Hoe Teun Gautier ruimte maakt als katalysator van het intellectuele domein

Happyplaces Stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
16 min readDec 3, 2017

--

Ik zat erover na te denken waarom het leuk is om een verhaal te vertellen. In mijn geval is dat zo omdat ik ontzettend veel bezig ben met ideeën. En volgens mij heb je twee soorten ideeën. Je hebt het referentiële idee, dus er is iets en daar ga ik op voortborduren. En je hebt natuurlijk het gegenereerde idee, er is niets en er ontstaat iets. Dat is wat een kunstenaar doet. En het is spannend; die ideeën, dingen waarmee je in je hoofd rondloopt die komen natuurlijk tot leven door interactie, reactie en reflectie. En we zaten net te praten en toen had ik het er over dat ik zo verliefd ben op de mens. Ik vind de mens een fantastisch soort. Ik ben juist ook misschien door die verliefdheid ontzettend optimistisch. Heel optimistisch op dit moment. Wat raar is. Want veel mensen zijn heel negatief. Allemaal ‘afgehakte’ hoofden en dat soort dingen. Ik merk dat ik juist heel erg verliefd ben. Ik ben verliefd op een componist als ik prachtige muziek hoor. Omdat ik dan zie dat daar kennelijk een heel bijzonder mens was dat in staat was om die muziek te maken. Dat is op zich ook wel een thema. Het is een beetje flauw, maar je hebt de film Schindler’s List. Natuurlijk heel bekend, met die prachtige muziek ook die daar bij hoort. Die mij altijd heel erg raakt. En die film raakt mij ook. Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat die film, enerzijds het menselijk vermogen laat zien tot onwaarschijnlijke cruelty en destructie en viezig- en smerigheid. En tegelijkertijd natuurlijk de enorme moed, intelligentie, het doorzettingsvermogen en creativiteit en opofferingsgezindheid van zo’n man als Schindler die dat doet. En dat is natuurlijk een heel boeiend, groot en menselijk thema. Want als je die twee variaties inborst als het ware in je mee draagt als mens en als mensheid, hoe komen we er dan toe dat het ene wint van het andere. En welke rol heb je daarin te spelen. Daar kom ik zo meteen op terug.

MAVO kindje

Er was ooit wel een belangrijk moment. ‘Ik ben een MAVO kindje’, zeg ik altijd wel met enige trots. Ik ben op de MAVO terecht gekomen. Dat had twee gevolgen. Eén, dat ik het idee had dat ik niet zo slim was. Want je zat op de MAVO. En de andere; dat ik nooit heb leren leren. Maar dat betekent ook dat ik niet in het referentiële denken van de wetenschappelijke opleidingen. Want ik bedoel, daar leer je allerlei dingen, doe je kennis op maar je leert daar ook binnen bepaalde kaders denken en aan de hand van een bepaald stramien. Dat heb ik nooit geleerd. Het grote voordeel was daarvan ook wel weer dat ik daardoor een wat opener geest heb. Een afwijkende blik soms. Doordat ik op die MAVO terecht kwam was ik vrij vroeg bij een bedrijf Read in Amerika aan het werken en toen werd ik heel vroeg directeur van een bedrijf dat beurzen organiseert hier in Nederland. En toen had ik op een gegeven moment bedacht, je zou een beurs over geldzaken moeten hebben. Een beurs waar mensen over beleggen geïnformeerd worden en alle banken en verzekeraars willen daar zijn om die informatie te geven. Dat had ik bedacht in mijn autootje, ik weet het nog. En toen had ik een lijstje van een paar namen en daar ben ik naartoe gegaan. Naar de ING, naar de ABN en op een gegeven moment ontstond de beurs. Dus dat gebeurde ook. En toen zat ik op een avond in de Jaarbeurs in Utrecht, drie dagen voordat die beurs openging. Dus het was ontstaan als ideetje en toen zat ik tegen een paal om elf uur ’s avonds en toen stonden daar die contouren van de stand. Het werd gerealiseerd. Toen realiseerde ik me, dat ik kennelijk in staat ben om iets te verzinnen, iets tot stand te brengen, iets te veroorzaken of te bedenken en dat dan tot realisatie te brengen. Dat vermogen heb je.

Verbonden door het systeem

Tegelijkertijd las ik, en dat was heel wezenlijk, een klein nieuwsartikeltje in het Nederlands Handelsblad dat er in Puerto Rico elk jaar 2.500 kinderen worden verkocht. Dus ik zat te bedenken dat er 2.500 keer per jaar een pap of een mam naar een straathoek gaat en daar een kindje overgeeft aan iemand. De gemiddelde omzet van een kindje is 50 dollar. Dus je kunt voor 50 dollar in Puerto Rico een kind kopen. Dat betekent dat de jaaromzet kindjes in Puerto Rico 125.000 dollar is. En toen dacht ik; er zijn mensen die rijden in een auto van 125.000 dollar, die hebben een zwembad in hun achtertuin van 125.000 dollar. Toen was mijn conclusie: ik kan niet hier 70 jaar rond hobbelen en weten dat ik onderdeel ben van een systeem waarin dat soort dingen gebeuren en daar niet iets aan proberen te doen. En zeker als je dat combineert met mijn eerste voorbeeld. Als je weet dat je tot iets in staat bent, wat we allemaal zijn. Soms wat meer, soms wat minder. Dan heb je naar mijn idee dat vermogen in te zetten voor het collectief. Dat is een diepe overtuiging. Ik had mijn vermogen in kunnen zetten om een Porsche te gaan rijden maar ik zet het in voor het collectief. Mijn keuze daarin was dat ik niet naar Puerto Rico ging om kindjes te redden, dat is niet mijn rol. Maar ik heb gezocht naar platform en podia waarop grote transities kunnen ontstaan.

En ik heb gedacht een tijdje gedacht dat het de politiek was. De politiek zou natuurlijk een podium moeten zijn waarop transitie wordt aangezet, of gemanaged, gekatalyseerd of gefaciliteerd. Maar dat is niet zo, jammer genoeg. En ik heb altijd heel erg geloofd dat de journalistiek en de media daar een belangrijke rol in spelen. We hebben met elkaar, zeker in deze verwarrende tijd, een debat. We hebben eigenlijk enorme gesprekken. Twitter is natuurlijk op zich al een gesprek. We hebben gesprekken in de kroeg, we hebben gesprekken met mensen overal. En media, informatie en journalistiek zijn de bronnen van dat discours. Die voeren dat discours. En naarmate de voeding van het debat beter is, dus breder, dieper, intensiever en meer werkelijk, neemt de kwaliteit van het debat toe. En neemt vervolgens de kwaliteit van de uitkomst van zo’n debat toe. Dus als wij een nieuwe richting met elkaar aan het maken zijn collectief, voor waar de wereld heen gaat, dan is die bron van media, journalistiek en informatie heel belangrijk. Dus heb ik mij een hele lange tijd daarvoor ingezet. Om te kijken of ik dat vitaal kon maken op de een of andere manier. En heeft dat iets met de kindjes in Puerto Rico te maken? Ja, we leven natuurlijk in een systeem dat gerelateerd is aan elkaar. Dat verband houdt met elkaar.

The sense of relevance

Eén thema wat ik altijd heel leuk vind om te delen, is een klein theorietje dat ik gebruik. Zowel trouwens in marketing als in het politieke domein of in het intellectuele domein. Dat is de ‘sense of relevance’. Ik geloof dat Jamie Rifkin daar ook wel over schrijft in een boek. Het is niet een heel breed fenomeen. Maar the sense of relevance. Dus de mate waarin ik het idee heb dat ik er toe doe. Dat ik een verschil maak. Dat het er toe doet dat ik er ben. Dat het uitmaakt wat ik zeg of niet zeg, wat ik doe of niet doe. En dat ik ook controle heb over mijn bestaan, zeggenschap heb over mijn bestaan. The sense of relevance is gestoeld op een onderliggende theorie. Namelijk dat uiteindelijk de meest universele dynamiek de wens is om te bestaan. Dat geldt voor de bloemetjes en de plantjes en dat geldt voor ons mensen. En identiteit maakt ons bestaan manifest. Dus mijn identiteit maakt dat ik niet meer zomaar rondloopt maar ook iemand ben die overdraagbaar is voor mijzelf en voor mijn omgeving. Daarmee wordt mijn bestaan manifest gemaakt.

Die identiteit bouwen we naar mijn idee door de associëren en te dissociëren. Dus ik ben een man maar daarmee ben ik een niet-vrouw. Ik een Ajacied — ben ik niet, maar stel je voor — en daarmee een niet-Feyenoorder. Ik ben een Saab rijder en daarmee een niet-Opel rijder. Ik ben een Volkskrantlezer en een niet-Telegraaf lezer. Dus dan krijg je ook ineens weer de rol van de merken die dus mij in staat stellen om mijn bestaan manifest te maken. Daar zit de grote waarde naar mijn idee. En dan wordt het spannend. Want als ik die identiteit heb, dan heeft deze een maat. Dus in welke mate besta ik nou en in welke mate ben ik relevant? Dit ontstond eigenlijk toen ik voorzitter was van D66 in Amsterdam want dat is een klote baan. Dat is een heel nare, vervelende en drukke bezigheid. Ik realiseerde mij, het is misschien niet zo leuk, maar het is wel heel relevant. Want je doet dingen die een effect sorteren of kunnen sorteren in ieder geval.

Dus één van de dingen waar ik nu heel erg mee speel is die sense of relevance. En de mate waarin we mensen kunnen helpen om dat gevoel van relevantie te krijgen. Het fnuikende in onze westerse samenleving naar mijn idee is dat in iedere geval dat de relevantie heel erg gebaseerd is op het materiële. Dus ik denk dat er heel veel mensen zijn die hun sense of relevance ontleden aan de auto die ze rijden. En als ze die morgen niet meer hebben, valt er ook veel weg voor die groep. Of lid zijn van de raad van bestuur van een bank of iets dergelijks. Dus die gematerialiseerde relevantie. En de andere is natuurlijk heel spannend. Dat mijn sense of relevance een geografische bepaling heeft. Ik kan heel relevant zijn in mijn straat, of in mijn wijk of bij mijn voetbalclubje. In Nederland veel minder en in Europa kan ik al helemaal niet relevant zijn. Dat betekent dat ik als burger eigenlijk een heel frustrerende ‘sense of irrelevance’ ervaar als het over Europa gaat. Dat is één van de oorzaken wat mij betreft dat wij Europa nog niet zo goed aan de praat krijgen. Dus waar ik mee aan het spelen ben, is om te kijken of je, als je weer teruggaat naar het dilemma dat Schindler’s List laat zien — dus de twee kanten van het mens zijn— dan geloof ik dat de sense of relevance een enorme sleutel is. Als we mensen iets kunnen aanreiken of kunnen faciliteren of stimuleren, tot inzicht kunnen brengen dat zij hun eigen relevatie kunnen maken — dat is ook weer een politieke kwestie, ik denk dat de politiek daar veel in kan doen — dan gaat de mens het beste uit zichzelf halen.

Het collectief is tot alles in staat

En dan kom ik ook weer even terug op mijn optimisme. Want het fascinerende is natuurlijk dat wij heel somber zijn; economisch gaat het slecht, de banken en de politiek zijn allemaal drama. Maar, daar staat tegenover dat het nog nooit zo goed is gegaan als nu. Ik bedoel, de levensverwachting is nog nooit zo hoog geweest, het opleidingsniveau is nog nooit zo hoog geweest, het aantal slachtoffers van geweld in de wereld is nog nooit zo laag geweest, de politieke instabiliteit is nog nooit zo laag geweest. We zien alles. We zien natuurlijk ieder afgehakt hoofd onmiddellijk in zesvoud op de televisie en alle andere media. Maar het feit is dat het nog nooit zo goed in de wereld als het nu gaat. Daar is ook iets heel spannends aan de hand wat mij betreft. Dat is dat wij in de twintigste eeuw de institutie gebruikten om ons te organiseren. Dat was de vakbond en de politieke partij, de school en het bedrijf. En die instituties zijn nu in verval. Dat was een fenomeen uit de twintigste eeuw. In de eenentwintigste eeuw zijn wij aan het collectiviseren. Het mooiste voorbeeld is natuurlijk de mier die in zijn eentje niks kan, maar als collectief een Mount Everest bouwen met airconditioning kan bouwen. Een mierenhoop heeft airconditioning. Dat is natuurlijk fantastisch. Ik geloof dat wij dat als mens ook kunnen. Wij zitten in een fase waarin we op een hele andere manier verbonden en letterlijk aan het collectiviseren zijn. En als we dat vermogen, dus het bundelen van het menselijk vernuft, menselijke kennis en menselijke mogelijkheden, dan zijn we tot alles in staat. Dan kunnen we de duurzaamheidsproblematiek natuurlijk in een jaar oplossen. Daar ben ik totaal van overtuigd. Ik geloof ook dat dat aan het gebeuren is. Er zit nog wel een mooi ding in het collectiviseren. Dat is het collectiviseren van de referentie. Want de mens heeft een referentie nodig. Ik bedoel, ik weet dat rechts bestaat en dat links bestaat. Je hebt goed en kwaad en dat soort dingen. De mens heeft dat nodig als handvat. En vroeger was God natuurlijk je referentie. God was gewoon een referentie. Want ik wist het ook niet. Er was gelukkig een paus die had gepraat met God dus die kon mij vertellen wat goed was en slecht was. En als ik dit maar deed dan ging ik naar de hemel en anders ging ik naar de hel. De vorige eeuw denk ik dat die instituties een belangrijk rol speelden in je referentie. Dus de journalist of de vakbond of de politiek die jou vertelde wat goed en wat niet goed was. En nu is die referentie aan het collectiviseren.

Happy door collectiviseren

Het voorbeeld dat ik vaak gebruik is het liedje ‘Happy’. Wat sowieso al prachtig is. Het liedje Happy van Pharrell Williams. Een hartstikke leuk liedje. Dat werd gezongen over de hele wereld. Van Alaska tot Chili. O-ver-al waren mensen aan het zingen. En overal waren mensen die filmden dat en namen dat dansje op. Maar alleen: de hele wereld zingt hetzelfde liedje. Dat is natuurlijk al fantastisch en heel mooi. Maar toen bleken er ineens zes jonge mensen in Teheran (Iran) te zijn, die dat ook hadden gedaan. Hele leuke mensen, die hadden dat filmpje opgenomen en werden vervolgens gearresteerd. Want je mag natuurlijk niet dansen in Iran, dat is slecht, dus die werden gearresteerd. Ik geloof dat dat filmpje 100.000.000 keer bekeken is. Dat is een aantal dat een aantal jaren niet eens bestond. En nu wordt zo’n filmpje 100.000.000 keer bekeken. Dat was een global outrage. Van Pharrell Williams zelf, tot Chili en Alaska: overal. Iedereen was daar boos en furieus over. Eigenlijk zeiden we, en dat bedoel ik als collectiverende referentie, dat goed of slecht hier collectief werd bepaald. Nee! Nee! Nee! Mensen moeten kunnen dansen als ze dat willen. Dat is wat wij geloven wat goed is, als collectief. Met als gevolg dat ze in vier dagen weer vrij werden gelaten. Ze zijn een paar maanden geleden wél veroordeeld maar voorwaardelijk, ik geloof voor 100 stokslagen en nog iets, maar voorwaardelijk. Dus die zijn niet uitgevoerd. Dat is zo’n prachtig voorbeeld van hoe niet alleen kennis, kracht, denkvermogen en informatie bundelen, maar dat we ook de referentie van wat goed en kwaad is gebundeld en gecollectiviseerd hebben. Dat die referentie uit de handen van de macht is geraakt. Vroeger kon de paus, en daarmee de lokale dominee zeggen wat goed en kwaad was. Die kwam bij je thuis als je niet genoeg kindjes maakte. Dat vertelde hij dat dat toch even anders moet. Dus die macht over wat goed en kwaad was, was gecentraliseerd. En dat is nu niet meer. Hij is in handen van het collectief.

Het spel spelen

En het collectief … Er is een prachtig filmpje gemaakt door een stel hippies, ik geloof in de jaren ’70, die doen een proef — ik zal het even snel vertellen — met 500 mensen in de zaal verdeeld. 250 van de ene en 250 van de andere. Die hebben allemaal een bordje met een rode en een groene kant. En daar gebeurt niks. Er hangt alleen een groot scherm. En na een tijdje krijgen ze door wanneer ze groen naar voren houden, dat er dan een stipje verandert, dat er een releatie is. Nou, hartstikke leuk. Het was een leaderless ding: er kwam niemand op het podium om te vertellen wat de bedoeling was. Het collectief vond zelf zijn weg. En dan komt ineens het spelletje Pong op het scherm. Dat spelletje waarbij die van die staafjes een balletje heen en weer moeten tikken. Nou, hilariteit. Maar dan krijgen ze in de gaten wanneer ze aan de rechterkant allemaal groen naar voren houden dat dan het staatje omhoog gaat, en wanneer ze rood naar voren houden het staafje omlaag gaat. Maar als ze allemaal tegelijk groen naar voren doen, dan schiet het weg. Na een kwartier spelen ze dat spel. Na een kwartier zijn er 250 mensen aan de ene en 250 mensen aan de andere kant in staat om collectief dat staafje te besturen. Dus door een beetje te variëren. Dus ze spelen het spel. Dus wat je daar aan ziet is dat een soort van leaderlessness — heel boeiend, want de traditionele hierarchische manier is dat er iemand komt vertellen wat je moet doen — leidt tot dat we dat zelf ontdekken. En dat de kracht van het collectief om zo’n staafje te besturen, iets magisch is.

Onze eigen relevantie maken

Er is zelf een simulator, waarbij je een schip tussen rotsen door moet varen. Ik heb begrepen dat één mens dat niet kan. Maar als je 100 man de hele tijd collectief dat hele schip laat besturen, dan krijgen ze hem er door heen. Dus als ik terug ga naar die verliefdheid op de mens, dan geloof ik dat ik zo ontzettend verliefd ben op het unieke vermogen van de mens om te creëren. Wij zijn de enige soort die iets kunnen wat we niet kunnen. We kunnen niet vliegen, maar we kunnen wel een vliegtuig verzinnen. We kunnen niet zo snel, maar we kunnen wel een auto verzinnen. Het is onwaarschijnlijk wat we kunnen. En ik ben verliefd op dat menselijk vermogen en het perspectief wat er nu is, om met name door die collectivisatie dat menselijk vernuft te unleashen. Unleashen is wat je met een hond doet op het strand. Je komt op het strand en dan laat je hem los en dan: WHAFFF!!! Dan gaat-ie. Ik geloof dat we op de drempel staan van een periode waarin mensen waarin we menselijk vernuft gaan unleashen. En waarin dus ook, ik kom nog even terug op dat sense of relevance, in dat gecollectiviseerde systeem je relevantie in principe ongelimiteerd is. Niet meer gelimiteerd door een institutie, door je herkomst, door je locatie… En dus kunnen we op een hele andere manier, in heel veel vormen die bij ons passen, onze eigen relevantie maken. Ik geloof dat je als je je heel relevant voelt, gelukkig bent. En als je je irrelevant voelt, je ongelukkig voelt. Dus ik geloof dat die collectivisatie ook eeen enorme mogelijkheid biedt voor mensen om zich relevant te maken en daardoor gelukkig te worden.

Je eigen referentie zijn

Dat ik mijn eigen referentie ben. Beetje in antwoord op je vraag. Hoe moet je nou als een eenling in die enorme snelle dynamiek, met al die referentie van wat best practices zijn, mensen op televisie die succesvol zijn, enzovoorts… Mijn grootste achievement is dat ik mijn eigen referentie ben geworden. Dus niet meer, zoals wanneer je jong bent wordt bepaald wat goed of slecht is door je omgeving, maar echt die eigen maat zijn. Wat vind ik nou? Ik speel saxofoon. En er zijn allerlei manieren om te bepalen hoe goed je dan bent. Maar de enige die dat bepaalt ben ik. Dat vind ik wel een heel belangrijke: dat je je eigen referentie moet zijn. En dat andere, over het functioneren in in het collectief: wat ik wel heel mooi vind, twee voorbeelden. De ene is de adoptiecurve van Rogers. Met innovators en de early adopters. Wat je ziet is dat de innovators, die maken van niks, X. Je ziet Dave Eggers bijvoorbeeld, die komt 15 jaar geleden met een boek uit waarin heel nieuwe concepten worden gepresenteerd. De kunstenaar. En dan krijg je vervolgens de referentiëlen. Die zeggen: hij zegt dat, dan zeg ik dat. Die groep groeit dan en uiteindelijk kijk je naar De Wereld Draait Door en dan zeg je: ‘Jort Kelder zegt dit, en dan vind ik ook.’ Dus in die zin heb je in het collectief wel verschillende rollen en verschillende functies en verschillende fasen. Er zijn mensen die een rol hebben te spelen als voorganger. Dus aan die voorkant, niet omdat ze goed of slecht zijn maar omdat ze die rol spelen. En ik vind dat daar een enorme verantwoordelijkheid ligt. Ik ben dat niet, ik ben geen voorganger, ik ben ook geen intellectueel, oprecht niet en dat kan ik ook uitleggen. Maar ik ben wel een katalysator van het intellectuele domein. Dus ik wil die voorhoede vitaliseren. En faciliteren. En aanjagen. En helpen. Want als die voorhoede goed functioneert, de voorgangers, dan hebben de mensen die niet per se de voorganger zijn een veel beter voorbeeld en een veel betere referentie. Dan ben je dus niet meer verloren zoals je verloren zou kunnen zijn als je een van die spreeuwen in die grote zwerm bent. En een ander voorbeeld over die referenties. Dat was een keer bij Klokhuis. Een aflevering over het paard. Daar was een paardenfluisteraar. Die vertelde een mooi verhaal: ‘Kijk. Een kudde bestaat uit ongeveer 10 merries en veulens. En één hengst. Die hengst staat een beetje op afstand te grazen. De kudde is ook aan het grazen. Als die henst twee stappen doet, dan beweest die kudde mee.’ Hij zei: ‘Als je een paard wil leiden, dan moet je niet gaan trekken maar dan moet je het leiden, het voorgaan.’ En ik geloof dus heel erg in een verschil en een maatschappelijke functie en rol tussen die voorgangers, die ergens heen gaan. Dat is het grote succes, vind ik, van De Correspondent als platform. Die brengen een bepaald perspectief van waarin zijn voorgaan in die manier van denken. En anderen vinden het heel fijn om daaraan vast te houden, daaraan te refereren, daarin te groeien. Dus in antwoord op je vraag, als die collectiviteit zo aan het ontstaan is, dan kan het individu zich daarin verliezen door te denken dat ze als anderen moeten doen of op anderen moeten lijken. Daarvan is mijn stelling dat het verschrikkelijk belangrijk is om je eigen referentie te zijn. En de andere is, is dat het helemaal niet erg is dat er verschillende rollen worden gespeeld in dat totale proces. Nogmaals: de voorgangers en de mensen die volgen. En dat bedoel ik helemaal niet slecht, helemaal niet, maar zo is het nou eenmaal georganiseerd denk ik.

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.