Ruimte om te werken, of werkruimte?

Happyplaces Stories

Marcel Kampman
Happyplaces Stories
5 min readMay 14, 2016

--

Interview for the Dutch magazine Fontanel on the topic of Work Spaces. Original post here. Available in Dutch only.

Marcel Kampman behoort tot de scherpste creatieve strategen en strategische creatieven van Nederland. Naast zijn werk voor merken en bedrijven besteed hij ook veel tijd aan zelf-geïnitieerde projecten waarin hij vrij creëert en onderzoekt op basis van zijn persoonlijke interesses en fascinaties. Een van deze projecten is Happy Places, waarin Kampman al vijf jaar zeer uiteenlopende mensen interviewt omtrent de vraag: ‘hoe maak je ruimte?’

11 mei 2016 — Chris van Veghel

Al vijf jaar interview ik mensen op basis van een centrale vraag: ‘hoe maak je ruimte?’ Niet persé alleen fysieke ruimte, maar ruimte in alle mogelijke verschijningsvormen. Waarom? In meerdere projecten en processen waar ik intertijd betrokken bij was kwam het begrip in verschillende verschijningsvormen terug. Merken die een ruimte willen innemen, vaak ten koste van een ander. Mensen die in hun werk niet de ruimte vinden om zich vrij genoeg te voelen om zich maximaal te geven. Werken aan leeromgevingen waar leerlingen en leraren de ruimte vinden en nemen om te leren, zich te ontwikkelen. Al deze vragen inspireerden me op zoek te gaan naar een antwoord.

Nu, vijf jaar later begin ik het steeds wat beter te snappen. Ruimte, in welke vorm dan ook, is een complex, moeilijk te vatten, lastig te beïnvloeden en slecht vorm te geven iets. Reden hiervoor is dat het ten alle tijde over mensen, gevoelens en emoties gaat. Mijn reis heeft me tot nu toe meer dan 85 opgenomen interviews over verschillende plekken in de wereld opgeleverd met heel bekende en heel onbekende mensen. Allen met verschillende specialismen, interesses, overtuigingen en belemmeringen. Na meer dan 700 ruimtebeschrijvingen geïndexeerd te hebben beginnen zich langzaam bepaalde patronen te openbaren.

“Een belangrijke algemene voorwaarde is dat je om maximaal te kunnen presteren een omgeving moet kunnen omarmen, dat deze je veilig moet laten voelen en je in staat stellen te durven. Over het algemeen gesproken zijn dat dus geen steriele afgeronde, perfecte, over-doordachte, zielloze plekken.”

Werkruimte of werkplekken zijn hierin een veel voorkomend onderwerp, net als leerplekken, overigens. Die twee hebben dan ook verschrikkelijk veel van elkaar weg. Beide zijn veelal bedachte plekken waarbij een van te voren vastgesteld doel moet worden bereikt: productiviteit, kennisoverdracht, etc. En de paradox is dat de plekken die het meest daarvoor ingericht en doordacht lijken te zijn, veelal het slechts werken voor die doeleinden. Dit in tegenstelling tot veel plekken die organisch ontstaan, veranderlijk, informeel en zelfs onaf zijn, maar uiteindelijk beter blijken te werken.

Hoe maak je nu toch die ultieme plek, die werkplek die ook echt functioneert? Ik realiseer me dat ik persoonlijk niet echt model sta voor iemand die voldoet aan een makkelijk te faciliteren werkpatroon, maar ik durf op basis van de vele gesprekken die ik voerde naast mijn eigen ervaring te stellen dat een belangrijke algemene voorwaarde is dat je om maximaal te kunnen presteren een omgeving moet kunnen omarmen, dat deze je veilig moet laten voelen en je in staat stellen te durven. Over het algemeen gesproken zijn dat dus geen steriele afgeronde, perfecte, over-doordachte, zielloze plekken.

“Een van de sprekers was een leverancier van plafondsystemen. Niet iets waarvoor je misschien van tevoren een kaartje voor zou halen, maar ik was er toch. En het bleek zowaar bijzonder fascinerend.”

Ik zeg ook bewust omgeving in plaats van ruimte, omdat er een heleboel dingen tegelijkertijd spelen. Voorbeeld: ik was laatst spreker op een bijeenkomst over het maken van goede schoolgebouwen. Een van de sprekers was een leverancier van plafondsystemen. Niet iets waarvoor je misschien van tevoren een kaartje voor zou halen, maar ik was er toch. En het bleek zowaar bijzonder fascinerend. Hij liet een filmpje zien van een Engels onderzoek uit 1970 over akoestiek in klaslokalen. Recenter materiaal bleek er niet te zijn, omdat de overheid sindsdien regelgeving heeft voor wat normen in klaslokalen moeten zijn. Niet verkeerd, maar ook niet goed. Het filmpje liet dezelfde situatie vier keer zien: een camera die een klaslokaal vastlegt, een schoolbel die gaat, een volstromend lokaal met leerlingen en een leraar die probeert de klas kalm te krijgen.

In de eerste setting zonder akoestische aanpassingen, de tweede met beperkte aanpassingen, de derde met de normering en een vierde met de optimale randvoorwaarden. In de eerste setting stroomde de klas binnen en wat de man ook probeerde, het bleef een chaos. Alleen de eerste rij leerlingen reageerde op zijn oproep. Zijn geluidsgolven kwamen simpelweg niet verder. In de derde setting was er al een significante verbetering te zien omdat de verschillende rijen leerlingen van voor naar achter in het lokaal hielpen met sussen. Echter, in het vierde filmpje liep de klas vol, hoorde je de leraar de klas vragen om te starten en de leerlingen gingen daarna direct aan het werk.

“Sterk tegen mijn verwachting in was Kramer gematigd en concludeerde hij dat goeie ideeën en goed werk overal kan. Zijn werkplek is een wandeling door het bos in Bergen.”

Ik realiseerde me op dat moment dat ik nog nooit nagedacht had over akoestiek. Wel heb ik in gebouwen gezeten waarbij ik zelf ook op een gegeven moment het heb opgegeven me verstaanbaar te willen maken. En iedereen herinnert zich wel wel die ene leraar op je middelbare school die met een burn-out naar huis ging. Ooit bij nagedacht, dat het niet aan jullie als klas lag, of aan die leraar, maar dat het in veel gevallen van scholen in Nederland sterk samenhangt met bezuinigingen en daardoor slechte akoestiek? Ik niet. Toen ik Johan Kramer een tijd geleden vroeg naar de kerk waar KesselsKramer huist, verwachtte ik een antwoord dat zou gaan over de rol van die plek voor de kwaliteit van werk, de cultuur van Kesselskramer. Echter, sterk tegen mijn verwachting in was Kramer gematigd en concludeerde hij dat goeie ideeën en goed werk overal kan. Zijn werkplek is een wandeling door het bos in Bergen.

“Plekken die werken zijn vaak geen werkplekken. Werkplekken die werken zijn dat ook niet per definitie voor altijd.”

Plekken die werken zijn vaak geen werkplekken. Werkplekken die werken zijn dat ook niet per definitie voor altijd. Naar mijn idee zijn dat meestal plekken die veranderen, onaf zijn waardoor je zelf iets kunt toevoegen, bijdragen, weghalen of herformuleren. Of een mix daarvan. Soms met veel mensen om je heen, soms liever niet. Soms met muziek aan, soms niet. Soms een vlucht naar Tokio, met een koptelefoon en een relaxte playlist zoals nu, terwijl ik dit schrijf. En morgen een hotelkamer. Daar waar even de ruimte is om te kunnen focussen, omdat je even weg bent van je dagelijkse ding. Soms is het daar waar je de ruimte voelt in alle drukte om je heen, omdat alles wat je doet tegelijk is en je daardoor makkelijk patronen herkent, ongeacht waar je je bevindt. De ideale plek is altijd meer dan een, maar nooit een alleen.

Thank you for taking the time to read the article and/or watch the video. I hope that you enjoyed it. If you did, don’t forget to hit the clap button (the icon of the hands below or on the left side of your screen) so I know I connected with you. Follow me here on Medium to automagically see new stories pop up on your Medium homepage. Or follow me on LinkedIn, I also share updates and stories there. Thank you for your support!

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.