen kwam het niet. We spraken over het leven, over de dood van onze ouders, over er zijn, ertoe doen en een boel meer. In de tussentijd tussen de moeting en deze ontmoeting was er een boel gebeurd aan beide kanten, veel teveel om te bespreken in de tijd die we er riant voor hadden vrijgemaakt. Dus volgde snel een nieuwe afspraak.
Ron is bovenal Ron. Daarnaast is hij psychosyntheticus, schrijver, dichter, mentor-coach, film — & televisiemaker, spreker, dichter, podcastmaker en opa van 11 kleinkinderen.
Het transcript is licht bewerkt om leesbaarheid te verbeteren.
Zo rond mijn veertigste is er iets gebeurd wat voor mij heel bijzonder is geweest, als het over ruimte gaat. Ik was in de periode totaal vastgelopen in mijn leven. Ik was toen ook nog zo eigenwijs dat ik dacht: ‘Ik ga niet naar een psycholoog. Want dat werkt toch niet.’ Of: ‘Dat vind ik niet interessant.’ Enzovoort. Ik kwam toen een oude vriend van mij tegen, daar was iets mee aan de hand. Hij vertelde dat hij net een kennismakingsmidweek had gedaan rondom psychosynthese. Ik kende dat helemaal niet, maar ik dacht toen wel dat er met hem toen iets is gebeurd wat mij mogelijk ook zou helpen in mijn vastgelopen leven. Ik heb mij toen ingeschreven voor zo’n midweek.
Ik-zelf-ruimte
De eerste ochtend van die midweek heb ik iets meegemaakt dat mij heel erg heeft verrast en heeft geholpen als het gaat over ruimte maken. Wat je namelijk vaak ziet is dat mensen vaak vanuit hun ‘ik’ denken, vanuit het ‘ik’ beleven, vanuit het ‘ik’ willen zijn, vanuit het ‘ik’ willen redeneren, vanuit een ‘ik’ het leven bekijken. Ik leerde daar dat we als mens in staat zijn om boven die ‘ik’ uit te stijgen. Daar hoef je niet een halfjaar voor naar Nepal te gaan, in een klooster te zitten met monniken en te mediteren; het is een manier van ‘zijn’ die ons allemaal is gegeven.
Je bent meer dan je denken, terwijl je wel ‘denken’ hebt. Je bent meer dan je gevoel, terwijl je wel gevoel hebt. ‘Je bent meer dan je lichaam’, terwijl je wel een lichaam hebt. Ik merkte in die oefening dat ik als het ware mezelf waarnam. Daarmee creëerde ik veel ruimte in wie ik ook nog meer ben.
De hele simpele oefening die ik daar deed — en ik weet nog goed dat ik die docent hartelijk bedankte voor wat mij was overkomen — was een oefening om als het ware in contact te komen met je ‘zelf’ of jezelf. We denken heel vaak dat we ‘ik’ zijn, maar we hebben meer dan ‘ik’ alleen, we hebben ook ‘zelf’. Dat ‘zelf’ kan kijken naar dat ‘ik’. Een heel simpele oefening is om je het volgende te realiseren: Je bent meer dan je denken, terwijl je wel ‘denken’ hebt. Je bent meer dan je gevoel, terwijl je wel ‘gevoel’ hebt. ‘Je bent meer dan je lichaam’, terwijl je wel een ‘lichaam’ hebt.
Ik merkte in die oefening dat ik als het ware mezelf waarnam. Daarmee creëerde ik veel ruimte in wie ik ook nog meer ben, dan alleen vanuit die ‘ik’-gedachte. Want die ‘ik’-gedachte kon alleen maar nadenken over wat die wist. Dat is die harde schijf waar die mapjes op staan. Ik leerde daar, als het ware, nieuwe software te downloaden om me te realiseren: ‘Wacht eens even, er is meer ruimte waarin er weliswaar een ‘ik’ is, maar er is ook nog een ‘zelf’. Die ‘zelf’ kan weer naar die ‘ik’ kijken.’ Dat klinkt allemaal vaag, maar dat is het dus juist niet.
Binnenstebuiten
Wat ik daar merkte is dat het een oefening is die ik ook heel snel kan uitleggen bij mensen, die we samen ook heel snel kunnen ervaren zoals ik het toen ook heb ervaren. Het heeft mij geholpen om ruimte te creëren in mijzelf en met wie ik ben. Ik kan dus gebruik maken van die ruimte, dat grote onbewuste stuk van mezelf. Ik kan dat boven tafel tillen, boven water helpen, om te zien wie ik werkelijk ben.
Vaak gaan we uit van een bepaald patroon en gedrag, en dan zeggen we tegen mensen: ‘Zo ben ik nou eenmaal.’ Maar nee, zo kijkt het ‘ik’ naar jouw gedrag. Maar er is veel meer van jou. Als je leert om te dat zien in die grote ruimte die we hebben in onszelf, met ons ‘zelf’, dan weet je ook waar dat gedrag vandaan komt. Dan kun je dat patroon ook ontrafelen. Dan is er veel meer kans dat je vanuit het ‘zelf’, vanuit die ruimte, naar de ruimte om je heen kunt kijken, naar de ander kunt kijken, naar de wereld kunt kijken, naar andere verhalen kunt kijken. Hoe je vervolgens een plaats kunt innemen in dat verhaal. Maar ook dat je in die ruimte ook veel meer kunt ontdekken, in plaats van zeggen: ‘Ik ben alleen maar hiermee bezig.’ Dat heeft me ontzettend geholpen en verrast. Dat het ook bij mij lukte en kon.
Ik vind ruimte naar binnen gericht interessanter om te verkennen, in plaats van dat je alle ruimte buiten gaat verkennen. Je hebt een enorme ruimte binnen, die kun je verkennen. Nogmaals, daar hoef je geen boeddhist voor te worden of te mediteren op een berg. Dat is gewoon bereikbaar nu, op dit moment.
Vanuit die ruimte en ik steeds meer gaan kijken en werken. Dat wilde ik toch meegeven, hoe je in ruimte kunt zijn, omdat we heel vaak denken dat ruimte naar buiten gericht is. Maar ik vind ruimte naar binnen gericht interessanter om te verkennen, in plaats van dat je alle ruimte buiten gaat verkennen. Dat is het oude adagium, ‘zo binnen, zo buiten’, dat werkt echt op die manier. Je hebt een enorme ruimte binnen, die kun je verkennen. Nogmaals, daar hoef je geen boeddhist voor te worden of te mediteren op een berg. Dat is gewoon bereikbaar nu, op dit moment.
Waarnemen
In het boek wat ik nu aan het schrijven ben komt het thema ‘waarnemen’ nadrukkelijk naar voren. Wie neemt nu wat waar? Als je leert om jezelf waar te nemen, dan is er altijd een ander die waarneemt. Alsof er twee ‘ikken’ bestaan. In de Nederlandse taal kennen we dat ook. ‘Ik en mijzelf’ zeggen we weleens. Dat lijkt erop dat je dan schizofreen aan het worden bent, maar dat is niet zo. Je hebt twee ‘ikken’ of twee ‘zelven’. Voor het gemak zeggen we dan tegen de ene ‘ik’, en de ander noemen we dan het ‘zelf’ om het een beetje uit elkaar te houden. Maar je bent veel meer dan dat.
Mensen zeggen wel eens: ‘Je kunt jezelf niet veranderen.’ Dat is natuurlijk flauwekul. Je kunt wel degelijk je gedrag en je patroon veranderen als je maar weet wat je aan het doen bent.
Als je leert om jezelf waar te nemen, dan kun je dus ook naar jezelf kijken en jezelf afvragen: ‘Wat ben ik nou daar aan het doen? Wie is dat nou die daar bezig is te zijn en te doen?’ Van daaruit kun je ook veel gemakkelijker dingen veranderen. Mensen zeggen wel eens: ‘Je kunt jezelf niet veranderen.’ Dat is natuurlijk flauwekul. Je kunt wel degelijk je gedrag en je patroon veranderen als je maar weet wat je aan het doen bent. Heel vaak heeft het verleden te maken met waarom je doet wat je doet. Dat zijn butsen, blauwe plekken, opvoeding, veiligheid zoeken. Daarmee creëer je een soort persona — deelpersoonlijkheden wordt dat soms ook wel eens genoemd. Die helpen je dan in je verdere leven.
Ruimte voor rust
De vraag is, waar en wanneer gaat het wringen? Vaak zie je dat op een volwassen leeftijd die ruimte steeds nauwer wordt. Dat mensen beklemd raken. Dat ze tegen een burn-out aanlopen. Dat ze zichzelf kwijtraken. Dat ze niet meer weten wie ze zijn. Of dat ze zich ontwikkelen naar een heel naargeestig mens, omdat ze al dat verleden met zich meedragen. Als je vanuit het heden kunt kijken naar wie je dan eigenlijk bent, vanuit een hoger standpunt, waarbij je van boven naar jezelf kijkt, dan kan je mogelijk leren waarom je je gedraagt op een bepaalde manier of waar je last van hebt. Heel vaak heeft het te maken met een verleden wat je nu in het heden kunt zien. Door daar op een bepaalde manier naar te kijken, kun je dan iets oplossen. Dan is het bijzondere is dat er in het ‘zien’ al heling zit van pijnlijke plekken. In dat heden kun je ook kijken naar je ontwikkeling in de toekomst. Niet in de tijd gezien, maar wel in de mens die je wilt zijn, de mens die je bent.
De ruimte vinden geeft zoveel bevrijding, dat je daarna ook veel meer samenvalt met wie je werkelijk bent. Dan lig je in het verlengde van jezelf, met je verleden, heden en toekomst. Dus word je jezelf. Dat is de ruimte die je ervaart. (…) Die ruimte heeft mij geholpen om in rust te komen met wie ik ben.
Dat heeft alles te maken met de ruimte die je in jezelf kunt vinden en zoeken. Dat geeft zoveel bevrijding, die ruimte, dat je daarna ook veel meer samenvalt met wie je werkelijk bent. ‘Alignment’ heet dat in mooi Engels. Dan lig je in het verlengde van jezelf, met je verleden, heden en toekomst. Dus word je jezelf. Dat is de ruimte die je ervaart. In die ruimte ervaar je de vraag: ‘Wat heb ik te doen, in deze ruimte, nu ik er toch ben? Wat kan ik creëren? Waar kan ik aan bijdragen? Wie ben ik als mens? Wie ben ik onder mensen?’ Dat is geen kwestie van een hele lange oefening. Het vergt wel discipline om er steeds bij te zijn, want het gebeurt hier. Het is een gegeven dat ik op mijn veertigste heb geleerd, en ik alleen maar aan het doortrekken ben nu ik 25 jaar ouder en, hoop ik, wijzer ben. In sommige gevallen is dat zo, maar in sommige gevallen ook weer niet. Maar die ruimte heeft mij geholpen om in rust te komen met wie ik ben.
Ruimteregisseur
Toen ik 39 was had ik natuurlijk een aanname omdat ik dingen op een bepaalde manier deed, en daar was ik me niet van bewust. Ik ben in mijn leven regisseur geworden omdat ik van kinds af aan een ervaring heb gehad waar ik in leerde dat ik het zelf moest doen ik het leven. Dat ik op niemand kon vertrouwen. Dat heeft te maken met waar ik vandaan kom, ouders, mijn kinderjaren, enzovoort, wat enorm heeft ingegrepen in mijn leven. Dat heeft zich als het ware vastgeklonken aan wie ik dacht te zijn.
Ik ben in mijn leven regisseur geworden omdat ik van kinds af aan een ervaring heb gehad waar ik in leerde dat ik het zelf moest doen ik het leven. (…) Dus ben ik letterlijk regisseur geworden van film en televisie. Waardoor ik ook in staat was om te zeggen: ‘Dit is wat ik doe. Ik ben de baas over mijn eigen leven. Ik ben niet afhankelijk.’
De enige manier waarvan ik dacht om daarvan weg te komen was dacht ik om regisseur te worden van mijn eigen leven. Dus ben ik letterlijk regisseur geworden van film en televisie. Waardoor ik ook in staat was om te zeggen: ‘Dit is wat ik doe. Ik ben de baas over mijn eigen leven. Ik ben niet afhankelijk.’ Ik ben ook nooit in dienst gegaan, want daar kreeg ik het benauwd van. Ik had een enorme bindingsangst, waardoor er tegenover die onafhankelijkheid ook een grote eenzaamheid gecreëerd werd. Ik dacht: ‘Zo kan ik het leven aan. Zo kan ik het handlen.’ Totdat het zo ging klemmen of vast ging zitten, dat ik geen kant meer op kon en die eenzaamheid alleen maar groter werd waardoor ik niet meer wist hoe ik daar weg kwam.
Je hebt echt ruimte nodig om naar jezelf te kijken en jezelf te bevragen. Als je dat aandurft ontdek je dat die grote ruimte er is. Dat je helemaal niet die regisseur bent, wat een identiteit geworden was. Maar dat je mens bent. Dat je mogelijk een rol hebt als regisseur, maar ook nog andere rollen die je kunt uitleven.
Maar ik wist wel dat het niet ten diepste was wie ik ben. En al helemaal niet wie ik wilde zijn. Maar hoe kwam ik daar weg? Dan heb je echt ruimte nodig om naar jezelf te kijken en jezelf af te vragen: ‘Hoe komt het dat ik hier gekomen ben? Wie dacht ik te zijn? En als ik zeg dat ik dit niet ben, val ik dan misschien in een enorm zwart gat? Is er dan die enorme angst? Wat gebeurt er dan met me? Wie ben ik eigenlijk?’ Als je dat aandurft ontdek je dat die grote ruimte er is. Dat je helemaal niet die regisseur bent, wat een identiteit geworden was. Maar dat je mens bent. Dat je mogelijk een rol hebt als regisseur, maar ook nog andere rollen die je kunt uitleven. Dat je in die heelheid, in dat ‘heel’ zijn die ruimte kunt ervaren en kunt zeggen: ‘Ik leer het een plek te geven.’ Ik moest eerst 39 worden en vastlopen, om op mijn veertigste te denken: ‘Dit moet nu echt anders. Ik moet hier iets mee.’ Na veel worstelingen en gedoe, een echtscheiding, alles erop en eraan wat je maar kunt bedenken, waarbij je echt door een diep dal gaat in je leven. Blijkbaar had ik dat nodig. Want ik moest met mijn kop tegen de muur lopen. Zo eigenwijs was ik intussen wel geworden. Totdat ik echt zwaargewond op de grond lag en dacht: ‘Nu moet ik echt iets.’
Ademhalen en haaien
Ik heb een bijzondere anekdote, voorafgaand aan mijn veertigste jaar. Ik maakte een documentaire in Zuid-Afrika, als regisseur met een team. Op de laatste dag voordat we terugvlogen dacht ik: ‘Ik ga een stukje zwemmen in de oceaan.’ Er komen bij Durban twee oceanen bij elkaar. Ik had niet verwacht dat er aflandige wind was, dus lag ik op een bepaald moment heel ver in de oceaan. Ik dacht toen: ‘Nu moet ik terug.’ Maar dat gaat natuurlijk niet. Ik realiseerde me ook dat er haaien zwemmen, dus dat was wel een dingetje.
Ik weet nog goed dat ik op dat moment dacht: ‘Nu zou ik om hulp moeten roepen.’ Maar ik verdomde het om dat te doen. Het kan dus zo diep in je systeem zitten, dat je jouw ruimte in je leven zo nauw maakt en je mogelijk verzuipt, je nog niet om hulp roept.
Met grote moeite heb ik mezelf terug weten te worstelen het strand op. Het heeft weinig gescheeld, of ik was daar verdronken. Ik weet nog goed dat ik op dat moment dacht: ‘Nu zou ik om hulp moeten roepen.’ Maar ik verdomde het om dat te doen. Het kan dus zo diep in je systeem zitten, dat je jouw ruimte in je leven zo nauw maakt en je mogelijk verzuipt, je nog niet om hulp roept. Ik was alsof ik in beton gegoten was daar. Achteraf dacht ik: ‘Wat is er toch met mij aan de hand? Hoe kan het toch dat ik zo vastzit in wie ik ben, of denk te zijn? Of wie ik mogelijk moest zijn? Hoe krijg ik dat weer uit elkaar gewrikt?’ Er is zo’n rare kleine oefening voor nodig geweest om in te zien dat er veel meer ruimte is, om dat te ervaren. Vanaf dat punt kon ik weer ademhalen. Heel bijzonder.
Ruimtegereedschap
Ik kom uit een arbeidersgezin en was de enige die door ging leren. In die kringen was het niet gewoon om over jezelf na te denken, laat staan verder te denken over wat je met je leven wilde. Behalve over werk, want zover ging dat dan. Ik was vanaf jongs af aan niet gewend om te reflecteren, te leren reflecteren of na te denken over het leven, of over wie ik ben in de wereld. Wat ik nu veel om me heen zie, is dat heel veel mensen en vooral ook jonge mensen vastlopen omdat ze niet de techniek of de gereedschappen hebben om naar zichzelf te kijken. Als ik het heb over ‘waarnemen’, en ‘wie neemt nu wat waar?’, dan is dat voor veel mensen nog best wel een ingewikkelde vraag. Dan is het vaak: ‘Wat bedoel je met waarnemen? Ik neem toch waar? Ik kijk toch om mij heen? Ik reageer daar toch op?’ Dat klopt, maar dat is dat ‘ik’ wat er is waar ik eerder over vertelde. Maar ben je ook in staat om die ruimte te zoeken en ook te ervaren?
Het heeft mij ertoe gebracht dat ik nu een boek aan het schrijven ben waarin in dat soort lessen heel duidelijk wil beschrijven, hoe je op een simpele manier kunt leren om te reflecteren. Bijvoorbeeld over dat ‘waarnemen’, of je plaats innemen in het leven, of om na te denken of er misschien een grondplan is, eens na te denken over je potentie, na te denken dat er altijd een ander nodig is om een les te leren — want je leert niet zelf. Je hebt al die gereedschappen nodig om op een bijzondere manier naar je eigen leven te kijken. Ik ben niet bijzonder, totaal niet. We zijn allemaal niet zo bijzonder. We lijken nogal op elkaar, ook al willen we dat niet altijd graag bekennen. Maar er zijn heel simpele manieren om naar jezelf te kijken. Ik hoop met het nieuwe boek dat ik nu maak daar een bijdrage aan te leveren, dat mensen niet mijn les leren, wat niet zo interessant is. Maar wel leren om hun lessen te leren en daarmee beter naar zichzelf te kijken. Het liefst al op jongere leeftijd, zodat je niet net als ik eerst 39 hoeft te worden, maar dat je het al vroeger kunt leren.
Het enige wat ik mis op hogescholen of universiteiten is dat studenten dat leren. Die leren een vak en van alles en nog wat. Maar ze leren niks over zichzelf. Wie ze zijn in dat vak, wie ze zijn als mens. daar zou ook aandacht voor moeten zijn. Dan niet in de vorm van een gastdocent die een keertje langskomt en een boekje heeft geschreven en daar iets over gaat vertellen, maar als een grondgedachte. Zodat je van daaruit je studie op kunt bouwen om te bepalen wat je wilt bewerkstelligen in het leven, waar je aan wilt bijdragen of wat je rol wordt, zodat je daar veel meer aandacht voor kunt vragen.
Waarnemen
Ik kom ook gedeeltelijk uit het theater. Als een acteur de speelvloer op gaat, bijvoorbeeld in een repetitieperiode, dan gebeurt er iets anders dan wanneer je aan de kant blijft staan. Die speelvloer is een soort heilige grond, waar je elkaar ontmoet, waar andere acteurs komen, waar je meegaat in het spel. Je kunt daar niet zeggen dat je even niet meedoet, of dat je een eigen spel hebt. Je creëert daar samen iets. Daar neem je jezelf waar, je neemt de ander waar, maar je neemt ook het spel waar dat je met elkaar aan het creëren bent.
Als een acteur de speelvloer op gaat (…) dan gebeurt er iets anders dan wanneer je aan de kant blijft staan. Je kunt daar niet zeggen dat je even niet meedoet, of dat je een eigen spel hebt. Je creëert daar samen iets. Daar neem je jezelf waar, je neemt de ander waar, maar je neemt ook het spel waar dat je met elkaar aan het creëren bent.
Zijn wij nog in staat om het leven zo te leven dat we elke ontmoeting zo zien? Bij elke ontmoeting die ik heb gaat dat als volgt. Ik kom in het spel. De ander komt in het spel. Alles wat daar gecreëerd wordt is nieuw en is van ons samen. Dat neem ik waar. Daar leer ik van. Daar gebeurt iets dat anders is dan wat ik van tevoren had bedacht. Daar is magie, bij wijze van spreken. Dat neem ik allemaal waar — ik neem waar dat er iets gebeurt. Dan heb je een soort van tweede oog. Naar jezelf kijkend, naar de ander kijkend, naar het spel. Er gebeurt iets daar. Dat is echt een kwestie van kunde. Je kunt jezelf voornemen dat te gaan doen, maar je moet het telkens weer besluiten het op die manier te gaan bekijken. Dat vergt discipline. Dat leer je mogelijk niet van jongs af aan, dat is echt een manier van leven waarin je die discipline meer gaat ervaren of waarnemen, dan is het niet meer zo vaag. Want dat is soms hoe mensen reageren als ik het het over dat begrip ‘waarnemen’. Maar het is helemaal niet vaag.
Op het moment dat ik nu hier met jou praat Marcel, kan ik ook mezelf zien als pratende met jou. Tussen ons staat weliswaar een camera, maar er gebeurt hier iets, in een gesprek. Ik praat wel, maar jij reageert door te knikken, waardoor er in dat waarnemen een situatie van leren van elkaar. Zo kijken is iets wat me helpt in elk situatie opnieuw, om niet steeds vanuit mezelf te vertrekken en vanuit mezelf alleen maar dingen te vertellen, waar jij als luisterende toehoorder jaknikt. Wij weten dat er een geheel is. We weten dat er een gesprek is. Dat er ook iets ontstaat wat ook voor mij nieuw is. Want anders ben ik alleen maar aan het zenden, en ik wil ook graag ontvangen.
Spel, speler, plaats
Wat ik ook wel vaak probeer te vertellen aan mensen is een heel simpel principe, namelijk ‘spel-speler-plaats’. Als je naar het leven kijkt als een spel, dan ben jij degene die de speler is want jij bent in dit leven, het spel, gekomen en je zoekt er je plaats in. Heel veel mensen hebben best veel moeite om die plaats te vinden in het leven. ‘Wat is dan van mij? Wat hoort bij mij? Wie kan ik zijn?’ Het heeft ook met je werk te maken. Als je werk het spel is, dan ben jij met je rol de speler en neem jij je plaats in. Heel veel mensen willen die plaats niet innemen, dus voelen ze zich als speler miskend in dat spel. Die drie begrippen vormen samen een soort heilige driehoek die op alle vlakken inzetbaar is.
Wat ik vaak deel is een heel simpel principe, namelijk ‘spel-speler-plaats’. Als je naar het leven kijkt als een spel, dan ben jij degene die de speler is want jij bent in dit leven, het spel, gekomen en je zoekt er je plaats in. Die drie begrippen vormen samen een soort heilige driehoek die op alle vlakken inzetbaar is.
Op het moment dat jij je plaats niet inneemt als speler, wordt het spel niet gespeeld. Of, je bent wel speler in een spel, maar het is je plaats niet, dus heb je een ander spel nodig om de speler te kunnen zijn in dat spel. De vervreemding die veel mensen ervaren in het leven heeft te maken met wat het spel is, wie ze dan als speler zijn en of ze dan hun plaats kunnen innemen. Voor sommige mensen is het een levenslange worsteling om het spel te herkennen, zodat ze zich kunnen herkennen als speler om dan hun plaats in te kunnen nemen.Als dat lukt, wordt dat door sommige mensen ook wel ‘in the flow komen’ genoemd, in de lijn komen, of kunnen dan samenvallen. Als je kijkt vanuit die drie begrippen, dan kun je dat ook waarnemen en mild zijn naar jezelf en zeggen: ‘Het is vandaag niet goed gelukt. Misschien morgen wel.’ Zo kun je dat waarnemen ook weer gebruiken om die ruimte te zoeken voor jezelf. Dat zie je misschien ineens: ‘Hé, dit is de ruimte die er is. Ik kan meebewegen in die ruimte. Ik zit niet vast.’
We lopen zo vaak vast omdat we het spel niet begrijpen, we onszelf niet begrijpen als speler, laat staan dat we de plaats innemen van dat spel. Vervolgens zit je op drie momenten van die heilige driehoek vast. Als je deze drie punten meeneemt, kun je daarmee spelen. Dan kun je checken: ‘Klopt dit? Klop ik? Klopt het?’ Dat inzicht is iets wat die ruimte mij heeft gegeven. Daardoor is het een innerlijke en uiterlijke ruimte waarin in kan besluiten: ‘Kan ik dit spel spelen? Kan ik zijn wie ik ben als speler? Kan ik me ontwikkelen in het spel door een plaats in te nemen en te kijken wat er vervolgens gebeurt?’ Wat je vaak ziet is dat mensen zo vastgeklonken zijn aan wie ze denken te zijn, waardoor ze de ruimte niet ervaren om te spelen met spel en plaats. Dat zeggen: ‘Ik wil dit…,’ of ‘Ik moet dit.’ Of er ligt een ongelooflijke druk op, terwijl het waarnemen en ruimte zoeken ook maakt dat je kunt spelen met die drie punten spel-speler-plaats. Op die manier kun jij jezelf daarna ontwikkelen omdat je dan inziet wat het is dat je te doen hebt.
Leef met een gestolen kip onder je arm
Een mooi moment dat me altijd is bijgebleven is toen ik als jonge acteur bij De Appel speelde, is dat regisseur Erik Vos me een bijzondere opdracht meegaf. Hij zei: ‘Je gaat straks de scene in, maar je hebt een kip gestolen. Die heb je onder je arm. Die neem je mee de scene in. Niemand mag weten dat jij die kip hebt gestolen.’
Het is best lastig om in een repetitieruimte een kip te vinden, dus nam ik een stukje stof mee wat dan de kip voorstelde. Ik merkte dat er op dat moment iets gebeurde. Ik ben die speler, de acteur. Het spel is het toneelstuk en ik neem mijn plaats in. Maar er is iets anders aan de hand. Er zit een kip onder mijn arm, waarvan niemand weet dat die er is. Maar dan gebeurt er iets raars, iets magisch bijna, in dat spel dat ontstaat. Ik dacht toen: ‘Ik kan mezelf waarnemen in wat hier gebeurt. Ik kan het spel anders ervaren.’
Je merkt dat mensen zich zo vastleggen dat ze de ruimte niet meer kunnen innemen. Dus neem alsjeblieft een kip mee! Ervaar die ruimte die er dan ontstaat en dat het niet alleen maar om jou gaat, maar dat het ook over dat spel gaat waarin jij die speler bent, waarbij het er ook over gaat dat jij je plaats inneemt in dat spel. Die drie punten, spel-speler-plaats, daar gaat het echt over.
Soms zou ik willen dat mensen kippen mee zouden nemen onder hun arm. Om een bepaald spel in te gaan, die plaats dan anders in te nemen en te leren: ‘Het zit niet zo vast als ik dacht dat het zou moeten zijn.’ Dat gaat het over creativiteit, wat jouw vak is. Daarin merk je dat mensen zich zo vastleggen dat ze die ruimte niet meer kunnen innemen. Dus neem alsjeblieft een kip mee! Ervaar die ruimte die er dan ontstaat en dat het niet alleen maar om jou gaat, maar dat het ook over dat spel gaat waarin jij die speler bent, waarbij het er ook over gaat dat jij je plaats inneemt in dat spel. Die drie punten, spel-speler-plaats, daar gaat het echt over. Op die manier ontstaat er iets anders dan wanneer jij erin schuift en je van tevoren je al hebt geprepareerd hoe het moet zijn, want dan mis je echt het spel. Als speler heb je vaak aannames, van hoe het spel gespeeld moet worden of hoe mensen verwachten dat je het spel speelt. Er is vaak ook angst, wat meestal gaat over identiteitsverlies. ‘Wie ben ik in dat spel als speler?’ In plaats van dat je als speler je door het spel laat beïnvloeden, waar je beseft: ‘Hier gebeurt iets. Hier mag ik van genieten. Hier verandert iets.’ Of: ‘Dit is interessant. Hier stuit ik op iets.’ Wat invloed heeft.
Ruimte voor lol
Op een ander moment moest auditeren voor een rol. Dat zit er een regisseur tegenover je met zijn assistent en moet je je trucje komen doen. Toen die regisseur zich met mij ging bemoeien op de speelvloer, met mij ging spelen, veranderde het spel. Het was niet meer wat ik ging spelen. Nee, we gingen samen spelen. Ik dacht toen: ‘Het kan me geen barst schelen of ik word aangenomen of niet, dit is zo leuk om te doen.’ De lol komt er dan opeens in, ook de magie, waardoor de situatie verandert.
Waar we last van hebben in de samenleving is dat we heel erg vastzitten in maatpakjes, in aannames, in ideeën over onszelf, in ‘dit zullen we wel moeten doen’, dat we niet durven los te laten. Dat heeft met de angst van het loslaten van je identiteit te maken, met naamkaartjes, titels en dergelijke. Zie alle mooie voorbeelden op een platform als LinkedIn. Maar die zijn ook maar door onszelf verzonnen toch? We zijn behoorlijk aan het aanklooien met elkaar, kom op nou! Maar het gaat dus om tijdens het spel spelen, je plaats in te nemen. Daarmee kan het spel ook veranderen. Het is zo jammer, als je nu kijkt naar de samenleving die compleet vastloopt, waarin we de oude boodschap niet meer kwijt kunnen — die tussenruimte waarin ze zitten — we niet meer met die drie punten van die driehoek kunnen spelen. Dat we die speler kunnen zijn om die plaats in dat spel in te nemen, en daarmee gaandeweg het spel kunnen veranderen.
Waar we last van hebben in de samenleving is dat we heel erg vastzitten in maatpakjes, in aannames, in ideeën over onszelf, in ‘dit zullen we wel moeten doen’, dat we niet durven los te laten. Maar die zijn ook maar door onszelf verzonnen toch?
Wat je nu alleen maar ziet is polarisatie. Mensen die zeggen: ‘Ik ben dit, jij bent dat, en zo moeten we het spel spelen want anders doe ik niet mee. Of ik werp een blokkade op.’ Of wat dan ook. Waardoor het spel helemaal vast komt te lopen, zodat er geen enkele beweeglijkheid meer is in het spel. Laat staan dat we onze plaats innemen. Dan heb je alleen nog maar spelers, maar geen spel en geen plaats. Daarmee bevriest alles, loopt de hele samenleving vast en komen we geen barst verder, terwijl we met z’n allen weten dat we niet meer bij de oude situatie terugkomen. Want die is echt klaar. Dat is vastgelopen — dat hele systeem is vastgelopen. We zullen naar een nieuwe situatie moeten. We zitten in een transitie, waarin we moeten leren om los te laten. Dat vinden we ingewikkeld. Wat laten we los? Wat mag er zijn? Hoe ziet het spel er dan uit?
In het loslaten zal je zien dat het spel zich op nieuwe manieren gaat rangschikken en je als speler kunt invoegen om opnieuw je plaats in te nemen.
Maar in het loslaten zal je zien dat het spel zich op nieuwe manieren gaat rangschikken en je als speler kunt invoegen om opnieuw je plaats in te nemen. Als je daarvan bewust bent, als je dat kunt waarnemen, dat zet je niet meer de stoelen in de kamer op een andere manier neer om maar iets te hebben veranderd. Nee, dan staan dezelfde stoelen op andere plaatsen en gaan we echt met elkaar die verandering in, omdat we dan die stoelen misschien helemaal niet meer nodig hebben. Dan hebben we misschien ineens teveel stoelen en hebben we die helemaal niet nodig. Dat heeft te maken met spelen en die ruimte zoeken.
Thank you for taking the time to read the article and/or watch the video. I hope that you enjoyed it. If you did, don’t forget to hit the clap button (the icon of the hands below or on the left side of your screen) so I know I connected with you. Follow me here on Medium to automagically see new stories pop up on your Medium homepage. Or follow me on LinkedIn, I also share updates and stories there. Thank you for your support!