“Mijn hele lichaam zat volgeplakt met drugs, als een mummie.”
Zijn levensverhaal wordt gekenmerkt door drank, drugs en de dood. Toch heeft Marcel Buntin (49) nu eindelijk rust gevonden. “Ik zat hoog, maar ben diep gevallen. Gelukkig ben ik weer boven gekomen.”
Toen Marcel de gevangenis in ging woog hij zo’n 150 kilo. Hij was groot, sterk, angstaanjagend. Hij wist zijn plek en enig aanzien te bemachtigen. “Op de eerste dag probeerde iemand mijn koffer met spullen te stelen. Ik heb hem met die koffer vol op z’n hoofd geslagen.” Hij maakt een slaande beweging met zijn armen. “Hij viel bewusteloos op de grond. Vanaf dat moment wist iedereen dat ze mij niet hoefden uit te dagen.” Het was eten of gegeten geworden in de gevangenis en de leefomstandigheden waren er slecht. “Je kon makkelijker aan drugs of wapens komen dan aan eten.” Hij pakt een klein koffieschoteltje van de tafel. “Zoveel rijst kregen we voor een hele dag, maar als je iemand om drugs vroeg, dan was dat er altijd!”
Moeder
Marcel groeide op in Curaçao samen met zijn ouders, twee broers en zus. Een makkelijke jeugd had hij niet. “Mijn moeder verliet het gezin toen ik zeven jaar oud was. Dat was moeilijk man, ik had opeens geen moeder meer. Niemand die mijn kleren kon wassen of die mij kon helpen met mijn huiswerk.” Het raakt hem nog steeds. Zijn zus van veertien probeerde de moederrol enigszins te vervullen. “Maar dat ging niet natuurlijk. Zij zat ook gewoon op school en had ook een moeder nodig.” Met zijn vader had hij wel een goede band, maar die werkte vaak. “Mijn moeder hield ons altijd in de gaten. Wat we deden, met wie we omgingen. Die controle viel weg.” Verder werd Marcel christelijk opgevoed, door met name zijn vader. “Hij leerde me veel uit de Bijbel, maar toen ik een jaar of tien was liet ik het geloof los, ik begreep het niet.”
“Niemand die tegen me zei: ‘je kan het jongen, volhouden’”
Van alles naar niks
Rond zijn achttiende kreeg Marcel een vast contract bij een slager. “Het ging goed met me. Ik werkte graag, verdiende geld en ik had geen zorgen. Dat was een hele fijne tijd.” Zijn ogen glinsteren als hij praat over die jaren. Daar kwam abrupt een einde aan toen zijn beide ouders en een zwager in een jaar tijd overleden, hij was 25 jaar jong. “Ik was er kapot van, ben echt in stukjes gebroken. Niemand die tegen me zei: ‘je kan het jongen, volhouden’.”
Toch moest hij door. Hij was de enige van het gezin die geld verdiende, iedereen had hem nodig. Dat viel hem zwaar en hij raakte depressief. “Ik kon niet meer uit bed komen. Ik wilde niet meer werken, ik wilde dood.” Even is hij stil, hij zoekt naar woorden. “De duivel loopt rond hè. Die tikte me aan en gaf me de makkelijke weg: drugs.” Marcel begon veel te blowen en raakte ook verslaafd aan alcohol, cocaïne en crack. “Ik moest vier verslavingen onderhouden, dat kost een hoop geld. Ik gebruikte voor zo’n €100,- per dag.” Zo rolde Marcel de criminele wereld in waar hij eigenlijk niet meer uit kon komen. “Om alles te kunnen betalen ging ik zelf dealen, maar ook stelen en overvallen plegen. Ik verdiende veel geld en dacht dat ik het echte leven had gevonden. Alles ging op aan dure kleding, sieraden, auto’s en huizen. Ik kocht nooit iets maar huurde alles tijdelijk. Ik kon niet met het geld omgaan.”
Hij raakte alles kwijt. Zijn verslavingen kostten hem meer dan hij op kon brengen. Hij verloor zijn baan en raakte dakloos. “Ik heb drie jaar op straat geleefd. Ik verdiende geld door klusjes te doen voor mensen. Ik was geen handyman, maar dat werd ik wel. Ik schilderde en werkte in tuinen.” Lachend voegt hij eraan toe: “Ik ging zelfs motoren repareren, terwijl ik daar niets van af wist.” Toch werden de schulden die het drugsgebruik met zich meebracht steeds groter. “Het is heel simpel: als jij de mensen van wie je geld of drugs hebt geleend niet kunt terugbetalen, dan komen ze achter je aan. Ze hebben ook mij geprobeerd te vermoorden. Tot twee keer toe is het huis waarin ik sliep in brand gestoken, maar ik heb het overleefd.”
“Ik heb veel van mijn vrienden zien sterven”
Drugssmokkel
Om toch aan geld te komen besloot Marcel drugs te gaan smokkelen. Dat kende vele gevaren. Behalve de kans om gepakt te worden, was ook de manier waarop hij smokkelde levensgevaarlijk. Hij slikte de drugs in kleine bolletjes en zakjes, om het zo in zijn lichaam mee te nemen. Als zo’n zakje kapot was gegaan in zijn lichaam, had hij dat waarschijnlijk niet overleefd. “Ik heb veel van mijn vrienden zien sterven, sommigen zelfs op het vliegveld. Ik wist wat de risico’s waren, maar door de drugs die ik zelf gebruikte dacht ik daar niet aan. Je vergeet dingen, let niet op de gevaren.” Meerdere keren smokkelde hij drugs van Curaçao naar Nederland. Lange tijd ging het goed, tot hij werd gepakt. Zijn paspoort werd voor twee jaar ingenomen en hij moest op Curaçao blijven. Ook zat hij een aantal dagen in de cel.
Opnieuw in de fout
Later besloot Marcel om net als zijn broers in Nederland te gaan wonen. Hij werd een jaar opgenomen bij stichting De Hoop en kickte af. Even leken alle problemen voorbij, maar na vier maanden zelfstandig wonen ging hij weer de fout in. Hij begon opnieuw te gebruiken en liet zich wederom in met drugssmokkel. Hij smokkelde drugs vanuit Nederland naar de Dominicaanse Republiek. Dit ging naar eigen zeggen zonder dat hij het wist. Hij kreeg de koffer met drugs mee van een goede vriend die hij zo vertrouwde dat hij de inhoud niet vooraf had bekeken. Hij werd niet gepakt, maar wilde niet terug naar Nederland. “Ik besloot om in de Dominicaanse Republiek te blijven. Twee maanden lang heb ik daar rondgelopen, tot er iemand naar me toe kwam voor een nieuwe klus. We gingen smokkelen naar Ecuador.” Deze keer ging het mis. Hij werd in Ecuador opgepakt met vijftien kilo harddrugs. “Mijn hele lichaam zat volgeplakt met drugs, als een mummie.”
“Het zijn geen mensen meer, het zijn echt beesten”
Ecuador
Zuid-Amerika staat bekend om haar harde aanpak van drugscriminelen. Marcel was hiervan op de hoogte, maar had de gok toch genomen. “Ik dacht altijd: ‘als ik gepakt word, dan het liefste in Nederland’. Hier weet je dat je goed en netjes behandeld wordt, daar ben je in een land als Ecuador niet zeker van.” Hij kreeg tien jaar gevangenisstraf. Zes van de tien jaar zat hij vast in verschillende Ecuadoraanse gevangenissen, waar het leven allesbehalve prettig was. “Het is een hel. Je wordt in een kooi gestopt met tientallen ‘beesten’. Het zijn geen mensen meer, het zijn echt beesten. Je moet vechten om niet gepakt te worden. Altijd over je schouder kijken, achter iedere muur kan iemand staan met een mes om je te steken.”
Verschillende bendes maakten de dienst uit achter de tralies. “Ik wist me aan te sluiten bij een gang. Om daarbij te mogen horen moest je wel bepaalde dingen doen. Als de baas zei dat ik iemand klappen moest geven, dan deed ik dat.” Het ging echter ook weleens verder dan alleen klappen uitdelen. “Ik heb een aantal keer mensen in een ton met water gedaan en daar vervolgens stroom op gezet. Ook heb ik regelmatig een mes in mijn handen gehad. Mijn voordeel was dat ik lang in een slagerij had gewerkt, ik wist hoe ik er mee om moest gaan.” Marcel praat er ogenschijnlijk makkelijk over, maar zo simpel was het niet. “Twee keer heb ik op het punt gestaan om mezelf van het leven te beroven. Ik kon niet meer. Toch was er een stem in mijn hoofd die zei dat ik niet op moest geven. Ik moest vertrouwen op God.”
“Ik ben geen slecht mens”
Terug naar Nederland
Na zes jaar kwam er een einde aan de ontberingen. Hij was 80 kilo afgevallen en bijna onherkenbaar. Hij werd naar Nederland gebracht om hier de laatste jaren van zijn straf uit te zitten. “De eerste keer dat ik naar mijn cel werd gebracht dacht ik dat de bewaker een grapje maakte.” Er verschijnt een lach op zijn gezicht. “Een cel voor mij alleen? Met een eigen bed en tv? Ik kon het niet geloven. De omstandigheden zijn veel beter hier.” Ook moest Marcel opnieuw afkicken. “Dat ging makkelijk. Ik had hier zoveel rust, ik had die drugs niet eens nodig.” Het laatste jaar van zijn straf zit hij nu uit bij De Hoop. “Volgend jaar om deze tijd ben ik een vrij man. Daar kijk ik enorm naar uit.”
Toekomst
Het liefst ziet hij zichzelf na zijn straf werken bij de gemeente, in de plantsoendienst. “Lekker buiten tuinen bijhouden, dat lijkt me heerlijk. Maar of mijn droom ooit uitkomt? Ik denk het niet. Als op je strafblad staat dat je drugssmokkelaar bent geweest, dan willen mensen je niet snel meer hebben. Ik begrijp natuurlijk wel dat mensen je minder snel vertrouwen als je zo’n verleden hebt, maar ik ben geen slecht mens. Als je me beter leert kennen, dan weet je dat.” Hij heeft fouten gemaakt en verkeerde beslissingen genomen, toch werkt hij nu hard aan een betere toekomst. “Om terug te keren in de maatschappij moet je serieus zijn. Dat betekent afspraken nakomen en je goed gedragen. Daar ben ik me heel erg van bewust.” Ooit wil hij terug naar Curaçao. “Daar ben ik geboren, dat is mijn land. Ik zou daar ooit weer willen wonen.”