Interview Psycholoog Sandra Frankort: ‘Ik heb nu gewoon weer tijd om te lunchen’
Interview door Bart Slabbekoorn. Tekst door Quinten Kaisam.
Sandra Frankort, 41, is gezondheidszorg-psycholoog en heeft na zeventien jaar te hebben gewerkt in verschillende ggz-instellingen de stap gemaakt om haar eigen praktijk te openen. Sinds haar tienerjaren heeft ze al de interesse gehad om te onderzoeken naar waarom mensen doen zoals ze doen. Van het behandelen van mensen met autisme, AD(H)D, angststoornissen, depressies, en persoonlijkheidsstoornissen heeft ze haar specialisme gemaakt. Ze studeerde psychologie aan de Universiteit Utrecht en is cognitief gedragstherapeut, EDMR-therapeut en supervisor. Sandra woont in Leidsche Rijn met haar man en twee kinderen, maar komt oorspronkelijk uit Zuid-Limburg.
“Een beetje het buitenland”, zegt ze lachend. “Ik ben voor mijn studie naar Utrecht gekomen. Dat voelde toen een beetje als emigreren. Het heeft best wel even geduurd voordat ik mij hier thuis voelde. Door mijn toen nog sterke accent dachten mensen dat ik uit België kwam. Dat maakte het er niet makkelijker op. Ik ben nu wel echt ingeburgerd.
Na mijn afstuderen heb ik altijd in de ambulante geestelijke gezondheidszorg gewerkt — waar mensen op afspraak komen en na een gesprek weer naar huis gaan. Ik heb het meeste gewerkt bij de specialistische ggz met mensen die vaak wat complexere problemen hebben. Nu in mijn eigen praktijk doe ik aan basis ggz: daar komen mensen met relatief eenvoudigere problemen, die met een kortdurende behandeling (4–12 sessies) behandeld worden.
Ik vind het heel leuk om met kennis mensen de tools te geven om fixen wat er op dat moment stuk is in hun leven. Daar krijg ik heel veel energie van.
Ik ben een doelgerichte psycholoog. Dus niet van: ga maar op de divan liggen en vertel maar alles wat er in je opkomt. Nee, daar ben ik niet van. Ik verwacht ook van mensen dat ze willen werken aan hun probleem: dat ze bereidt zijn daar dingen voor te doen. Dat we echt met z’n tweeën werk verrichten aan hetgeen wat er moet gebeuren in de behandeling.
Ik ben iemand die graag de touwtjes in handen heeft. Die houdt van structuur, orde en overzicht. Van chaos wordt ik heel zenuwachtig en onrustig. Verder ben ik heel nieuwsgierig en ben ik denk ik goed in staat om de rode draad te vinden van wat het probleem is en verholpen moet worden. Ik vind het ook heel leuk om met kennis mensen de tools te geven om fixen wat er op dat moment stuk is in hun leven. Daar krijg ik heel veel energie van.
De ervaring leert
Toen ik net van de universiteit kwam had ik het idee dat ik nog helemaal niks wist. Het voelde als een hele verantwoordelijkheid wanneer er een cliënt voor mij kwam zitten en ik zijn of haar problemen moest oplossen. Als het dan niet goed ging met die cliënt, voelde ik mij ook niet goed. Ik heb geleerd dat die verantwoordelijkheid en inspanningen gedeeld zijn, dus die druk voel ik niet meer zo.
Ik ben ook zekerder geworden in mijn rol als hulpverlener. In het verleden had ik dan van: ojee, kan ik dat wel? Maar nu denk ik: weet je, ik kom er wel uit. Ik heb altijd mijn boeken en collega’s nog die ik kan raadvragen. En natuurlijk doe je meer kennis en ervaring op in de loop van de jaren.
Er zijn meerdere casussen die mij zijn bijgebleven. Sommigen omdat de klachten heel ernstig waren en ik toen ik mij veel zorgen maakte. Bijvoorbeeld omdat iemand heel suïcidaal was. Of suïcidepogingen deed in de tijd dat ik behandelaar was. Dat was wel intensief. Meestal neem ik het niet zo naar huis, maar in enkele situaties wel als ik zo bezorgd was.
‘Hé, wij hebben echt zinnige dingen verricht!’ — Dat voelt waardevol. Ik kan daar met trots op terugkijken.
Of de casus van iemand die al twintig jaar met bepaalde angstklachten zat. Hij was al uitgebreid behandeld bij verschillende instellingen, maar de klachten waar hij onder leed waren nooit goed in beeld gebracht en behandeld. Het waren ook klachten die relatief onbekend terrein waren bij psychologen.
Het werd onze gezamenlijk missie om dat meer onder de aandacht te brengen. Ik heb toen met hem die klachten centraal gesteld en behandeld. En ben ik de boeken in gaan duiken. Het bleek dat er voor zijn klachten gewoon een behandeling was, en het dus helemaal niet nodig was geweest om twintig jaar met die klachten rond te blijven lopen.
De cliënt profiteerde van de behandeling en uiteindelijk hebben we zelfs samen een workshop gegeven aan een grote groep collega’s om de behandeling van deze klachten meer onder de aandacht te brengen. Daar heb ik veel van geleerd, hij heeft er veel van geleerd en het heeft veel betekend.
Dat is wat ik mij dan ook vooral kan herinneren: behandelingen die ontzettend veel opgeleverd en betekend hebben voor iemand. Dat schept ook een soort band, van: ‘hé, wij hebben echt zinnige dingen verricht’. Dat voelt waardevol. Ik kan daar met trots op terugkijken.
Problemen in het werk
Er is wel een reden waarom ik ben overgestapt naar een eigen praktijk. Voordat ik de praktijk opende in september heb ik zo’n zeventien jaar gewerkt bij instellingen. En over de jaren heen is de werkdruk daar alleen maar toegenomen. Dat ligt een voornamelijk aan het bekostigingssysteem om zorg te krijgen in Nederland. Als je een instelling bent in de geestelijk gezondheidszorg, dan moet je je medewerkers zo’n hoge productie laten draaien om boven water te blijven. De werkdruk is daar eigenlijk niet te doen.
Als ik begon op mijn werk, dan startte ik ook altijd voordat ik hoorde te startten. En eindigde altijd te laat. Het werk was nooit klaar. Het kwam vaak voor dat ik s’ ochtends had bedacht: ik ga nog even koffie halen. En dat die koffie er nooit van was gekomen of dat mijn lunch niet gegeten was.
Daar was ik echt niet de uitzondering in. Dat is eigenlijk de regel voor veel hulpverleners in de ggz-instellingen. Het hele systeem draait erom dat wij als behandelaren mensen beter maken, maar wij maken onszelf ziek. Dat is niet echt een gezond systeem hè.
Het zit ‘m in: ‘Ik moet die score daar invoeren en checken of ik dat heb gedaan. Dan moet ik dit aanvinken en die datum aanhouden. Ik heb dit aantal minuten, hoeveel sessies heb ik dan nog? Oh ja, ik moet het ook nog even afchecken in het team.
Heb ik dan alle processen doorlopen?…
Er gaat namelijk ontzettend veel tijd op in de administratie. Huisartsen bijvoorbeeld, hebben daar ook erg last van. Er moet heel veel administratief werk gedaan worden als je iemand behandelt. Ongeveer één derde van de tijd gaat op aan administratie. En dat is administratie over dingen die helemaal niet te maken hebben met dat ik de cliënt zie.
Al deze regels zijn bedoelt om de kwaliteit van het werk te verhogen en te waarborgen. Tot een bepaalde hoogte doen ze dat ook, want ze maken je bewust dat therapie niet eindeloos door kan gaan, dat je dus beperkte tijd hebt en dus efficiënter gaat werken. Maar het schiet echt zijn doel voorbij.
Overspannenheid
Ik heb een periode gehad in 2014 dat ik daar echt wel onder geleden heb. En dat je wel zou kunnen zeggen dat ik hier overspannen van was. Toen heb ik wel een poos getwijfeld van: vind ik dit nog wel leuk? Wat heel erg raar voor mij was, want ik had nooit aan mijn vak getwijfeld. Ik was overbelast. Ik heb dit in de loop van de jaren ook bij collega’s zien gebeuren.
In die tijd was ik ook niet de gezelligste thuis. Stress maakt je er namelijk niet vriendelijker op. Het was wel duidelijk dat ik niet lekker in mijn vel zat. Ik had toen ook nog twee hele jonge kinderen, eentje in de babyleeftijd, dus dat was best pittig.
Gek hè, dan vertel je al je cliënten die kampen met deze klachten precies wat ze moeten doen, maar dan kan je het zelf niet meer bedenken.
Uiteindelijk trok dit wel weer bij en heb ik wat aanpassingen in dit werk gemaakt. Ik had een hele fijne leidinggevende en ben met hem en een bedrijfsarts in gesprek gegaan. Dat moest ook wel, want ik kon echt niet meer zelf bedenken wat ik moest doen. Gek hè, dan vertel je al je cliënten die kampen met deze klachten precies wat ze moeten doen, maar dan kan je het zelf niet meer bedenken.
Zij vertelden mij dingen die ik ook tegen mij cliënten zei, maar wat dan wel helpt als iemand anders dat tegen je zegt. Verder had ik wat veranderingen gemaakt in de taken die ik had. De behandeltaken had ik uitgebreid, want daar had ik veel plezier in, en de coördinerende taken wat uit handen gegeven. Het plezier kwam toen wel weer terug.
Toch knaagde er iets
Ik werd veertig en dat bracht een soort ‘bezinningsfase’ met zich mee, onder andere ten aanzien van werk. Ik realiseerde mij dat ik het niet meer wilde, doorgaan met het gerace van minuut tot minuut, zoals dat al jaren ging en eigenlijk heel gewoon is in de ggz. Pas toen kwam ik uit op de gedachte een eigen praktijk te starten. Dat idee is in de loop van een half jaar verder gegroeid en toen heb ik de knoop doorgehakt. Ik voelde namelijk dat ik blij werd én bleef van het idee.
En toen ben ik deze zomer gaan werken aan het opzetten van mijn eigen praktijk. En deze in september gestart! Nu zien mijn dagen er heel anders uit. Ik bepaal nu zelf hoeveel mensen ik zie op een dag — zo’n vier à vijf. Ik heb tijd om te lunchen, tijd om de literatuur er op na te slaan en vragen van cliënten die via de mail binnenkomen te beantwoorden. Ik kom niet meer leeg thuis.
Pas toen kwam ik op de gedachte een eigen praktijk te starten. Ik voelde dat ik blij werd van het idee.
In het verleden was er soms ook geen tijd meer voor een cliënt. Omdat er een bepaalde afspraak was gemaakt met een verzekeraar en die aangaf dat de vergoeding van een depressiebehandeling op zijn voor dat jaar. Dat frustreerde mij, net als mijn collega-psychologen uiteraard. Soms was ik er weer een tijdje meer gelaten in, maar meestal kon ik me er boos over maken.
En nog, al is het nu wel zo dat ik er minder tegenaan loop in mijn eigen praktijk. Ik werk namelijk contractvrij, geen contracten met zorgverzekeraars, en bepaal mijn eigen agenda.
Oplossingen voor de werkdruk
Er worden elke paar jaar oplossingen bedacht door de regering voor dit probleem. Maar het zijn nou niet noodzakelijkerwijs dingen die het beter maken. Per volgend jaar, 2022, komt er weer een nieuw bekostigingssysteem. Dat heeft een van de doelen om minder administratieve druk te hebben in de ggz. Als dat bereikt wordt, zou dat een oplossing kunnen zijn. Maar omdat vorige maatregelen ook niet echt verandering hebben gebracht, blijft dat vermoedelijk een probleem.
Daarnaast laten we ons [psychologen] niet zo snel horen. We zijn altijd genuanceerd, vriendelijk en begrijpen elkaar standpunten. Dat is wel hulpverleners eigen. Ik vind dat jammer. Er veranderen geen dingen als we die niet onder de aandacht brengen. Terwijl als je kijkt naar de huisartsen, de fysiotherapeuten, de specialisten in de ziekenhuizen, die hoor je wel. We zouden ook wel eens op de barricade moeten springen en zeggen van: wacht even, dit hebben we nodig voor het uitvoeren van ons vak: wij staken! Daar kunnen we als psychologen van leren.”
Van dit interview is ook een hoorspel gemaakt!
Uit de verhalen en informatie uit de interviews heeft de redactie Hulpverlener Als Mens als eindwerk een hoorspel gemaakt. Drie verhalen die in afleveringen vertelt worden. Deze hebben wij zelf ingesproken met de verhalen vanuit de interviews als basis.
Er zijn enkele fictieve elementen toegevoegd*, maar verder zijn ze naar waarheid verteld, niet mooier gemaakt en kom je echt achter de wereld van een psychisch hulpverlener!
Luister hier de aflevering van Sandra:
* Met fictieve elementen doelen wij erop dat anekdotes, gebeurtenissen en handelingen samengevoegd kunnen zijn om het bondiger te vertellen. De chronologie kan hierdoor aangepast zijn. Daarnaast zijn gedachten en handelingen bedacht die volgens ons, en met goedkeuring van, de psychische hulpverlener bij hun passen — om zo het hoorspel meer literair te maken. Verder is het verhaal naar waarheid verteld.