Hoe Sjef Drummen ruimte maakt door leervoorwaarden te optimaliseren

Happyplaces Stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
33 min readDec 9, 2017

--

Mayonaise in de hersenen

Ik vind dat ik moet veroorzaken dat er ruimte komt in het denken van mensen over de reflectie waartoe we op de educatieve aarde zijn. Dus alles wat met school en onderwijs te maken heeft. Ik heb daar zelf vaak over nagedacht, maar ik heb blijkbaar een andere perceptie van de werkelijkheid dan de gemiddelde leraar. De gemiddelde leraar die is geconditioneerd dat hij denk dat hij op deze educatieve aarde is om kennis over te dragen en dat methodisch te doen. En daarvoor heeft hij allerlei soorten technieken ontwikkeld en krijgt ook nog daar scholing voor. Waarbij hij geleerd krijgt om constant de foute dingen te doen. En bij de dingen die hij dan doet, ook nog overtuigd is van het feit dat het de goede dingen zijn. Terwijl wanneer diezelfde leraar, die toch over het algemeen tot de categorie hoogopgeleide mensen behoort zijn hersenen zou gaan gebruiken, komt hij tot de conclusie dat hij eigenlijk met idiote dingen bezig is. En ik vind het altijd heel raar, los van het feit dat ik die mensen niet veroordeel, maar ik vind dat wij met z’n allen, ik incluis — dat wil ik er uitdrukkelijk bij zeggen — mayonaise in de hersenen hebben.

Mayonaise in de hersenen is wat je de conditionering zou kunnen noemen. In de Verenigde Staten kun je zien wie uit Wyoming komt. Dat zijn namelijk mensen die het DNA van maïs in hun DNA hebben. Die zijn gedegenereerd doordat ze generaties lang in de maïs hebben gezeten. Wij met z’n allen hebben mayonaise in de hersenen, het DNA is misschien ook wel aangetast, dat zou kunnen, maar we kunnen niet objectief reflecteren op waar onderwijs voor is en hoe je dat dan zou moeten optimaliseren. Als je al weet waar het voor is. Het gekke is, misschien vanuit mijn kunstenaarschap — ik kan meer dan relatief goed portretten schilderen, en als ik een portret schilder dan weet ik waar een goed portret aan moet voldoen. Dat moet lijken. Of het moet artistieke kwaliteit hebben. soms, heel banaal, moet het boven de bank passen dus moet het 1.40 meter breed zijn, maar dat terzijde. Maar ik weet nooit wat het eindproduct zal zijn. Ik weet alleen dat ik een proces beheers wat je portretschilderen noemt. Ik weet dat ik de expertise heb en het zelfvertrouwen dat het me altijd gaat lukken. Vandaar dat ik ook tegen opdrachtgevers zeg: ‘No cure, no pay.’ Als het niet perfect is hoef je me geen cent te betalen — dat komt nooit voor. Het uiteindelijke resultaat wordt altijd bepaald door het proces.

Voorwaarden optimaliseren

Zelfs wanneer je heel goed weet waar het naar toe gaat, leidt het proces je. Dat is wat je de agile approach noemt. Dat is wat bij leren per definitie zo zou moeten zijn. Je kunt niet weten waar een individu naar toe gaat in zijn ontwikkeling. Dus is het enige wat je kunt doen, zeggen: ‘Ik ben zo’n expert op het gebied van het begeleiden van het proces van in dit geval die leerling, dat ik kan zorgen dat ik zijn leervoorwaarden optimaliseer.’ En dat is het enige dat ik moet doen. Het gevolg daarvan zal zijn is dat de output, bijvoorbeeld dat die leerling slim wordt, zelfvertrouwen heeft, kennis ontwikkelt, een logisch gevolg is van het feit dat ik de voorwaarden optimaliseer. Dus je moet als kunstschilder wel een goed portret kunnen schilderen. Maar wat het dan wordt, dat bepaalt het proces. En je moet dus in alles procesmatig denken. De afgelopen 200 jaar, dat is volgens mij begonnen na de inzichten van de Verlichting dat kennis de mens verheft — wat overigens zo is, hebben we een model bedacht dat toen heel goed functioneerde. Daarbij gaan we die kennis in stukjes hakken. Die kennis voeren we aan de leerlingen. We hebben er ook nog iets voor bedacht, ‘klassenmanagement’, dus die leerling moet ook vooral zijn mond houden. Dus die leraar denkt voor de leerling en die weet wat goed is voor die leerling want dat staat in een boekje — ik zeg het nu gechargeerd, maar het moet schuren dus het mag niet te subtiel zijn. En dan zegt die leraar: ‘Ik ga bepalen wat goed voor jou is. Wiskunde moet je leren.’ Hij zegt ook nog tegen de leerling: ‘Nee, ik wil nu geen vragen meer zien. Hanneke! Nu niet!’ dus er moet geen brain activity bij die leerlingen zijn, anders kan die brain activity van die leraar niet naar voren komen. Terwijl leren een puur neurologisch proces is waarbij de brain activity bij de lerende zou moeten zitten. Die leraar heeft geleerd dat hij moet zorgen dat de leerlingen stil zijn, dat ze hun mond houden, dat ze vooral niet nadenken… Nou ja, misschien zal het zo erg niet zijn. Maar hij denkt dat hij daarmee voorwaarden creëert. Dat die leerlingen tot leren komen. Meestal is dat niet zo. Als je een slimme leerling hebt, die denkt: ‘Laat die vent nou maar lullen, vanavond pak ik dat boek en als ik die toets moet maken dan lees ik dat door en heb ik een 7.’ En die leraar denkt dan ook nog eens dat hij gezorgd heeft voor die 7.

Niet naar school om te leren

Je kunt niks in kinderen stoppen. Je kunt niks in hersenen van kinderen stoppen. Je kunt er alleen iets uithalen. Of je kunt iets activeren. Dus wat je als docent kunt doen is, leerlingen inspireren voor de passie die jij bijvoorbeeld hebt voor kunst. Maar ik kan ook passie stimuleren bij kinderen als het gaat over aquariumvissen kweken, of het houden van fretten en andere gekke afwijkingen die ik vanuit hobby’s heb ontwikkeld. Er zijn meer passies dan kunstschilderen. Dat is wat je kunt doen, plus wat je als docent kunt, is dat je het proces kunt begeleiden. Het proces begeleiden betekent niks anders dan de vervanger zijn van de prefrontale cortex zijn van het kind. Die namelijk nog niet ontwikkeld is. En het kind bepaalde dingen zoals planning en organisatie, de analytische approach van het leerproces, wat je als volwassene wel kunt, kunt begeleiden. Die hulp kun je bieden. Wat wij tegen leerlingen zeggen om dat heel duidelijk te maken is, dat als je hier op Niekée op Angora komt: ‘Wij leren jou hier helemaal niks. Want dat is niet de bedoeling. De bedoeling is dat jij leert. daarvoor moeten jouw hersenen in actie komen. En je mag ons, met z’n allen, misbruiken om jou goed te maken want daar worden wij heel goed voor betaald. En dan hebben we ook nog twaalf weken vakantie.’ Dat is een totaal andere manier van benaderen. Het enige wat je moet doen, wat die leraren zouden moeten doen in mijn ogen, is de leervoorwaarden optimaliseren van de persoon die zich ontwikkelt. En die leervoorwaarden optimaliseren betekent dat je op meta-cognitie niveau van leren, dan heb je het over neurologie, psychologie. Wat betekent negatieve of positieve feedback krijgen? Het is mij een volslagen raadsel waarom het nog niet bij wet verboden is dat leraren de punten van een proefwerk voorlezen. Als ik toch de kwalificaties van een team van mensen die heet leraar zijn, en ik zou in dat team iedere keer benoemen wat de kwaliteiten zijn aan de hand van toetsing: ‘Ik heb jullie getoetst en langs de professionele lat gehaald, en Anneke staat nu met klassenmanagement op 4. Dat komt wel goed Anneke.’ Dan kun je het nog zo vrolijk vertellen, maar Anneke krijgt wel een klap voor de kop. Als ik dat zou doen, dan gaat ze zich melden bij het College van Bestuur, waarschijnlijk meldt ze zich zes weken ziek, wordt er een mediator ingesteld en moet ik bij het bestuur komen om verantwoording af te leggen over hoe het toch mogelijk is dat ik Anneke waar de rest van de groep bij is, dat haar klassenmanagement niet deugt. En dat is wat dagelijks met kinderen gebeurt.

Gestoord

En dat zijn dan ook nog eens kinderen in een kwetsbare leeftijd, van 12 tot 18. Dat is de periode dat ze geestelijk gestoord zijn. Zo noem ik de pubertijd. Dat zeg ik overigens ook tegen kinderen zo. Ik zeg: ‘Jullie zijn geestelijk gestoord, maar dat hoor je wel te zijn. Want je bent 15. Als je dan niet geestelijk gestoord bent is het wel erg slecht met je gesteld.’ Om een typisch voorbeeld te geven van de geïnstitutionaliseerde onzin van het onderwijs, is met name dat aspect van dat kinderen in de pubertijd zitten. De hersenen van meisjes hebben de maximale omvang als ze tien-en-een-half zijn. De hersenen van jongens hebben de maximale omvang als ze veertien-en-een-half zijn. En dan moet zijn prefrontale cortex nog tot zijn 27e doorrijpen. En dan zetten we jongetjes van 14 met meisjes van 14 in de klas. En dat jongetje van 14 is geestelijk gestoord, die heeft zeven actieve hersencellen: één om te drinken, één om te eten en vijf om aan sex te denken. En naast hem zit een mini-Doutzen Kroes die een walm van Chanel 5 uitstoot. En dan verwachten wij dat die jongen zich concentreert op wat een leraar op het bord aan het uitleggen is. En dan zegt dat jongetje tegen dat meisje: ‘Ik vind jou een heel aantrekkelijk meisje.’ En dan zegt dat meisje tegen dat jongetje van 14, dat meisje is ook 14: ‘Sukkel, jij bent veertien.’ Want meisjes van 14 hebben geen behoefte aan jongetjes van 14. En dat is wat wij organiseren. Daarbij selecteren we ze ook nog voor op cognitief niveau. Dus het zijn ook nog allebei vmbo-t kandidaatjes. Volgens je gezonde boerenverstand kan dat niet de manier zijn waarop je de leervoorwaarden voor kinderen organiseert.

Terug naar 0.0

De consequentie ervan is, dat je het onderwijs ook niet gaat vernieuwen, maar dat je terug moet gaan naar de kern van hoe in dit geval leerprocessen van de Homo Sapiens in de afgelopen 50.000 zicht hebben afgespeeld. Daar is niets in veranderd sinds de oude Grieken, de Egyptenaren… Waar ook ter wereld is dat exact hetzelfde. Het is hetzelfde proces. Alleen de voorwaarden, de omstandigheden zijn anders. Nu heb je de technologie, die had je 200 jaar geleden niet — de voorwaarden zijn anders. maar het leren an sich, daar verandert niets in. Dus wat we moeten doen: we moeten het onderwijs niet vernieuwen wat dat is zo’n ruïne, dat implodeert vanzelf. Dat past helemaal niet meer bij de 21e eeuw. Dus we moeten terug naar 0.0. We hebben nu 1.0, maar vernieuwen betekent dat je leren 2.0 gaat verzinnen. Dat moet je niet doen. We gaan terug naar 0.0. En wat ik dan op z’n minst vind, is dat leerkrachten en wat het onderwijs minstens moet zijn, is dat onderwijs gebaseerd is op wetenschappelijke inzichten. Dus op het moment dat, in het extreemste geval, de neurologie zou ontdekken dat kinderen veel beter, of makkelijker, of gezonder leren wanneer ze roze ondergoed aan hebben, dan gaan wij morgen zeggen: ‘Elke dag als je hier binnen komt word je gecontroleerd of je roze ondergoed aan hebt. Want we weten dat het beter voor jou is.’ Dat zou de benadering moeten zijn als je weet dat dat manifest de kwaliteit van het leren verbetert. En als je ziet wat op het gebied van technologie kan. Kinderen kunnen op een apparaatje wat ik hier in mijn hand heb, gratis contact maken met de collectieve hersenkwab van de mensheid. Met ook de gevaarlijke en de slechte dingen die daarbij horen. Dat betekent dan niet dat je dan zegt dat je het dan in een leeromgeving, want de term school moeten we afschaffen, dan kan het dus niet zo zijn dat je het dus kinderen ontzegt. Er zijn scholen waar kinderen hun mobiele telefoon in een mandje moeten leggen. Kinderen in 6-vwo. Dat zijn scholen die de afgelopen 15 jaar onder een steen geleefd hebben, zulke scholen. Natuurlijk leidt die telefoon ontzettend af, en maak je afspraken hoe je daar mee om gaat. Maar het kan niet zo zijn dat je dat ding niet gebruikt voor het leerproces van kinderen. Of technologie in algemene zin.

Wetenschappelijk leren

Dan heb ik het nog niet over wat we weten over hoe de hersenen van kinderen zich ontwikkelen, dan heb ik het nog niet over positieve en negatieve feedback geven wat ik net benoemde, dan heb ik het nog niet over de sociale omstandigheden waarin kinderen zitten. Het leren 0.0 dat betekent ook dat je alle geïnstitutionaliseerde onzin die op het model zijn gebouwd de afgelopen 200 jaar, waarvan de mayonaise zegt: ‘Zo moet het’, die moet weg. En dat is heel moeilijk. Dan moet je gebrainwashed worden. En je moet in een detoxificatieproces wat eigenlijk best wel lang duurt. En dat brainwashen gaat met water en mayonaise is olie-achtig, dus… Je krijgt het nooit helemaal weggepoetst. Mayonaise leidt ook tot littekens in de hersenen. Ik heb ook mayonaise in de hersenen. Zo had ik de mayonaise in de hersenen over hoe dingen zouden verlopen in het ‘Angora’-proces. Maar het blijkt nu zo te zijn dat er leerlingen zijn die helemaal in shock waren toen ze hoorden op vrijdag dat het maandag herfstvakantie was: ‘Wie heeft dit bedacht?’ En ik met mijn mayonaise in de hersenen kon niet bedenken dat kinderen zo graag naar de leeromgeving komen dat ze zelfs geen vakantie meer willen. Dat heeft met mijn mayonaise te maken. Maar leraren die zitten helemaal vol met mayonaise.

Het gekke is, omdat ze hoogopgeleid zijn en ze allemaal praten vanuit mayonaise… Ze gebruiken ook een woord, wat in mijn ogen de grootste linguïstische pornografie is die er bestaat, dat is namelijk het woordje ‘lesgeven’. Lesgeven gaat er van uit dat je, wat ik net al zei, dat je wat in kinderen kunt stoppen. Dat is neurologisch volledig onmogelijk. Je kunt alleen maar activeren dat kinderen zelf verbindingen maken in de hersenen. En dat is iets heel anders. Ook de taal die we gebruiken is helemaal fout. En als je dus ziet, omdat die leraren hoogopgeleid zijn en allemaal onzin praten… Maar als iedereen dezelfde onzin praat, dan denk de clan dat ze gelijk hebben. Want dat is de taal van de clan. Er is niemand die van buiten zegt: ‘Ja maar, het klopt helemaal niet.’ En wat ik dus niet snap, en dat heeft misschien te maken met mijn beperkte geest, dat is dat leraren, mensen in het onderwijs, maar ook de politiek, dat die er niet toe komen om wetenschappelijke inzichten over leerprocessen van kinderen en hoe die verlopen toe te passen. Die echt wetenschappelijk zijn aangetoond, noem dat voorbeeldje van het bij elkaar zetten van jongens en meisjes in zo’n setting. Waarbij ze hun mond moeten houden en vooral heel veel tijd over hebben om naar mini-Doutzen Kroes te kijken… Dat is het organiseren van onzin. Waarom mensen dat blijven doen.

Economische relatie

Of als ik bijvoorbeeld het economisch principe bekijk, daar heeft Rob Martens van de Open Universiteit onderzoek naar gedaan. Die heeft berekend wat de kosten zijn op jaarbasis van het huidige onderwijs om dat te repareren. De kosten van de schade die onderwijs aanricht varieert van de 10 tot 40 miljard, per jaar. Alleen in Nederland. Een voorbeeldje daarvan is, dat we bedacht hebben dat we beginnen met het nieuwe schooljaar in augustus of in september. Dat betekent dat kinderen die in augustus of september zijn geboren daar tien jaar lang last van hebben. Als die last die kinderen daarvan hebben, en al die problemen die daaruit voortvloeien blijven repareren met jeugdzorg, extra begeleiding, met het feit dat kinderen jaren moeten overdoen omdat kinderen net niet bij dat groepje aansluiten, dat kost in tien jaar 100 miljard. Wat de politiek dan doet, die houdt zich voor dat we goed onderwijs hebben. Want je kunt namelijk de PISA-ranking bekijken en dan staan we in de top 10. En waarom staan we in de top 10? Onderwijs is goed als je een hoog Bruto Nationaal Product hebt. Dan zijn de voorwaarden van dat leren veel beter. Rijke landen hebben goed onderwijs. Stijgt het Bruto Nationaal Product, dan stijgt ook de toegang tot het tertiair onderwijs. Dat is een rechte lijn. Maar we maken ons wijs dat het aan ons onderwijs ligt. Maar het ligt aan de middelen die je hebt en aan het geld wat je hebt.

Combineren van wetenschap, rupsen en vlinders

Kan het dan niet beter? Ja, het kan niet alleen beter, het moet beter. Want als je namelijk al die wetenschappelijke onderdelen combineert… en dat is een beetje het nadeel als je naar het onderwijs kijkt: je weet iets van neurologie. Of je weet iets van methodisch kennis overdragen van de lerarenopleiding, of je weet iets van psychologie, of je weet iets van pedagogiek. Het gekke is dat die wetenschappen hun kennis niet combineren. Wat ik bij lerarenopleidingen nu gelukkig wel zie gebeuren is dat ze nu wel aandacht besteden aan de neurologische, de hersenontwikkeling van kinderen. Dat is dan een minor, dat hoort er dan een beetje bij. Terwijl het de kern van de zaak is. Nee, het gaat natuurlijk over hoe je die wiskunde in die kinderen kunt stoppen. Dan moet je ook nog even een beetje weten over neurologie. Terwijl dat de kern van de zaak is. Doordat we dat niet doen, en doordat de kinderen, die ik vlinders noem, die leven in een ander medium dan de leraar die een wijze rups is. Die wijze rups kan die vlinder heel goed helpen, maar hij weet dat hij die kinderen niet kan helpen door te zeggen: ‘Je moet dit en dit doen’. Dus je moet weten dat de vlinder in een ander medium leeft dan de rups.

Dus wat doet de wijze rups? Die zegt tegen de vlinder: ‘Wat heb jij nodig? Wat kan ik voor jou doen? Wat wil jij?’ En dat zegt die vlinder: ‘Ik wil Ali B worden.’ Dan zegt die rups: ‘Dat is een hartstikke goed reisdoel wat jij hebt. Je zit nu op de havo, dus over vijf jaar gaan we steeds meer richting Ali B. En ik ga jou helpen. Maar ik ben wijs en jij bent slim. En dat wijze is dat ik een prefrontale cortex heb die ontwikkeld is.’ Dat hoeft dat kind niks te zeggen, maar je zegt tegen dat kind: ‘We gaan richting Ali B. Maar de reis er naar toe bepaal ik. Daar ga ik je bij helpen want anders gaat het fout.’ Dus gepersonaliseerd leren is dat de intrinsieke motivatie van de leerling zegt: ‘Ik wil Ali B. worden.’ En de leraar zegt: ‘Ik ga jou helpen.’ En gaandeweg, bijvoorbeeld in het tweede jaar, zegt die rups tegen die vlinder: ‘Heb je al eens gehoord van Johan Sebastiaan B.?’ ‘Nee, daar heb ik nog nooit van gehoord.’ ‘Van Ludwig van B.? Of van Bela B.? Of George B.? Of Johannes B.? ‘Maakten die ook platen?’ ‘Nee, die maakten geen platen, maar er zijn wel miljoenen platen van Johan Sebastiaan B.’ Dan zegt die vlinder: ‘Maar dat kan toch niet?’ ‘Jawel, ga eens zitten.’ Je pakt iTunes erbij en dan laten we Johan Sebastiaan horen aan de jongen die Ali wil worden. En dan zou het kunnen zijn, dat die jongen zegt: ‘Hé, verrek,’ want dat is de inspiratie van de leraar. ‘Dat wist ik helemaal niet. Toch niet helemaal gek wat die Johan Sebastiaan deed.’ En misschien wordt die jongen wel Ali B., maar het zou ook kunnen zijn dat hij een afslag maakt die iets te maken zou kunnen hebben met die andere B’s. Omdat hij de wereld meer ontsloten heeft.

Overbodig maken

En wat dus eigenlijk de kern van leren is, is dat je elk kind ADHD-er moet maken. Dat betekent: Autodidact Helemaal Digitaal. Dat digitale kan minder, maar dat autodidact-zijn moet sowieso. Dus kinderen moeten zelfsturend leren. Je moet kinderen laten merken dat ze de wereld kunnen veroveren door hun hersenen te activeren, door slim te zijn en mensen te gebruiken, door hun ogen open te doen, door constant vragen te stellen… Want dat is het biologisch principe van het leren van kinderen, dat sinds het ontstaan van de Homo Sapiens niet is veranderd. Dus het gaat om autodidact zijn. Je moet je dus als leraar overbodig maken zodat iemand zelfstandig kan leren. En op een bepaald moment, als die prefrontale cortex is ontwikkeld, dan ga je er eigenlijk van uit dat iemand in de flow zit, van : ‘Wauw, ik ga de wereld nog verder veroveren en ik weet dat ik stop met de plasticiteit van mijn hersenen te pijnigen als ik sterf.’ Dat is wat je ‘leven lang leren’ noemt. Maar je moet wel snappen dat het zo zit. En daarvoor moet je dus de belemmeringen, met name belemmeringen die ontstaan uit het feit wat wij voor kinderen gaan denken en zeggen: ‘Dit moet jij en dat moet jij.’ Die belemmeringen moet je wegnemen. Ik kan niet voor een kind bepalen wat een kind moet leren. Als je dus vanuit die intrinsieke motivatie met kinderen begint, is het irrelevant wàt je leert. Het is relevant dàt je leert, en hoe je leert. Dus wiskunde is irrelevant. maar als een kind bezig is met z’n ontwikkeling komt hij op z’n vijftiende misschien tot de conclusie dat hij ingenieur wil worden. Of architect. En dan ontstaat er een extrinsieke motivatie, omdat hij naar de TU moet. Dan weet hij dat hij naar Delft, Eindhoven of Twente moet, want hij wil naar de TU. En dan hoort daar het pakket met wiskunde bij. Dan heeft hij een extrinsieke motivatie om wiskunde te leren. Die gebaseerd is op een groei van het leren weten hoe je moet leren, wat ontstaat vanuit intrinsieke motivatie. En dan wordt hij autodidact. En dan komt hij, in wat ik noem, de ‘leer-flow’. Dat hij weet dat hij de wereld gaat veroveren.

Stop focus op kennis

En het gekke is dat, op het moment het grootste gevaar is, naast de conditionering in de algemene zin van het onderwijs is, het focussen op kennis. En dat heeft te maken met de afgelopen 200 jaar, dat die kennis de wereld ontwetend veel verder heeft gebracht. Maar nu heeft kennis een ander soort waarde gekregen. Ten eerste is kennis heel snel verouderd. Het veroudert steeds sneller. Maar je hebt die kennis nodig. Dus wat je moet doen is dat je dus niet mag focussen op die kennis, zeker niet op methodische kennisoverdracht wat we op scholen doen want dat leidt per definitie tot demotivatie van leren. Want in de PISA-ranking van leren, staan we van de 449 landen ter wereld op plaats 448. Want Nederland heeft het meest demotiverende onderwijs, zo’n beetje van de wereld. Daar hoor je nooit iemand over. We hebben het wel over het feit dat we met de wiskunde-score goed staan. En natuurlijk is wiskunde superbelangrijk, maar daar komt elk individu achter. Net zoals elk individu die ziet hoe klein de wereld is en een gevoel heeft van communicatiemogelijkheden er achter komt dat het handig is als je iets van Engels weet. Dat wil élk kind. Zelfs een kind van de lagere school dat in groep 3 zit, als ze 5 of 6 jaar zijn, die hoef je niet te zeggen dat ze moeten leren lezen. Die kinderen komen er zelf achter in de wereld waarin ze zitten, dat wanneer ze niet lezen dat er dan heel veel aan ze voorbij gaat. Dus daar komt een moment dat een kind zegt: ‘Nu wil ik ook lezen, want hij zit in die boekjes te kijken. Nu wil ik dat ook.’ Dan heeft het zin om kinderen te leren lezen. Je hebt van die moeders van groep 2 die aan de poort van de school staan en die dan zeggen: ‘Die van mij kan al lezen.’ Terwijl alle kinderen als ze 7 zijn binnen drie maanden perfect kunnen lezen. Maar omdat we gelijk al verschillen, kwaliteiten, toetsing en labeltjes gaan hangen aan kinderen, ontstaan er meteen verschillen. En ontstaan er ook meteen verschillen bij kinderen die denken: ‘Ik ben dom en hij is slim.’

Focus

Wat het gevolg is van dat model als je dus niet elk kind ongelijk behandelt, dat je alleen maar problemen krijgt. We noemen kinderen havo’er of vwo’er, niet eens een jonge of een meisje… Ik heb dus een zoon en een dochter. Ze zijn gelukkig samen met mijn echtgenoot die beter kinderen kan opvoeden dan ik. Samen hebben we ze tot volwassenheid gebracht. En ze hebben nu net de leeftijd, mijn jongste dochter is 27, dat ze de prefrontale cortex hebben ontwikkeld. Mijn dochter wilde toen ze 4 was prinsesje worden. Toen de 4,5 was wilde ze konijnenverzorgster worden. Toen ze twaalf was, toen lieten ik en mijn vrouw toe dat ze mocht zeggen dat ze nog niet wist wat ze wilde worden. Dat mag je niet toelaten. Je moet tegen kinderen zeggen: ‘Je moet focus hebben.’ Je moet weten waarom je op deze aardkloot rondwandelt. En niet zoals een gemiddelde havoleerling. Want dat is een hele erge doelgroep. Die heeft na zes weken, waarin alleen is gefocust op kennis, ze allemaal hebben gehoord wat ze moeten doen — dat ze woordjes moeten leren, dat ze goed huiswerk moeten maken — elke leraar vertelt dat. Na zes weken is dus de motivatie van die supergemotiveerde brugklasser er helemaal uit geramd. En dan komt de periode van vijf jaar dat ze vastgroeien aan het linoleum van de school. Alleen om maar van de havo af te zijn en naar het hbo te kunnen. En dan gaan ze naar het hbo. En dan krijgt 40% een bindend studieadvies dat ze toch maar wat anders moeten gaan doen. Wat de Nederlandse samenleving alleen al 7 miljard kost, omdat de leerlingen zichzelf niet kennen. Dat zou je toch wel moeten kunnen veranderen. Je zou moeten investeren in dat kinderen een zelfbeeld krijgen. Dan kunnen ze intrinsieke en extrinsieke motivatie ontwikkelen en zeggen: ‘Ja, ik wil wel ingenieur worden.’ Kinderen worden in groep 7 al geselecteerd op havo. Dan hebben ze een ‘entry-toets’ gedaan. Ze weten het eigenlijk al eerder. Dat had de juf in groep 6 al gezegd. Dat ze havoleerlingen waren. En dan doen ze nog eens een Cito en dan wordt door de lagere school geadviseerd dat ze inderdaad havoleerlingen zijn. Dan melden ze zich aan bij een havo. Dan krijgen ze ideaal havovoer, in de ideale havo-omstandigheden van havoleraren. En na drie jaar is 30% stommer geworden want ze zitten niet meer op de havo. Die zijn afgestroomd naar lagere niveaus… Een beetje raar dat kinderen naar school gaan. En dan dommer worden, of althans, een groep daarvan. Je snapt dat ik een gechargeerd beeld geef, het moet schuren. Ik heb een enorm respect voor mensen in het onderwijs, daar gaat het helemaal niet om. Het moet een wake-up call zijn.

Per kind een recept

En dat is heel typisch. Kinderen weten helemaal niet wie ze zijn. Je moet ook investeren in het ‘zijn’ van het individu. Dat is waanzinnig belangrijk. Op een school ben je een gemiddeld kind. Want je bent en havo-kind. En elke ouder weet dat je geen gemiddeld kind hebt. Ik heb ze in elk geval niet. En alle ouders waar ik mee praat die zeggen: ‘Ik heb ook niet dat gemiddelde kind.’ Dus je moet per kind een recept hebben. Dat is wat ouders doen. Je hebt dus een recept per kind. Mijn zoon was zo rustig, de ideale baby. Los van het feit dat hij waanzinnig knap was, maar dat terzijde. De ideale baby, mooi rustig, mooi doorslapen, zodat je pas om 7 uur hoefde op te staan. Die zo rustig was dat hij tijdens de borstvoeding, dan had mijn vrouw een kommetje koud water met een washandje, omdat hij tijdens het zogen nogal eens de neiging had in slaap te vallen. En daarbij dan ook de tepel vast te houden. Dat is dan heel leuk als dat hoofd… Dus dat was nogal wat als je dan tandjes hebt, dan is dat minder prettig voor de moeder. Dus dan moest je hem gauw wakker maken en dan zog hij wel verder. Terwijl, sinds in mijn dochter heb, ik weet waarom ze natuurverschijnselen als orkanen meisjesnamen geven. Dus zij hadden een totaal verschillende approach nodig. Overigens is mijn dochter wel een princesje geworden. Niet een echte prinses, maar dat heeft meer met de verpakking te maken dan met haar functie, dus daar ben ik wel blij mee. Het gekke is dus dat je als ouder per kind een recept hebt, en dat je ook nog kijkt op dagniveau of het recept nog werkt. Want die dag dat mijn dochter 7 was en de hamsterkooi schoonmaakte en die in een doos zette, niet oplette, en opeens zag dat de kat de Russische hamster in de mond had en er mee naar buiten liep. En waarschijnlijk zou leiden tot een bloederig slachtoffer omdat het roofdier in de kat toch niet helemaal was geblust ondanks zijn domesticatie, dat leidde ertoe dat mijn dochter drie tot vier dagen helemaal ontstemd was. Want d’r hamster was opgevreten. Dan heb je een ander soort benadering. Nou is dat maar een klein incidentje, maar het is werkelijk zo dat iemand… Ik ben voetbalfan.

Stel je bent voetbalfan. Je bent Rotterdammer, net zoals ik. Ik ben geen Rotterdammer, maar ik ben fan van Feyenoord. En je hebt dan dat debacle achter de rug van afgelopen zaterdag dat je met 4–1 van Ajax verliest, en dan moet je ook nog zes proefwerken nakijken. Het enige wat je dan kunt doen als leraar, is met wat verdovende middelen — meestal is dat spiritueel vocht — je afscheiden van de familie. Dan ga je proefwerken nakijken. En ondertussen ben je half verdoofd, want je hebt dan die derde fles bier op. En dan zie je het proefwerk van Hanneke. Gelukkig, want Hanneke heeft altijd een 8. En dan heeft Hanneke een 4! Hou kan het nou dat Hanneke een 4 heeft? En dan vraag je op maandag aan Hanneke: ‘Waarom heb je een 4, Hanneke? Je hebt toch altijd een 8?’ Dan zegt Hanneke: ‘Mijn poes is gestorven en ik heb niet geleerd in het weekend.’ En dan zegt die leraar: ‘O, wat is dat nou jammer Hanneke, want dat proefwerk telt vier keer mee en dan krijg je een 6 gemiddeld. Maar dan kan ik niks aan doen.’ Dus die leraar weet dat dat meisje een 8 waard is voor zijn vak, maar omdat de poes is gestorven, krijgt dat meisje een 6 op de lijst omdat dat proefwerk vier keer meetelt. En nu lijkt dit een heel gek voorbeeld, maar dit komt dus voor! In een systeem waarbij mensen door het systeem, dat verwijt ik de mensen niet maar ook degenen die het systeem in stand houden en daar horen die leraren bij, dat die het kind vergeten zijn. Daar moet veel meer ruimte voor komen. Je hebt maar één taak in het onderwijs en dat is zorgen dat kinderen goed terecht komen. Dat ze zich goed ontwikkelen. De ouders zeggen: ‘Ik heb per kind een recept.’ Wij noemen dat het leren 0.0, dus die leerkrachten moeten ook per kind een recept hebben. Elk kind ongelijk behandelen. En op dagniveau kijken of het recept nog werkt.

Daarvoor hebben wij onder andere georganiseerd, dat leraren hier minstens als team 2,5 uur overleg per dag hebben. De leraren in dat team zijn de schoolvaders en schoolmoeders van dat kind. De leraar is de bemiddelaar tussen de wereld en het kind; alleen bemiddelaar, geen kennisoverdrager, net als de ouder. Die doen precies hetzelfde, alleen vanuit een andere invalshoek. Dat team van leraren doet dat ook, dus dat team van leraren moet kijken per individueel kind, wat in onze school 600 kinderen zijn met 600 verschillende leerroutes, kijken of dat recept nog werkt. Die beginnen om 08.00 uur. Leerlingen komen om 09.00 uur en die gaan om 14.30 uur. En de leraren blijven tot 16.30 uur. Dus we organiseren het zo dat we continu de goede dingen doen. Daar maken we constant fouten in, maar er is ook niks zo complex als kinderen opvoeden. Kinderen maken is heel leuk en dat gaat heel makkelijk. Kinderen krijgen gaat heel moeilijk. Sinds mijn vrouw mijn zoon ter wereld heeft gebracht heb ik me voorgenomen vrouwen nooit meer het ‘zwakke geslacht’ te noemen. Zeker niet als het gaat om een onvolledige stuitbevalling, waarbij ze zonder ruggenprik en zonder keizersnede gewoon op natuurlijk wijze een kind ter wereld bracht die een apgarscore van 10 haalt. Vrouw total loss, kind mooi op de wereld. Dat is naderhand allemaal wel goed gekomen, maar dat zal ik dus nooit meer zeggen. Maar kinderen opvoeden is zo’n complex proces, wat we door institutionalisering steeds complexer gemaakt hebben. Waardoor we eigenlijk de simpelheid van het per kind zoeken van een recept, vergeten zijn. We moeten terug, we moeten het simpeler maken. Gezond boerenverstand: ‘Als het mijn kind zou zijn, wat zou ik er dan mee doen?’ Soms heb je ook met je eigen kind wel eens problemen. Wie kan ik wat vragen? Wie kan me er bij helpen?

Gezamelijk

We moeten veel meer naar leergemeenschappen. Over vijftien jaar hebben we geen scholen meer. Als we die niet afbreken, dan imploderen doe vanzelf. Maar dan hebben we alleen nog maar learning societies. Waarin we gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor voor mensen die in die society zitten. Nu hebben we nog om aan de wettelijke verplichting te voldoen, een kolfkamertje. Want we hebben nogal wat leraren en leraressen die zich vermenigvuldigen. Dat heeft met de vruchtbare omgeving te maken, denk ik. Maar het is natuurlijk absurd dat je een kolfkamertje hebt. Waarom neem je gewoon niet je kinderen mee naar school? En dat we gezamenlijk zorgen voor die kinderen? We gaan dat effectueren overigens. Als je kleine kinderen hebt, dan kun je die toch gewoon meenemen? We zijn met 600 mensen, waarvan 100 volwassenen, daar kunnen toch 10 baby’s bij? Dat kun je toch zo organiseren? Als we samen op vakantie gaan, dan doen we dat toch ook? Met campingbedjes. Voor de wettelijke verplichting hoef je maar één persoon in dienst te nemen die bevoegd is om een crèche te mogen runnen. Die kun je ook zo van de straat plukken. We kunnen dat ook nog samen betalen, dat kost bijna niks… Waarom doen we dat niet? Maar neem je niet, wanneer je misschien de zorg hebt voor je vader die Alzheimer-light heeft, mee? Of een kind dat het syndroom van Down heeft die naar een andere plek moet, die op het busje staat te wachten, die neem je ook gewoon mee. Gezamenlijk die verantwoordelijkheid nemen.

Limbische wendbaarheid

Dat kind met het syndroom van Down kan een enorme kwaliteit zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Want als ik hier een paar Marokaanse jongens heb die een iets te groot macho-gevoel hebben en iets te weinig invoelend vermogen hebben, als je die een buddy geeft met het syndroom van Down… En ze krijgen elke dag een natte zoen van Frikki op hun voorhoofd, dan zijn ze na een halfjaar volledig ontdooid. Je moet jongetjes die te hard zijn, die moet je verzachten. Maar wat we doen is dat we schreeuwen dat we ze nog harder moeten aanpakken. De logica zegt dat dat per definitie niet werkt. Dat moet juist omgedraaid zijn. Harde jongetjes moet je verzachten. Je schaft een wasverzachter aan om de was te verzachten. Je gaat toch niet nog meer kalk in het water gooien? Die soort logische processen, waarvan eigenlijk iedereen vindt dat ze zo zouden moeten zijn, daar kan iedereen nog in mee gaan. Maar in het handelen zijn mensen nog niet machtig. Volgens mij is er naast de mayonaise, wat voor de conditionering staat, een tweede aspect. En dat is dat we zoogdieren zijn. En zoogdieren hebben ook neurologisch gezien een systeem, wat we het limbisch systeem noemen, waar je in geval van nood gebruik van maakt. Ik heb, als ik mijn vrouw en dochter mee tel, vijf katten. Dan tel ik mijn vrouw en mijn dochter even niet mee, want ze zijn ook wel lief. Dan heb ik er nog drie. Twee daarvan zijn niet gesocialiseerd toen ze puppy waren. Nu na 14 jaar schieten ze accuut in het limbisch systeem als we de stofzuiger aanzetten. Dat is dat iets dat onbekend is en dat limbisch systeem zegt dan: ‘Wegrennen!’ Je zou zeggen dat ze er na 14 jaar aan gewend zijn. Maar in de eerste weken moet dat limbisch systeem snappen dat je geen angst hoeft te hebben voor een stofzuiger.

Je angst aanpassen aan de verandering

Zoogdieren hebben dat systeem, en wij zijn ook zoogdieren. Waar we angst voor hebben, daar ga je voor op de vlucht. Of dat probeer je te vermijden. Terwijl we nu niet meer in een wereld van veranderingen leven, maar in een verandering van wereld. En dat betekent zeker door de exponentiële groei van technologie, dat je in alles moet voorbereiden dat alles morgen compleet anders is dan hoe het gisteren was. en dat dat met een enorme snelheid gaat. Als je bedenkt dat 17 jaar gelden geen mobiele telefoon bestond, toen was voor 98% van de Nederlanders absurd om een mobiele telefoon te hebben. De rest is history natuurlijk. Dat gaat steeds sneller. Dus de survival of the fittest van Darwin, is dat degene die zich het beste weet aan te passen aan de verandering, overleeft. De verandering gaat zo snel dat ze dus zelfs je angst moet gaan aanpassen. Degene die om kan gaan met z’n angst en zijn limbisch systeem kan managen, energie kan halen uit de verandering, die redt het. De verandering en de twijfel van wat gaat komen is de energie van de vernieuwingen. Die moet je dus omarmen. Dus wat de taak van de onderwijzer ook is, het grootste doel, is dat kinderen met grote mate van zelfvertrouwen de verandering en de toekomst van morgen omhelzen en zeggen: ‘Wereld, ik weet zeker dat ik niet weet hoe je er uit zult zien, maar ik ben klaar voor jou. En ik maak keuzes waarmee ik staande blijf in die dynamiek.’ En dan zijn er mensen die zeggen: ‘Sjef, jij wilt met het breekijzer veranderen…’ Er zijn mensen die noemen me geen Sjef Drummen maar Sjef Drammen. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Dat is dan een freudiaanse verspreking. Ik had het zelfs een keer toen ik in een panel zat. Toen hadden ze een heel mooi bordje geprint, daar stond op ‘Sjef Drammen’. Toen dacht ik: Hé, die kennen mij.’ Die mensen zeggen dan, die verandering moet evolutionair. Jij wilt te snel. Wat nu gebeurt is een exponentiële evolutie. Met namen ingegeven door technologie. Een ‘exponentiële evolutie’ is volgens mij een ander woord voor revolutie. Je kunt ook niet half zwanger zijn. Dus we zeggen tegen die leraren: ‘We gaan het heel anders doen.’ Die zeggen dan dat ze verzuipen. Dan geven we ze acht zwembandjes. Dan gaan we samen zwemmen. En zwemmen leren. Maar als je het aan de leraren overlaat, dan willen ze niet alleen acht zwembandjes, maar dan doen ze maar 30 centimeter water in de bak. Maar dan kun je natuurlijk nooit leren zwemmen. Dus je moet de bak vol water gooien en dan de mensen niet laten verzuipen. Dat moet je dus ook vooral samen doen. De collectieve hersenkwab van een team weet natuurlijk veel meer dan één individu. Dus in alle gevallen moet alles samen. Dus die leraar voor de klas die moet weg. De klas moet weg, want dan richt je je op het gemiddelde kind. Maar wat je wel kunt doen is inspiratiesessies geven. Die noemen wij ‘masterclasses’. Maar dan mogen kinderen zelf kiezen of ze daar naar gaan luisteren, als ik iets ga vertellen over aquariumvissen. Als ze dat niet interessant vinden, dan hoeven ze niet te komen. Want leren moet in alle gevallen betekenisvol zijn voor de leerlingen. In alle gevallen. Als het dus niet betekenisvol is, dat gaat die leerling misschien uit sociaal wenselijk gedrag een goed wenselijk gedrag vertonen. maar denkt hij: ‘Wat is die vent aan het lullen.’ Dan blijven ze mooi rustig zitten en breken ze de tent niet af. En dan denkt die leraar dat hij goede dingen heeft gedaan. Maar die leerling denkt intussen: ‘Wat een flauwekul wat die kerel vertelt.’ Dat heeft helemaal geen zin. Los van het feit of kinderen al tot zich nemen wat de leraar zegt dat ze moeten leren, is het zo dat binnen drie maanden of vaak al sneller als je toetst, dat wat de kinderen geleerd hebben, 10% van hen het nog maar onthouden heeft. Degenen waarvoor het betekenisvol was, die hebben het onthouden. Dus waarom steken hoogopgeleide mensen die zich leraren noemen energie in iets waarvan ze weten dat het voor meer dan 90% waste of energy is? Ik snap dat niet. Ik snap niet dat je niet zoekt naar een weg, ik heb ook niet de oplossing, die moeten we samen zoeken, dat je niet constant zoekt naar een weg die veel effectiever is?

Niet denken in paarden

Het huidige onderwijs zoals het nu is vormgegeven, is voor heel veel kinderen, zeker voor kinderen die niet helemaal aan de bovenkant zitten, kinderen die op het categoraal gymnasium zitten… Er zijn zelfs christelijke categorale gymnasia, dat is een contradictio in terminis; in mijn ogen is er niks dat zo in strijd is met de regels van de Bijbel dan dat je segregerende groepjes hebt die een special approach krijgen waardoor sommige kinderen het idee krijgen dat ze iets verder geëvalueerd zijn dan de rest van de mensheid. Die kinderen moet je vooral in contact brengen met vmbo-kinderen. De Onderwijsraad heeft in 2013 gezegd dat het hebben van het huidige onderwijsmodel segregatie in de hand werkt. Omdat we groepen apart zetten. Als we nou iets niet willen. De politiek doet er niks aan. Maar ja, die hebben ook mayonaise in de hersenen dus die denken dat de Onderwijsraad altijd gelijk heeft, dus we kunnen niet zeggen dat we vakken gaan afschaffen. Want dat snapt het electoraat niet. Ze moeten met het electoraat praten in een taal die het electoraat snapt. Dat is het verhaal van Henry Ford, die in 1920 zei: ‘Als je in 1900 aan de mensen had gevraagd wat ze willen hebben, dan hadden ze gezegd: snellere paarden.’ En hij is auto’s gaan maken. Dus je kunt niet met mensen over auto’s praten, of over volledige gepersonaliseerd onderwijs, met mensen die denken in paarden.

Dus wat wij doen, en we hebben daar een schokkende stap in gezet dit jaar, is dat we met 400 leerlingen die in een redelijk traditionele setting zaten zijn omgegaan. En we zijn alleen nog maar gepersonaliseerd bezig. Maar we hebben het de ouders niet verteld. Dus de ouders hebben hun kind op school aangegeven, waarbij ze denken dat hij Engels en wiskunde krijgt, wat we hebben geschrapt hebben in de vakantie. Dat is natuurlijk niet heel netjes naar de ouders toe. Maar je moest die ouders dat wel uitleggen. Want als ik van tevoren tegen de ouders had gezegd dat we dat wilden gaan schrappen en hadden gevraagd: ‘Wat vinden jullie er van?’ Dan wordt er gestemd en dan gaat het niet door. Terwijl ik vind dat wij de verplichting hebben als leraren, of als mensen in de educatieve wereld, dat we op het gebied van leerprocessen van kinderen de ouders daar in kunnen begeleiden. En toen we de ouders vertelden tijdens de ouderavond in de eerste week na de vakantie, dat we per kind een recept gingen aanbieden klinkt dat heel anders. Dan is er geen ouder die zegt dat ze geen maatwerk voor hun kind willen. Sommige ouders die dat dat toch niet wilden snappen en echt mayonaise in de hersenen hebben en een infectie, hebben we geholpen om hun kind naar een andere school over te brengen. Dat waren er zes van de 600. Eén procent verlies mag je hebben. Maar dat betekent niet dat we er nu zijn. Want we zitten nu in een ontzettend roerige tijd om die omslag te maken waarin iedereen ook een vorm weet te vinden van: ‘Hoe gaat het dan?’ En dat brengt heel veel onrust met zich mee. Als je dus zegt: ‘We gaan naar het Beloofde Educatieve Land waarbij iedereen gelukkig wordt en zich optimaal ontwikkelt’, dan heb je bijna Bijbelse proporties om in twee, drie jaar, niet in 40 jaar, door een woestijn te moeten om naar het Beloofde Land te komen. Wat je daar voor nodig hebt is een enorme standvastigheid.

Want om dat Bijbelse idee door te trekken, Mozes is niet in het Beloofde Land gekomen omdat hij getwijfeld had of er water uit de rots kwam. En dat mag je dus niet doen. We gaan dat gewoon halen. We gaan er naartoe, maar wel met allen en opstaan. Waar we nu heel veel energie in steken is in de mensen die in dat proces zitten. Dat zijn in dit geval de leerkrachten. Om hen te helpen om door dat proces heen te komen. Want dat is heel moeilijk. Want iedereen weet, marketingmensen weten het heel goed, dat je innovators hebt. Die komen met ideeën. En dan heb je early adaptors. En de grote groep, dat zijn volgers. Die gaan pas zeggen dat ze een iPad interessant vinden als ze gezien hebben wat dat ding eigenlijk kan. Terwijl de mensen die het meest verstand hadden van ICT, dat waren mensen de Windows-mensen zes jaar geleden toen de iPad kwam, die zeiden: ‘Daar heb je niets aan, want je kunt er geen usb-stick instoppen, je kunt er geen floppy instoppen, je kunt er geen software op draaien en hij is te groot om aan de oren te houden. Dus bellen kun je er ook niet mee. Wat heb je nou aan zo’n ding?’ Binnen vier jaar was er een landelijke dekking, in alle westerse landen had iedereen toegang tot een iPad. Omdat het idee zo ontzettend goed was. Het gevolg er van was dat je geen usb-stick meer nodig hebt omdat we alles vastleggen in de cloud. Maar als je zegt: ‘Hier heb je een iPad, je kunt er geen software op draaien.’ Dan zeggen mensen en zeker mensen die op computers werken: ‘Daar heb je niks aan.’ Wat wij nu doen is mensen in het onderwijskundig systeem uitleggen dat we een auto of een iPad hebben, terwijl mensen denken in een kar met paarden. Dat is moeilijk.

Maar volgens mij moet je in deze wereld, waarin we nu zitten… Met mijn zoon is het niet goed afgelopen, die is leraar geworden, nobody is perfect. Maar die heeft één ding wel heel goed gedaan. Hij heeft mij opa gemaakt. En sinds dat hij mij opa heeft gemaakt op 6 december 2016, heb ik last van kannibalistische neigingen, want Raaf is om op te vreten. Die leeft al. Dat jongetje komt in het arbeidzame leven over 24 jaar. dat is het jaar 2041. Over tien jaar is de wereld al compleet beyond imagination. Maar in 2014… De vraag is of ik het haal. Ik ben van 1953, dus het zou kunnen dat ik het haal. Maar ik heb een dikke buik, dus de kans is klein. Maar die gaan niet meer met pensioen want dat zou dan in 2087 zijn. Hoe ziet de wereld er dan uit? De levensverwachting van dat jongetje, ik hoop dat hij dat haalt in welvaren en welzijn, 2137. Hij wordt waarschijnlijk 120 jaar. Zo’n kind kun je toch niet voorbereiden op een exponentieel veranderende toekomst door een model te hanteren uit de negentiende eeuw? Wat in de twintigste eeuw nog net door de beugel kon. Dus ik zou zeggen: genoeg energie om, zeker nu ik mijn kleinzoon heb, om nog even door te gaan en te zorgen dat het goed verloopt. Ik zie wel dat wij, en dan heb ik het over Angora, dat we laten zien dat je in alles procesmatig moet denken en dat dat een geweldig effect heeft. Daar doen we dat nou vier jaar. Het is enorm bemoedigend.

Outside the law

Wat ik ook enorm bemoedigend vind is dat de Onderwijsinspectie zegt dat we het ‘excellent’ doen. Terwijl we alle wetten breken. Wat ik wel leuk vond toen Bob Dylan de Nobelprijs voor Literatuur kreeg — daar was ik het helemaal niet eens, want ik vind dat wel een geweldige zanger, maar om nou te zeggen dat hij daar nou de Nobelprijs voor moet krijgen vond ik iets te ver gaan — toen was Lucky Fonz III bij Pauw gast aan tafel. Hij is leraar Engels en afgestudeerd op de lyrics van Bob Dylan. Hij zei dat zo’n zin ‘to live outside the law you must be honest’ hogere poëzie was. Ik moet zeggen dat ook wel vond. Want dat is namelijk exact wat wij doen. Als je iets buiten de wet doet, dan moet je wel heel zuiver op de graat zijn, om het maar gemakkelijk te vertalen. En volgens mij kun je in het huidige onderwijs niet zuiver op de graat zijn als je je aan het systeem houdt. Dus je moet buiten het systeem. Laten we ‘outside the law’ gaan, omdat we ‘honest’ zijn.

Dat is volgens mij een leuk einde.

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.