Hoe Ruurd Priester levendige ruimte maakt voor verandering

Happyplaces Stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
25 min readNov 28, 2023

--

Ik ontmoette Ruurd tijdens een project waar we allebei in een andere rol aan werkten, om een platform te bouwen rondom duurzaamheidsvraagstukken voor en met de Hogeschool van Amsterdam. Sindsdien kwamen we elkaar steeds vaker en steeds langer tegen. Elke keer stond er een project, een opening of een boek centraal, dus leek het me tijd dat het nu eens om Ruurd zou gaan, omdat ruimte daarvoor telkens ontbrak. We spraken af bij De Groene Afslag, hij op beenkracht, ik op stroomkracht. Ruurd sprak over hoe zijn vader ruimte maakte als architect, en hoe hij dat op een andere manier misschien ook is. Over donut-tige zaken om in zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw te komen, gebaseerd op het non-fictieboek uit 2017 van Oxford-econoom Kate Raworth. Over ouder worden, nieuwe wegen en een nieuwe koers vinden om iedereen de groene afslag te laten nemen. Dat deden we trouwens twee keer. Na de eerste keer bleek de techniek te hebben gefaald. Het geheugenkaartje was stuk. Die keer eerste generale repetitie maakte de tweede keer riant rijker, intiemer, intenser, mooier. Ruurd maakte zijn verhaal helemaal rond, hoe toepasselijk op zo’n circulaire hotspot waar we hadden afgesproken, waar hij als kind speelde en nu weer gaat wonen. Ronder krijg je een cirkel niet.

Ruurd is systeemdenker-doener, ontwerper-onderzoeker en sociaal ondernemer. Tot 2015 was hij ontwerper en strateeg van digitale transformatie van grote organisaties. Daarna werd hij mede-oprichter, strateeg en soms ook kwartiermaker van purpose-driven netwerken zoals Gebiedonline, 02025, Climate Cleanup, Club van Wageningen, Sumowala en de Amsterdam Donut Coalitie. Parallel daaraan was hij van 2015 tot 2022 research fellow bij de Hogeschool van Amsterdam. Sinds 2018 is Doughnut Economics een rode draad door zijn werk. Ruurd werkt nu als ondernemer in Groundforce.studio en voor het Doughnut Economics Action Lab, de School for Change en De Groene Afslag. Daarnaast doet hij veel presentaties en workshops, vaak gerelateerd aan ‘de transformatieve praktijk’ van Doughnut Economics.

Het transcript is licht bewerkt om leesbaarheid te verbeteren.

Levendigheid

Fijn om hier te zitten om het te hebben over ruimtes. Daar de ruimte voor te hebben en een beetje tijd. Ik heb natuurlijk allemaal dingen bedacht die bij dat onderwerp passen, want het is echt wel mijn onderwerp. Ik vind het echt heel mooi. Ik ben er heel veel mee bezig, ik denk er veel over na en werk er veel in samen. Ik heb bedacht dat ik gewoon maar eens even terug naar waar ik vandaan kom, want dan zie je dat het al begint met ruimtes. Dan ga ik naar wat ik daar al doende allemaal over heb geleerd. Daarna ga ik naar het nu toe, want er speelt van alles. Op de fiets hierheen realiseerde ik me dat het is een heel leuk rond verhaal is, volgens mij.

We zitten hier bij De Groene Afslag. Dat is nou echt een ruimte die tot leven komt. Waar mensen zich levendiger voelen dan in een gemiddelde plek, denk ik. Op een of andere manier heerst hier iets, of is het zo ontworpen, dat er allerlei dingen ontstaan. Niet alleen omdat bijvoorbeeld Marcel weer binnenkomt en ideeën heeft die dan weer klikken met die ideeën van Lucas hier, of een ander, waardoor er weer paf, paf, paf, paf allemaal nieuws ontstaat. Dat gebeurt ook heel veel. Maar ook op kleinere manieren. Doordat je verbonden bent met het leven van de natuur hier buiten. Doordat er hier allerlei verschillende soorten mensen komen. Zoals buurtbewoners op een biologische markt, maar ook mensen van hele grote bedrijven, die ontmoeten elkaar dan allemaal. Er is hier een soort dynamiek en er zijn bepaalde omstandigheden, waardoor hier de hele tijd levendigheid is. Het is een ontwerp zou je kunnen zeggen, al of niet bewust. Dat is ook de combinatie die ik graag maak tussen ruimtes en leven. Daarmee heb ik het op hoofdlijnen samengevat.

Er is hier een soort dynamiek en er zijn bepaalde omstandigheden, waardoor hier de hele tijd levendigheid is. Het is een ontwerp zou je kunnen zeggen, al of niet bewust. Dat is ook de combinatie die ik graag maak tussen ruimtes en leven.

Fijne condities

Nou, nu dus even terug. Mijn vader was architect. Die is nu ongeveer tien jaar geleden overleden. Omdat hij architect was, wilde ik dat niet worden. Want dan wil je toch iets anders doen? Eigenlijk was ik het wel, of ben ik het altijd, in zekere zin. Het is niet zo dat wij een hele makkelijke relatie hadden, maar het was wel heel fijn en leuk om een vader te hebben die architect is. Om iemand te zien die de hele tijd maakt, dat het ook ‘de normaal’ om je heen is, in de vorm van maquettes, ideeën en creatie. Of het huis weer verbouwen, en nog een keer verbouwen en weer iets opnieuw bedenken. De hele tijd die dynamiek. Zoals vaker voorkomt in deze generaties, kon ik met mijn vader niet goed kon praten over wat nou de gevoelens zijn die erachter schuilgaan of hoe het überhaupt op een iets dieper niveau met je gaat als mens. Maar we konden het wel hebben over die ruimtes en hoe zo’n ruimte fijn is om in te zijn. Dat zouden meer de manieren zijn hoe hij dat onder woorden bracht. Dus niet ‘leven’ of zo, dat is veel te pretentieus. Maar gewoon ‘voel je je er lekker’, ‘voelen mensen zich er lekker’. Daar was hij heel erg op gefocust. Niet alleen in zijn werk, waar hij eindeloos kan puzzelen tot in de kleinste details van ruimtes, gebouwen om er achter te komen of het goed voelt, echt werkt of iets in de weg zit. Of ‘kan dat laatje dan wel makkelijk open?’ Elk detail moest fijn zijn, moest goed voelen. Hij bleef daar in zekere zin ook als architect dan een beetje buiten staan. Want het ging hem er minder om hoe hij dan echt participeerde in de interactie, in wat er gebeurde in zo’n ruimte, maar dat hij daar condities voor kon scheppen. Hij was echt een ontwerper die een hele duidelijke focus had.

Zoals vaker voorkomt in deze generaties, kon ik met mijn vader niet goed kon praten over wat nou de gevoelens zijn die erachter schuilgaan of hoe het überhaupt op een iets dieper niveau met je gaat als mens. Maar we konden het wel hebben over die ruimtes en hoe zo’n ruimte fijn is om in te zijn. Dat zouden meer de manieren zijn hoe hij dat onder woorden bracht. Dus niet ‘leven’ of zo, dat is veel te pretentieus. Maar gewoon ‘voel je je er lekker’, ‘voelen mensen zich er lekker’.

Ook in zijn tweede huis in Zwitserland was dat zo. Daar kon hij allemaal mensen ontvangen, ook zonder dat hij daar zelf aanwezig was, en die mensen hadden het daar dan heel fijn. Dat was de rode draad. Hij ontwierp en hij bouwde ruimtes waar andere mensen het dan met elkaar heel fijn konden hebben.

Ik heb dat altijd geassocieerd als ‘levendig’. Want dat was ook een kant van hem. Hij had wel iets Bourgondisch. Er moest dan ook van alles zijn, zoals heel lekker eten. Niet met een duurzame blik zoals we daar nu naar kijken. Maar wel op een hele directe eenvoudige manier van het met elkaar op een plek heel leuk hebben, kijken wat daar voor nodig was. Daar was hij op gericht. Zijn ultieme momenten waren dan als je in zo’n ruimte, zijn huis of waar hij mens ontving of wat hij had ontworpen, dat mensen daar bij elkaar kwamen en het dan allemaal goed hadden. Kortom, dus die ruimtes, die kwaliteit van ruimtes voor mensen en dat ontwerpen, dat zit er voor mij vanaf het begin gewoon in. Dat is ook wel echt een beetje DNA. Ik zie dat ook bij mijn zoon, die is ook ontwerper. Hij is daar ook enorm mee bezig en lijkt dan ook op allerlei manieren sterk op mijn vader.

Digitale ruimte

Ik ben opgegroeid in al die omstandigheden die ik net schetste. Daar kan ik eindeloos over vertellen. Ik zal een beetje naar voren spoelen. Ik heb op een gegeven moment de kunstacademie gedaan. Met een aantal mensen een bedrijfje opgezet die zich met het ontwerp van digitale media gingen bezighouden. Ik werd redelijk onbewust en een beetje oppervlakkig misschien ook wel in die ontwikkeling meegezogen, in de wereld van digitaal ontwerp. Dat speelde vanaf eind tachtiger jaren in de vorige eeuw, tot inmiddels een kleine tien jaar geleden bij verschillende bureaus, waarvan uiteindelijk bij Lost Boys. Daar was ik als directeur strategie, en vooral als ontwerper, bezig voor organisaties om in zo’n hele digitale omgeving of ruimte business succesvol te maken. Digitale transformaties dus. Ik raakte geïnteresseerd in hoe transformaties werken. Maar wel heel erg op dat domein van bedrijven, overwegend commerciële bedrijven, en het hele economische spel wat daarbij hoort. Daar was ik gewoon van. Uiteindelijk kun je het plat slaan tot grote bedrijven nog groter en ook liefst machtiger te maken. Dus daar zat een kant aan van vrij onbewust meegenomen worden, naïef zou je kunnen zeggen, in een economisch model. Maar er zat ook een kant aan die een link heeft met ontwerpen, en die ruimtes van online platformen als ruimtes.

Ik heb zelfs nog op een gegeven moment bij Informaat, een digitaal ontwerpbureau, samen met Peter Bogaards — een goede vriend en ik vind het ook een heel goede ontwerper die ook heel veel weet over ontwerpen — een tijd gewerkt aan het concept van ‘living spaces’, dus ‘levende ruimtes’. Hoe letterlijk wil je het hebben? Dit is echt al lang geleden. We hebben het over de jaren negentig van de vorige eeuw, toen was net de opkomst van het internet. Dat was een soort van analyse van wat de condities zijn waaronder ruimtes tot leven komen. We waren vrij diep gedoken in de betekenis van diversiteit en een heleboel van dat soort thema’s. Het kwalitatieve gevoel van wat een ruimte echt betekent ontwikkelde zich niet echt in die tijd. Het was een fase die spannend was, met interdisciplinaire teams, ontwerpen, techniek, innovaties, heel hoge druk, veel snelheid.

Duurzame koerswissel

Er heeft natuurlijk een heel persoonlijk leven parallel plaatsgevonden, of is verweven geweest in die hele digitale periode. In die laatste fase van werken bij Lost Boys werd ik steeds meer bewust van wat er allemaal in de wereld aan de hand is. Ik kan er allerlei ingewikkelde verhalen over ophangen, maar ik begon met name te lezen over het klimaat en de opwarming. Korte versie: ik werd 50, ik dacht ik moet nu echt helemaal iets anders gaan doen. Ik moet daar iets aan gaan doen. Ik kan nog weer 10 jaar, 15 jaar, 20 jaar, zolang ik het volhoud in die sector, mijn ding blijven doen. Toen heb ik bedacht dat ik een soort van sociaal ondernemer ging worden. Ik had een netwerk en ik kreeg ook een prachtig aanbod vanuit de Hogeschool van Amsterdam om research fellow te worden, een paar dagen per week. Daarmee had ik een soort basis. Hoe veilig kan je het hebben? Zo was iets anders gaan doen eigenlijk heel makkelijk.

Eigenlijk maak ik me enorm zorgen en dat vertaal ik naar creatief gedrag en oplossingen.

Dat leidde wel een periode in, de afgelopen acht jaar, waarin ik als een dolle bezig ben geweest om allerlei duurzame netwerken, om het maar even zo te zeggen, uit de grond te helpen stampen. Dat was nooit primair mijn ding. Ik had er wel vroeger veel passie voor, maar het ging meer om voor mensen die dan met een bepaald idee of initiatief al bezig zijn, dat je voelt: ‘Hé, daar zit een groep, daar zit kracht, die gaan iets voor elkaar krijgen. Ik heb ervaring, ik heb een netwerk en ik heb ook inmiddels veel passie voor die onderwerpen.’ En dat met elkaar verbinden. Eigenlijk maak ik me enorm zorgen en dat vertaal ik naar creatief gedrag en oplossingen. Bij de Hogeschool van Amsterdam, Marcel kent het initiatief ook, heb ik met Matthijs ten Berge en vele andere de ‘Knowledge Mile’ bedacht. Maar daarvoor al Gebiedonline, een online platform in coöperatief eigendom. Ben ik betrokken geweest bij het begin van 02025, het netwerk van mensen die met schone energie bezig zijn in Amsterdam, en dat enorm aan het aanjagen zijn. Allemaal fantastische mensen die hele goede ideeën hebben en die nog veel meer impact willen maken. Impact is inmiddels een platgetreden woord, dus we moeten er iets beters voor verzinnen, maar zij willen meer resultaten zien van de actie die zij op de grote transformaties uitzetten en ondernemen. Ik was dus betrokken bij veel netwerken.

Wat er op een gegeven moment gebeurde, dat was echt heel erg fijn, was dat ik via Marleen Stikker van Waag in Amsterdam in contact kwam met Kate Raworth. Dit is wat er gebeurde. Marleen had mij verteld over dat boek, Doughnut Economics, dus ik ging dat lezen. Zij raadde dat echt aan. Nou, dat zegt wel wat, vind ik. Daarin las ik inderdaad een samenhangend verhaal over al die dingen die ik gevoeld had, over wat er niet klopt in hoe wij onze hele maatschappij organiseren en runnen met z’n allen. Hoe dat op de echte diepe lagen een economisch probleem is. Dat we vastzitten in ‘twintigste-eeuws economische groei’-denken, en ‘telkens meer consumeren dan komt alles goed’-denken. Het mooie was dat het ging ook over ontwerpen. Ik kwam gewoon thuis. Allerlei losse dingen en ideeën die ik al heel lang voelde en die zich in die jaren daarvoor hadden ontwikkeld, vielen op hun plek. Ik was helemaal gefascineerd.

Kantelruimte

Het mooie wat toen gebeurde was dat technologie, wat toen nog steeds heel erg mijn domein was, die digitale wereld, geen prominente plek had in dat boek. Toen had Marleen bedacht: ‘Ruurd, wil je samen met mij voor Kate Raworth een sessie organiseren met mensen die met technologie bezig zijn, om die relatie met digitalisering te onderzoeken?’ Daar organiseerden we toen een sessie over. We nodigden 20, 30 mensen die wij zelf heel interessant vonden in dat domein uit. Zij kwamen dan ook omdat zo’n grote naam als Kate Raworth dan ook komt. Die bijeenkomst was voor mij echt het schoolvoorbeeld van hoe mijn vader de dingen deed. Het was in een van de fantastische ruimtes van Waag, op de Nieuwmarkt in Amsterdam. Die ruimte is prachtig, daarin kwamen mensen bij elkaar. Die het niet alleen daar goed hebben, maar ook nog eens iets maken met elkaar. Ik heb er ook een paar foto’s van. Die zijn echt geweldig. Ze vangen echt dat beeld van die mensen die daar met een grote begeestering in een prachtige plek — die ook ademt van de historie natuurlijk en de identiteit die daar ontwikkeld is van de stad — en hoe alles daar bij elkaar komt. Dat was een magische sessie.

Het leidde er ook toe dat ik merkte dat ik een klik had, niet alleen met het gedachtegoed van de Donuteconomie, maar ook met Kate Raworth zelf. Ik raakte daarna vrij snel met haar in gesprek over hoe zij een boek had geschreven waar dit allemaal mee begon. Dat boek ging als een raket de wereld over, maar ze merkte dat overal waar mensen dat boek lazen, ze al aan de slag waren met die ideeën. Zij waren al bezig met projecten als ‘ik breng mijn school in de Donut, ook al weet ik niet precies wat het betekent, maar ik ben het al aan het doen.’ Of zaken als ‘ik ben het aan het uitvinden op mijn wijk, of een stad, of een regio, of een bedrijf’.

Kate is ook niet per se een schrijver, zij is gedreven door die enorme wil van die verandering, van die grote transformatie naar het nieuwe economische systeem, het verhaal waar de Donuteconomie over gaat. Zij had geconcludeerd: ‘Ik ga niet een volgend boek schrijven, ik ga een organisatie neerzetten, een platform om al die mensen internationaal te verbinden. Waardoor die transformatieve actie van overal in de wereld kan gaan optellen. Waar mensen verhalen gaan delen, elkaar vinden, tools ontwikkelen. Die je dan weer kunt gebruiken, waarvan je weer kunt leren en weer betere volgende versies kunt maken.’ Dat deed ze meteen ontzettend overtuigend. Dat was niet alleen een idee maar ze had ook al vrij snel een zakelijk partner die dat kon gaan organiseren. En ze vroeg, omdat ik die casus had van Gebiedonline, wat een online platform was en ze wist dat ik die achtergrond had, om daarin samen te gaan werken. Daar is heel veel uit ontstaan, maar voor mij is een kantelpunt natuurlijk die ruimte bij Waag geweest.

Donutview effect

Ik kan eindeloos praten over die Donuteconomie. Dat ga ik niet doen. Er zijn zat filmpjes van. Maar waar ik even naartoe wil… Ik begon klein, met waar ik vandaan kwam. Met mijn vader, en hoe ik als kind ben opgegroeid. De wereld wordt steeds groter. Die tijd van digitale media, van die bureaus werd natuurlijk ook wel groter, want er waren internationale klanten. Maar in feite was mijn blik altijd klein. Wat die Donut doet is laten zien dat we maar één plek hebben. We hebben maar één plek en dat is die planeet. Daarom we hebben een operating manual for spaceship earth nodig. Als je nu een alien zou vragen naar de manager of mankind, dan zou die manager zich natuurlijk doodschamen. Het is echt heel slecht management. Dat idee, die hele wijde blik op dat de aarde maar één enkele plek is, hoe doen we dat dan met elkaar? Tel daarbij de analyse op dat we die aarde totaal uitputten én tegelijkertijd in diezelfde dynamiek de verschillen enorm vergroten tussen mensen, dus spanning tussen mensen opvoeren. Dat stevent af op een collapse. Dat is volstrekt onhoudbaar. Als je zo groot kijkt, dan is opeens de plek is gewoon de aarde. Dat is het hele idee van het overview effect. Dat kleine kwetsbare planeetje waar we met z’n allen iets mee moeten.

Ik vond het heel mooi en ook bevrijdend, simpel en nuttig om opeens helemaal niet meer naar ruimtes te kijken. Of in ieder geval naast de ruimtes als kleine plekken waar je het fijn kan hebben zoals hier, gewoon echt die wereld als plek te kunnen zien, maar ook voelen. Daar zitten echt wel verschillende emoties aan, want daar hoort ook heel veel angst en verdriet over hoe dat gaat bij. Het gaat met dat huis van ons echt heel slecht. Dat is ontzettend zorgelijk. Wij zitten ook nog eens in een kantelpunt in de tijd waarin we weten dat wij het nu moeten doen. Wij zijn de generatie die de systeemtransformatie een enorme duw moet geven. Want daarna komen we in een aantal kantelpunten terecht. Met, nou ja, als belangrijkste in ieder geval natuurlijk het klimaat. We zitten gemiddeld op drie graden stijging van de temperatuur in Nederland in de scenario’s die we nu kunnen zien. Dat is het hothouse earth scenario. Dat betekent dat we echt dat kantelpunt doorgaan en kunnen we niet meer terug. Bij biodiversiteit geldt hetzelfde. Je kunt naar al die planetary boundaries van de Donut kijken en vaststellen daar alle lichten op rood staan, zowel aan de binnen- als de buitenkant van de Donut. Tel daarbij op de extreme toename van verschillende vluchtelingenstromen, het onder druk staan van de democratie … Ik hoef het allemaal niet uit te leggen. Wat je dan ziet is dat het dan spannend wordt. Dan zie je die wereld. Zo’n boek helpt je begrijpen wat er aan de hand is. Je kunt je ook voorstellen dat we naar een ander narratief moeten gaan, wat als eerste nodig is. Maar dan zullen we nog al onze systeemstructuren moeten aanpassen. Het hoeft niet per se in die volgorde te gaan, om op grootschalig niveau dat gedrag te laten veranderen, dat hangt allemaal met elkaar samen. Dat is nogal wat.

Ik ga weer even een beetje voorwaarts spoelen. Want een van de netwerken waar ik bij betrokken ben, en ook mede-initiatiefnemer van ben, is de Amsterdam Donut Coalitie. Dat is een netwerk van allemaal pioniers in de stad die allang op allerlei vormen, van lokaal tot sociaal, ecologisch of combinaties daarvan met verduurzaming bezig zijn. Die daar heel hard aan trekken, op het randje van activistisch zou ik maar zeggen, wat ook echt nodig is. Zij zijn allemaal op lokaal niveau bezig te onderzoeken, te praktiseren. Wat betekent zo’n Donut? Dus wat betekent zo’n principe als een ‘regeneratief’? Dat je alles regeneratief organiseert. Of wat betekent ‘gedistribueerd’? Dat je niet ergens centraal heel veel macht hebt bij grote organisaties. Met bedrijven die helemaal buiten de democratie staan, met extractieve modellen werken werken waardoor ze in allerlei goederenstromen, helemaal buiten ons zicht, echt een hele negatieve impact hebben. Of kolonialistisch gedrag vertonen in allerlei landen waar wij nauwelijks weet van hebben. Hoe kunnen we dat dan lokaal anders doen? Wat betekent dat, ‘een korte keten’? Wat betekent het om volledig ‘biobased circulair’ te gaan bouwen? Weer naar lokale voedselketens te gaan? Al die thema’s komen dan allemaal bij elkaar.

Dan is het mooie dat je ziet dat het netwerk, die netwerkactiviteit van veranderaars, zijn werk doet. Dat zoiets als een Donut Collectie in Amsterdam, toch een symbool kan worden van dat we kunnen veranderen en ons kunnen verenigen. Terwijl het, als je het heel kritisch van binnenuit bekijkt, een heel klein initiatief is en vooral vaart op wat allerlei pioniers ondertussen allemaal doen. Waarin de gemeente zelf dingen heeft opgepakt. Of zo’n hogeschool, zo’n hele grote institutie, die kiest er dan ook voor om Kate Raworth als Professor of Practice te betrekken. Of dat je ziet dat er opeens allerlei dingen mogelijk zijn. Dat er in andere landen en steden er ook allemaal Donut Coalitie-achtige netwerken opstaan, nu zo’n veertig. Het laat zien hoe je van een heel groot verhaal, echt over totaal herontwerpen van hoe we als mensheid ons organiseren, naar heel veel kleine initiatieven kan gaan en hoe dat zich dan weer kan verspreiden. Dat is heel magisch.

Je bent op een heel klein niveau, in sub-gebieden, in hele kleine gebieden of plekken aan het prototypen en dingen aan het uitvinden. Dan ga je dus niet alleen kijken naar hoe gaan we in deze casus iets oplossen. Daarvan zijn er veel. Neem de bekendere voorbeelden zoals de Ceuvel, Schoonschip, De Warren in Amsterdam, of andere community wealth building projecten. Er zijn allerlei soorten projecten zoals de Groene Hub in Zuidoost, maar ook de Arena met zijn eigen gigantische energietransitie voorbeeld. Het is een bonte verzameling maar je voelt op een gegeven moment, dat ze allemaal een beetje vanuit datzelfde nieuwe verhaal werken.

Draai het nou eens om

Ze zien ook dat ze het niet allemaal hoeven te bedenken, net zoals ik dat had toen ik dat boek voor het eerst las. Dat er mensen zijn die hebben nagedacht over hoe dit samenhangt en wat de onderliggende ontwerpprincipes zijn. Wat de economische analyse is — ook helemaal macro. Dan beginnen de dingen, de grote verhalen de mensen die met analyses en theorieën komen en al die mensen in de praktijk, door elkaar te lopen. Begint het elkaar allemaal te beïnvloeden, te bevruchten en te besmetten. Dat is een heel mooi beeld. Niet alleen mooi omdat je, als je daarmee bezig bent, daar ontzettend veel hoop uit kan putten. Het is ook heel mooi omdat het op een bepaalde manier klopt. Dat klopt ook weer bij dat boek.

Doughnut Economics stelt twee grote ontwerpprincipes voor. Zoals ‘gedistribueerd’. Denken in gedistribueerde hele sterke netwerken, gaat er vanuit dat beginnen op het laagste schaalniveau ook prima kan. Dat heet ‘subsidiariteit’, heb ik ooit geleerd. Organiseer het niet op een hoger schaalniveau als het op een lager schaalniveau ook prima kan. Als je zo’n soort wereld voorstelt waarbij het op het kleinste niveau die cellen, die nodes, heel krachtig zijn en relatief onafhankelijk, dan krijg je een sterkere samenleving. Met alle complexiteit van dien, want heel veel dingen moet je wel op hogere schaal niveaus organiseren, en dat spel dat zijn we nog maar net begonnen te leren.

Maar het basis idee is: draai het nou eens om. Begin met het kleinste niveau. Neem als voorbeeld een huis. Dat is een duidelijk afgebakende ruimte. We weten vanuit de energietransitie dat het goed is voor de energiebalans on zo lokaal mogelijk stroom op te wekken. Dat is goed voor de belasting van de energienetwerken, maar ook voor het verlies wat je niet hebt als je stroom over langere afstanden moet vervoeren. Er zijn allerlei redenen om dat energiesysteem zo gedistribueerd mogelijk te herontwerpen. Dat biedt ontzettend veel voordelen. Kijk en denk eens zo, als je niet alleen naar energie kijkt, maar kijkt naar het hele leven. Naar alle vormen van waardecreatie, van wat waardevol is. Dan kun je het op een klein niveau organiseren met elkaar, met alles wat daarbij komt kijken en trek je alles naar de menselijke maat. Dan hou je dus ook dat gevoel van wat is goed en niet goed er allemaal bij. Je blijft relatief makkelijk kunnen praten met elkaar. Dat geeft grip. Iets kleins, een kleine setting waarin je heel integraal kan ontwerpen en leven en werken, is een heel aantrekkelijk principe. Ten overvloede: daarmee is het niet alleen maar simpel, want hoe zijn die verhoudingen met de andere schaalniveaus? Dingen getrapt naar hogere schaalniveaus organiseren, daar komen allemaal puzzels bij die ook heel ingewikkeld zijn. Maar in de kern geeft het idee grip.

Op een gegeven moment kwamen er voor mijn vanuit de hoek van de Donuteconomie een aantal handige handvatten voor dit denken. Ook in een lezing die ik volgde met Indy Johar, ook bijzonder ontwerper van Dark Matter Labs. Hij vertelde een verhaal over huizen. Wat zijn huizen nu eigenlijk? Hoe werkt dat? Ook dat we huizen eerst vanuit een economisch perspectief bekijken. Wat voor waarde vertegenwoordigt een huis? In economische termen kan je er een huuropbrengst uit halen… Het is een vrij platte financiële waarde, waarbij altijd gekeken wordt naar wat je er weer voor krijgt als je het verkoopt. Je kan het bijna zien als een object om te speculeren, wat in ons economisch denken is wat een huis is. Hij vertelde het nogal goed met krachttermen. Hij zei: ‘In feite is een huis gewoon een soort van slaaf van één eigenaar.’ Maar hij zette er een idee tegenover. Het idee van leven, van levende ruimtes, of regeneratief en gedistribueerd vanuit de Donuteconomie geredeneerd.

Wat nou als je zo naar een huis kijkt? Dan zijn alle vormen van leven waardevol. Vanaf dat een huis bijdragen levert, zoals ieder huis dat doet, aan die hele grote transformaties, tot wat dat betekent voor de hele kleine ervaring van mensen die elkaar daar ontmoeten. Toen somde hij heel nonchalant allemaal voorbeelden op, heel veel dingen die we natuurlijk ook wel kennen. Natuurlijk kan een huis tegenwoordig ook energie opwekken. Of CO2 opslaan. Of biodiversiteit juist versterken. Of water opslaan, of water zuiveren. Maar het vervult ook een rol voor mensen. Het kan natuurlijk een ontmoetingsplek zijn of een plek om mensen op te vangen. Of het kan een plek zijn waar mensen zelf weer kunnen werken. Of het kan een plek zijn waar mensen kunnen komen zodat ze zich niet eenzaam voelen. Ga zo maar door. Als je dat luik openzet, dan kan een huis alles zijn. Dan voel je ook wel, dat juist door dat denken, zeg maar het leven, de mate waarin zo’n huis leven geeft, heel erg toeneemt. Dat is generatief of regeneratief. En het is gedistribueerd, want je hebt eigenlijk één plek, wat een voorbeeld is, bijna voor hoe je de hele wereld zou willen organiseren.

Ik vind dat heel mooi. En ik vind het heel fijn dat het zo dichtbij is. Iedereen kan op deze manier aan de slag. Niet iedereen, want niet iedereen heeft een huis, maar iedereen woont wel ergens. Daar zie je dan een mooi voorbeeld van die schaalniveaus. Als je er tegen aanloopt dat je woont op een plek die jouw huis niet is, waar je dit soort dingen niet kan, dan klopt er dus iets niet. Dan kom je op die hogere schaalniveaus en dan begin je dus te zien dat het ontwerp van die plek, om te zorgen dat die bijdraagt aan leven, niet alleen hangt aan die praktische kanten van die voorbeelden die ik net gaf. Dat heeft ook te maken met eigenaarschap. Of de besturing die besluit daarover. Of hoe dat huis is gefinancierd.

Dat verhaal van de Donuteconomie met die principes, die casus zoals Indy Johar die inbrengt, dat leidt onherroepelijk tot ook nadenken over: ‘Wat is er nou op een dieper niveau in het ontwerp aan de hand, waardoor de mensen die gaan over zo’n huis, wonen in zo’n huis wel of niet bij kunnen dragen aan dat de boel daar tot leven komt? Daar heeft Kate Raworth dan weer het denken van Marjorie Kelly voor ingebracht. Een prachtig model voor ‘diep ontwerp’ of ‘the powers to act’. Afkomstig uit overheden, maar vooral ook vanuit organisaties en bedrijven. Dat model zegt: ‘Als je op die diepere niveaus wilt bijdragen met jouw organisatie aan die hele grote transformaties, dan moet je kijken naar de diepere lagen.’ Zij stelt vijf lagen voor. Purpose, Networks, Governance, Ownership, Finance. Je kunt op die lagen gaan kijken hoe we het nu hebben bedacht en ontworpen. Dient dat geld, economische groei, meer consumptie? Of dient dat leven? In donut termen: gedijen binnen die veilige grens van het ecologische plafond en een eerlijke basis van condities voor leven voor iedereen. Dat is een prachtig model, want dan zie je dat het natuurlijk wel degelijk aankomt op eigenaarschap en op financiering. Kijk maar naar het voorbeeld van het huis. Dat betekent dat we op grote schaalniveaus moeten gaan regelen. Dat kunnen we, met belasting, met wetten en met regels. En op die kleinere schaalniveaus moeten mensen meer de ruimte krijgen, empowered worden, om ook zelf bij te dragen aan dat iedere plek condities voor leven creëert. Beetje ingewikkeld gezegd misschien, maar ik hoop dat het overkomt. Ik zit er ook nog op te puzzelen. Nou, ja ik kan hier van alles over vertellen, maar ik ga nu afronden.

Cirkeltje rond

Ik kom weer terug bij waar ik begon. Dat is namelijk mijn eigen jeugd en mijn vader. Maar ook die plek hier, de plek van De Groene Afslag, waar je dat leven zo enorm voelt. Ik ben hier altijd heel graag, alleen al om hier te zijn. Want je ontmoet mensen, de sfeer… Je voelt de liefde, als ik eerlijk ben. Het is met zoveel liefde gemaakt. Het is zo open, het is vanuit zo’n groot hart allemaal ontwikkeld hier. Je kan bijna niet anders of je voelt het als je hier bent. Wat is nou het hele bijzondere wat ik mee mag maken met een club mensen? De Groene Afslag is een plek op een oud legerterrein, de Kolonel Palmkazerne. Bijzonder genoeg redelijk dicht in de buurt van waar ik vroeger ben opgegroeid. Deze hele wijk wordt ontwikkeld tot een circulaire wijk door een stichting, waarin de drie gemeentes wiens gebied dit overlapt Hilversum, Laren en Bussum, in samenwerken. Hierin gaat ook de volgende versie van De Groene Afslag een plek krijgen. Maar er wordt ook een hele mooie circulaire wijk, waar die principes van de Donut ook centraal staan, gerealiseerd. De diversiteit, de mix van groepen, sociale woningbouw. Allerlei sociale netwerk initiatieven gaan hier een plek krijgen. Met minder bezit, veel meer ruilen en delen. Dat is nog allemaal in ontwerp, maar het gaat allemaal wel gebeuren.

Het ontzettend mooie is dat er onder andere twee grote oude garagegebouwen staan. Die garagegebouwen worden ontwikkeld door een collectief, en daar mogen mijn vrouw en ik deel van zijn. Dus we zijn onderdeel van veertien huishoudens die dat casco van die grote garages tot woonruimtes om gaan bouwen. Daarin willen we al die principes laten terugkomen. We hebben nu al een sessie gehad, nog heel pril want het is allemaal recent, over hoe we dat daar gaan doen. Als we dat Donut denken nu eens loslaten op deze plek, wat voor ontwerpbeslissingen kunnen we dan wel niet allemaal nemen? Wat doe je dan met een gemeenschappelijke ruimte? Met dingen delen? Maar ook met de natuur, met de biodiversiteit? Met al die vormen van waardecreatie? Hoe ver kunnen we daar wel niet in gaan? Dat is voor mij is dat natuurlijk een enorm cadeau dat het zo rond kan zijn. Ik kom hier vandaan. Ik speelde op die hei vroeger. Ik heb al die dingen geleerd met vallen en opstaan. Dat ik nu hier zo’n plek mag vinden om hier met een mooie club mensen dat zelf te doen en daar heel ver in kan gaan. Terwijl ik ondertussen aan de Donuteconomie kan werken, ook met die organisatie van Kate Raworth, waardoor ik ook nog eens de hele tijd mag uitzoomen naar wat dit betekent voor wat er in de wereld gebeurt. Hoe mensen op allerlei andere plekken in de hele wereld ook met dit soort onderzoek bezig zijn, en wat we van elkaar kunnen leren. Dat heen en weer zoomen tussen die kleine schaal, dat echt het idee van subsidiariteit en daar heel ver daarin doorgaan, maar de hele tijd spiegelen naar hoe zich dat verhoudt tot allerlei andere plekken. Dat is heel mooi.

Daar komt nog iets bij kijken. Op dit legerterrein was vroeger een manege voor wat toen nog ‘mensen met ene handicap’ heette. Dat is er nog steeds. Mijn jongere zus heeft een beperking. Zo kwam ik zelf ook terecht op een manege die hier op het terrein staat. Daar heb ik lang ook op pony’s gereden. Mijn vader zat op een gegeven moment in het bestuur van die manege. Als architect heeft hij als bijdrage op een gegeven moment een nieuwe binnenbak ontwikkeld. Dat heeft hij toen al helemaal circulair gedaan, zouden we nu zeggen. Die bak bestaat niet meer, maar dit is slechts een paar honderd meter van waar die garageloodsen nu staan. Dat vind ik van een grote schoonheid. Vooral het feit dat ik me nog herinner hoe mijn vader bezig was, net zoals Lucas dat hier doet. Door de materialen overal vandaan te hosselen om met hergebruikt spul die bak in elkaar te zetten. Het frame kwam bijvoorbeeld van een hele oude boerenschuur, en ga ze maar door. Prachtig. Dus hiermee is het verhaal rond.

Hoop doet kantelen

Ik wil nog één ding toevoegen en dat is omdat het heel vers is. Op dit moment is Jason Hickel in Nederland. Dwars door dit verhaal heen speelt natuurlijk hoop. Ik denk, als je nu een beetje open staat voor wat er in de wereld aan de hand is, dan is het heel natuurlijk om enorme zorgen te maken. Verdriet te hebben, rouw, over het leven wat nu al verdwijnt. Grote zorgen over waar het naartoe gaat. Ik denk dat er iets aan het gebeuren is, waardoor dat op tijd gaat kantelen. Ik moet toegeven dat dat ook een beetje een keuze is om zo te denken, maar het bezoek van van Jason Hickel, hij is de voorman van de post-growth beweging, een wetenschapper die er veel over schrijft en ook ontzettend goed onderzoek doet waaruit keihard blijkt dat het idee van economische groei levensgevaarlijk is. Dat we naar in de westelijke wereld naar degrowth moeten, omdat groei niet te ontkoppelen is van grondstofgebruik. Dat is fysiek onmogelijk, op geen enkele manier realistisch, dus we moeten naar hele nieuwe modellen. Het feit dat hij hier is, geeft me hoop. Dat hij deze week nog de Tweede Kamer heeft toegesproken. Het journaal heeft gehaald. Dat het buzt. Dat hij onderdeel is van een groep — Kate Raworth en hij zijn dikke vrienden, dit zijn geen economen die mekaar vliegen afvangen, in tegendeel, al die nieuwe denkers — dat telt allemaal bij elkaar op. Dat in mei een groot event is in de EU, door de EU georganiseerd, waar niet alleen Frans Timmermans, maar alle kopstukken in gesprek gaan met Kate Raworth en Jason Hickel over dit verhaal. Dat ik zelf weet hoe enorm overtuigend dat is. Het is onontkoombaar overtuigend. Je kan als mens dat bijna niet aanhoren zonder te denken: ‘Hier moeten we echt iets mee. Dit is dit is veel ingrijpender dan een incrementeel stapje veranderen in beleid.’ Dat is zo enorm hoopvol. Die optelling van dat die denkers tractie hebben met alle netwerken erachter, en dat die kleine plekken waar mensen het al aan doen zijn elkaar steeds sneller vinden. Het is mijn overtuiging dat dat opeens tot grote kantelingen gaat leiden. Of je erin gelooft of niet, het is fantastisch om daar onderdeel van te zijn. Die bril opzetten, dat gaan zien, zo kijken naar de realiteit en daarin meedoen is de beste manier om positief te blijven, om een mooi leven te hebben. Dat is een beetje wat ik heb geleerd tot zover.

Dankjewel Marcel.

Thank you for taking the time to read the article and/or watch the video. I hope that you enjoyed it. If you did, don’t forget to hit the clap button (the icon of the hands below or on the left side of your screen) so I know I connected with you. Follow me here on Medium to automagically see new stories pop up on your Medium homepage. Or follow me on LinkedIn, I also share updates and stories there. Thank you for your support!

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.