STRP Festival: Wie niet vraagt, wie niet wint…
Ik heb een shirt waar groot ‘The Future is Vegan’ op staat, wat ik vanochtend toevallig (of niet?) bovenop de stapel in de kast zag liggen. Hoewel ik dit shirt even heb gelaten voor wat het is (want het is vandaag te koud voor katoenen plant-propaganda), zette het me wel al aan het denken. Wat is de toekomst? Wanneer is de toekomst? Misschien zelfs wel:
Waarom is de toekomst?
Here’s to the Future! is het thema van STRP festival dit jaar. Klinkt in mijn oren als een toast en roept een beeld op van een ruimte vol mensen die om één minuut over 12 op 1 januari elkaar het beste wensen voor de komende 365 dagen. Het thema ademt een impliciet optimisme: een toekomst die positief gestemd is, die het waard is om op te drinken. Dus ik stap in een stoptrein van Tilburg naar Eindhoven Strijp-S (die door een oepsie-bedanktje van de machinist vergat in Best te stoppen…) en stap veertig minuten later vol goede moed de zaal in voor de eerste conferentiedag.
Dag I.
Het is wonderbaarlijk hoe een op het eerste gezicht simpele vraag als ‘wat is de toekomst’ kan uitmonden in een enorm arsenaal aan nieuwe vragen. Dit wordt wel meer dan duidelijk tijdens de eerste symposiumdag.
We need to talk. Zo spreekt Veerle Devreese het publiek toe voorafgaand aan de start van het symposium. We moeten eens even goed praten. We zitten namelijk vast in conservatismes, in oude gewoontes, in nostalgie. Dat kan anders — en dat moet anders. Maar natuurlijk is het de vraag: hoe moet het dan anders?
We moeten eens even goed praten.
Keynote-spreker Etienne Augé combineert twee van zijn onderzoeksvelden om een antwoord te vinden op deze vragen. Geen droge kost op de vroege ochtend, maar meteen felle uitspraken die door het publiek worden ontvangen.
De toekomst is jong, slim en eng.
Het hoofd van Thierry Baudet verschijnt op het scherm achter Augé: uit de zaal klinkt een collectieve kreun van ellende. Is dit onze toekomst? Hebben we nog tijd om uit de zaal weg te rennen?
Gelukkig neemt zijn gesprek een andere, niet-politieke wending. Zijn onderzoek richt zich onder andere op propaganda als media-instrument, en science-fiction. Twee dingen die totaal niet met elkaar lijken te rijmen. Maar: neem een kopje propaganda, drie eetlepels science-fiction, voeg een snuf optimisme toe, bak het geheel op 180 graden en 20 tot 25 minuten later heb je een Soufflé Augé: een mogelijk antwoord om de toekomst in te vullen.
Neem een kopje propaganda, drie eetlepels science-fiction, voeg een snuf optimisme toe en je hebt een Soufflé Augé.
Propaganda definieert hij als het uitoefenen van controle over de meningen van mensen. Dingen worden als waar voorgesteld en kunnen niet worden ontkracht. Science fiction kan als tegengif worden ingezet tegen propaganda. Tegenover de tweeledigheid van propaganda stelt science fiction een veelvoud aan vragen voor: het gaat over inventing en preventing en stelt de vraag ‘wat als’? — met een aantal mogelijke scenario’s als eindresultaat. Als we willen bepalen wat de toekomst moet zijn, moeten we science fiction inzetten als tool. Aldus Etienne.
Meer science fiction dus. En dan niet alleen passief consumeren. Etienne spoort het publiek (en de samenleving in het algemeen) aan om ook zelf meer verhalen de wereld in te slingeren. We moeten het plezier van verhalen vertellen weer gaan ervaren en droge feiten loslaten. Vooral in een tijd waarin de grote verhalen, de grand narratives, verdwenen zijn, moeten we onze eigen verhalen een plaats geven in ons leven. En dan het liefst deze in een science fiction-frame gieten. Dan zal Etienne trots op ons zijn.
Die keynote is me wel bijgebleven. In een sneltreinvaart gooide Etienne enorm logisch klinkende parallellen op die we op diverse fronten kunnen inzetten om inderdaad een betere toekomst te creëren. Later op de dag sprak ik met mijn mede-reporters en zij waren het vrijwel unaniem met mij eens dat de beste Canadees een behoorlijk goed verhaal neer wist te zetten. Onze hersenen werden gestimuleerd en we werden als publiek en als individu aan het denken gezet: over onszelf, over de toekomst en over de rest van de conferentie. Het sneeuwbaleffect was real as fuck en de ene vraag gooide meteen een hoop andere vragen op.
Het sneeuwbaleffect was real as fuck.
Met deze vragen in het achterhoofd bezocht ik later op de dag de panels ‘New Scenarios for Museums’. Maar liefst vijf sprekers passeerden de revue, elk met een heel andere achtergrond maar met hetzelfde doel: invulling geven aan de vraag hoe musea zich in de toekomst kunnen organiseren om aan de behoefte van de samenleving te voldoen. In anderhalf uur en twee sessies klonk volmondig de conclusie: ‘musea moeten een meer actieve rol innemen in de samenleving’. Dit kan op diverse manieren (meerdere scenario’s!), waarvan twee kort uitgelicht.
Jean-François Leclerc werkt voor Centre d’Histoire in Montreal, Canada. Met zoete Franse tongval vertelt hij over hoe nieuwe genen zich in de genetische code van musea implementeren om zo het museum opnieuw te definiëren om voor iedereen een plek en mogelijkheden te bieden. Primair puntje: het museum moet een plek door en voor mensen worden, waar ruimte is voor hun eigen verhalen en interpretaties. Hij geeft zelfs concrete tips mee op welke fronten dit nieuwe museum zich kan (of moet) aanpassen. Thanks Jean-François. Scheelt ons weer een hoop gewieluitvinderij!
Dave Colangelo vertelt later in de tweede sessie over zijn onderzoek naar ‘massive media’: kunstwerken op enorme schaal in de openbare ruimte die het publiek aan hen verbinden. ‘Massive’ zowel qua grootte als qua inhoudelijke impact. Als voorbeeld noemt hij de CN Tower in Toronto, Canada, waar hij in 2010 een lichtinstallatie in verwerkte onder de projectnaam E-Tower. Beschouwers konden het woord ‘energy’ sms’en (ken je de sms nog? Uit het pre-hashtagtijdperk, zoals je vroeger nog stemde op je favoriet in Idols) om zo een energy surge in de vorm van een lichtstraal door de lichtbuizen van het gebouw te sturen. Hoe vaker ge-sms’d werd, hoe sterker het gebouw kleurde. Volgens Dave kan massive media nieuwe manieren creëren om sociale banden te versterken. De stad wordt daarmee de tentoonstellingsruimte. Deze ruimtes moeten daarmee wel behandeld worden als zodanig, door gecureerd te worden en door interactie te stimuleren met user interfaces. Steden en musea worden dicht met elkaar verweven, waardoor de inwoners en toeristen ook buiten de vier muren van het museum kunst kunnen meemaken.
De stad wordt de tentoonstellingsruimte.
Hoe niet alleen Dave en Jean-François, maar ook de overige sprekers en het publiek, spraken over de toekomst van musea, zal wel snor zitten. Toen de voorzitter van de twee sessies Matthieu Viau-Courville aan de start vroeg wie überhaupt met plezier naar musea gaat, klonk er een volmondig ‘ja’ uit de zaal. (Anders ga je naar mijn mening niet naar een dergelijke sessie, maar enfin…) Tevens werd herhaaldelijk benadrukt dat, ondanks de financiële druk, musea momenteel in een gouden tijd leven. Concrete antwoorden op de gestelde vraagstukken werden door de diverse partijen aangedragen; waar een klinkklaar antwoord nog ontbrak, werden interessante punten om verder te onderzoeken naar voren gedragen. Optimisme en goede moed waren de thema’s van deze middagsessies.
Dag II.
De tweede symposiumdag begon met iets wat me iets minder aan het hart ligt dan musea de dag ervoor: de toekomst van het internet. Hoewel ik het internet niet meer uit mijn leven weg kan denken, laat ik het denken over de toekomst van de digitale infrastructuur en alternatieven voor het internet vooral over aan de slimme koppen bij tech-bedrijven en filosofen. Maar wordt het niet eens tijd dat iemand zoals ik, de normale mens, daar ook over na gaat denken? Zoals Veerle Devreese, de gespreksmoderator, en haar gasten terecht benoemen tijdens de opening: iedereen heeft toegang tot het internet en daarmee heeft het internet een enorme impact op ons leven. Kunnen wij anno 2019 nog wel zonder internet? Wat zijn alternatieven voor het internet? Kunnen wij een nieuw internet creëren? Wat kunnen wij van het artistieke discours leren om toe te passen voor nieuwe scenario’s voor het internet?
Wordt het niet eens tijd dat iemand zoals ik ook over de toekomst van het internet na gaat denken?
De eerste keynote van de dag wordt verzorgd door James Bridle, schrijver en kunstenaar. Recent schreef hij zijn boek New Dark Age, waarin hij uiteenzet waarom wij momenteel in een nieuwe duistere tijd zitten en hoe technologie, in het bijzonder het fenomeen computation, daar een rol in heeft gespeeld en nog steeds speelt.
Toen de eerste computer in gebruik werd genomen, nam deze een hele ruimte in beslag. Als deze een taak uitvoerde, zag je letterlijk de lampjes van A naar B gaan. James stelt dat de computer, of eigenlijk computation, juist groter is geworden: onze apparaten zijn kleiner, maar de digitale infrastructuur reikt nu zelfs buiten onze planeet in de vorm van satellieten. Maar waar je vroeger nog de lampjes op de computer zag flikkeren, zijn de daadwerkelijke processen nu aan ons oog onttrokken: we zien niet meer wat er gebeurt aan de binnenkant van bijvoorbeeld onze smartphones.
James neemt ons via treffende voorbeelden mee door de logica van zijn nieuwe boek. Zo legt hij het ‘grip willen krijgen op de toekomst door middel van technologie’ uit door in te gaan op de eerste weersvoorspelling. De eerste weersvoorspelling werd in de jaren ’20 analoog uitgevoerd; het duurde 4 tot 5 maanden tot het weer van 24 uur was berekend. Niet bepaald tijdsefficiënt. Nu hebben we tegenwoordig een punt bereikt dat we dit veel sneller kunnen voorspellen, maar door klimaatverandering (gedeeltelijk mogelijk gemaakt door de technologische revolutie) is het weer zo veranderlijk geworden dat onze berekeningen veel minder betrouwbaar zijn. Oh, de paradox van vooruitgang.
Een tweede voorbeeld dat hij noemt, is een fenomeen dat ons voorziet van een stroom informatie die op het eerste gezicht neutraal is en een eenduidig verhaal vertelt. Dit illustreert hij via het algoritme van Youtube. Dit suggereert video’s die ‘iets met de andere video te maken hebben’, maar zijn zorgvuldig samengesteld door een algoritme dat juist heel andere dingen kan laten zien, puur met het doel om geld te verdienen. Ook regeringen maken soms gebruik van deze strategie. Hij noemt het beestje niet bij de naam, maar terwijl James hierover vertelt, is op de achtergrond een foto te zien van protesten tegen Brexit.
En dan nu?
Niet alleen tijdens de conferentiedagen, maar ook tijdens het bezoeken van de expositie, de overige programmaonderdelen en vooral in mijn gesprekken met mensen blijft het naar boven komen: we hoeven geen antwoorden te vinden voor de toekomst, maar moeten juist verhalen en scenario’s creëren. Dit werkt veel beter voor een toekomst die niet lineair is. Klinkt allemaal logisch als je het zo zegt. Omdat wij niet weten wat de toekomst ons gaat brengen, kunnen we alleen maar speculeren en anticiperen over wat er gaat komen, het liefst met een critical optimism.
We hoeven geen antwoorden te vinden voor de toekomst.
Maar ja — verhalen en scenario’s hebben ook een begin en een einde. Moet mijn verhaal dan ook een einde hebben? Misschien wel meerdere eindes? Moet ik mijn verhaal gaan concluderen met het opperen van antwoorden op de vraag ‘hoe maken wij de toekomst’? Of moet ik juist nog meer vragen stellen? (Onbewust ben ik dit al aan het doen.)
Ik ga het gewoon allemaal niet doen, lekker puh. Ik ga het lekker aan jullie overlaten en zelf een scenario bedenken. Make your own future, enzo.
PS. Dit stuk bedraagt precies 1984 woorden. Meneer Orwell, is dit toevallig of niet?