Van drugsverslaafd naar een baan bij de farmaceut: God gebruikt humor in de levensloop van ex-gedetineerde Dennis Ruijgh

Mirthe Verhoeff
10 min readJan 12, 2024

--

geschreven door Mirthe Verhoeff

Wanneer Dennis Ruijgh terug kijkt op zijn leven, beschrijft hij zichzelf als een moeilijke jongen: hij groeide op in een kindertehuis en werd op zijn 17e door zijn pleegouders op straat gezet. Deze “wortel van afwijzing” heeft invloed gehad op het doen en laten in zijn verdere leven. Op jonge leeftijd begon Dennis met drugs waardoor hij tot zijn 30e verstrikt raakte in het criminele circuit. Meerdere keren belandde Dennis in de gevangenis maar na zijn gevangenschap liet de maatschappij hem niet met een volledig schone lei beginnen: “Eens een dief, altijd een dief.”

Dennis Ruijgh

De wortel van afwijzing

Dennis kreeg op vroege leeftijd al te maken met afwijzingen; hij groeide op in een kindertehuis en werd toen hij veertien was geadopteerd. “Toen ik als baby in een opvang kwam, was die afwijzing er al. Ik hoorde er nooit bij en stond apart van alles. Een wortel van afwijzing is iets wat mensen meenemen in de rest van hun leven. Bij iedere situatie wordt die pijn aangeraakt, daar van uit ga je handelen.”

Drugs

Om er bij te horen en niet afgewezen te worden begon Dennis toen hij 14 jaar oud was met blowen. “Ik deed gewoon mee met de ‘stoere jongens van de klas’. Een beetje meelopen om ook een stoere jongen te zijn. M’n eerste keer blowen beviel helemaal niet goed, ik ging zelfs out. Ik kon er helemaal niet tegen. Maar dat nam niet weg dat ik de volgende keer het gewoon weer ging proberen om erbij te horen.”

Het pleeggezin waarin Dennis op z’n 14e terecht kwam had niks door van zijn drugs gebruik. “Toen ik daar terecht kwam, was ik eigenlijk al gevormd. Ik had al zo veel meegemaakt en op je 14e wordt je niet echt meer opgevoed, je kan enkel nog een beetje bijgestuurd worden. Ik had dan ook geen zin om mee te doen met het gezinsleven. Als mijn pleeggezin naar hun familie ging, bleef ik thuis en kon ik gewoon m’n gang gaan. Wanneer ze terug kwamen had ik kleine oogjes maar zij waren destijds helemaal niet bekend met drugs, dus de schijn was goed op te houden. Ik was een hele moeilijke jongen, toen al.”

“Bij iedere situatie wordt die pijn aangeraakt,

daar van uit ga je handelen.”

Op straat gezet

Na vier jaar escaleerde het in het pleeggezin van Dennis, hij werd op straat gezet. “In de zomer gingen we op vakantie naar een camping die m’n pleegfamilie had gekocht, het was een soort werkvakantie. Ik werkte in de snackbar en wisselde op een avond een tientje uit de kassa met twee briefjes van vijf, zonder kwade bedoeling. Iemand zag dat gebeuren en heeft dat waargenomen als stelen, maar dat was echt niet zo. Het werd aan m’n pleegouders verteld en ik werd er op aangesproken. Het maakte niet uit wat ik zei, het vertrouwen was weg en ze hadden hun conclusie al getrokken. Ik belandde op straat.”

“Ik had geen familie of vrienden waar ik terecht kon waardoor ik een tijd in een stal sliep, dat was toen de enige optie. Later kreeg ik een slaapplek aangeboden in een coffeeshop, waar ik ook ging werken. Ik verdiende goed en leefde daarnaast ook nog van een uitkering, dat beviel me best lekker. Het gaf me een stukje zekerheid en ik kwam makkelijk aan m’n centjes. Maar als je verslaafd raakt is het anders, je bent de hele dag bezig je van gebruik te voorzien. Ik was een gevangene van de drugs daar is niks leuks meer aan, dat is geen leven. Ik belandde in een wereldje waar iedereen blowde en pillen gebruikte. We werkten overdag een beetje in de coffeeshop en ’s avonds gingen we feesten en drugs gebruiken. Ik had niemand om mij heen die mij het juiste pad op wees.”

“Ik had niemand om mij heen die mij het juiste pad op wees.”

Van gebruiker tot crimineel

Langzamerhand rolde Dennis het criminele wereldje in, zoals de rest van de mensen die hij toen om zich heen had. Hij belandde in de gevangenis. “Ik deed voornamelijk aan diefstal, inbraken en het handelen in drugs. Met regelmaat kwam ik vast te zitten. Ik was een draaideurcrimineel: een halfjaartje vast, een halfjaartje vrij. In totaal heb ik in de periode tussen mijn 18e en 37e zes jaar lang vast gezeten.”

Dennis belandde in de vicieuze cirkel van de criminele wereld: je komt uit de gevangenis, zoekt dezelfde criminelen weer op en maakt dezelfde fout. “Zodra je uit de gevangenis komt heb je nog steeds dezelfde mensen om je heen die je altijd al om je heen had. En negen van de tien keer zijn die gewoon door gegaan met het geen waarvoor ik vast zat. De verleiding is dan te groot om daar niet in mee te gaan. De periode dat ik aan de heroïne zat was heel heftig. Ik was echt lichamelijk verslaafd en in de gevangenis moest ik ineens zonder. Op dat moment ging ik echt door een hel. Drie weken lang was ik echt doodziek; ik moest spugen, zat aan de diarree, had een hele zware griep en kon amper lopen. Het was echt verschrikkelijk, maar toch niet verschrikkelijk genoeg om er mee te stoppen. Op die momenten dat je zo ziek bent en in de gevangenis zit zeg je “nooit meer” en had ik hoop dat het dit keer anders zou gaan, maar als je buiten bent zit je voor je het weet weer in dat cirkeltje.”

“Ik hoopte dat het dit keer anders zou gaan,

maar als je buiten bent zit je voor je het weet weer in dat cirkeltje.”

Reclassering

De eerste keer dat Dennis vast kwam te zitten kreeg hij al te maken met de reclassering, al heeft dat niet bijgedragen aan zijn re-integratie. “Voor je veroordeling kreeg je een reclasseringsambtenaar toegewezen. Er was in mijn jeugd al zoveel op me ingepraat, dat ik eigenlijk moe was van al het praten. Je weet op een gegeven moment de juiste antwoorden te geven, gewoon vertellen wat ze willen horen. ik werd daar steeds makkelijker in, ik wilde overal zo snel mogelijk vanaf.. Ik moest me elke week verplicht melden bij de reclassering maar daar ben ik nooit komen opdagen. Als ik dan later weer voor de rechter verscheen en ze vroegen: “hoe is het reclasseringscontact?” antwoordde ik braaf “hartstikke goed”.

“De mensen van de reclassering leken wel aardig en het beste met je voor te hebben maar ze waren ook gebonden aan bepaalde budgetten waardoor ze niet heel veel voor je konden doen. Ze konden een mooi verhaal voor me schrijven dat ik door me achtergrond verzachtende omstandigheden zou kunnen krijgen maar het heeft niet echt zoden aan de dijk gezet. Ik had echt een strakke hand nodig.”

Gewenste hulp

Als Dennis de hulp die hij kreeg des tijds kon veranderen zou hij ervaringsdeskundigen inzetten: “Mensen die hetzelfde hebben meegemaakt hebben meer feeling, ze weten wat het is, ze zijn op dezelfde plek als jij geweest. Vaak heb ik het idee dat mensen die in reclassering branche gaan werken vergeten dat gedetineerden mensen zijn die gelijk geholpen moeten worden. Als je de gevangenis uitkomt en je hebt geen woonruimte dan sta je al 2–0 achter. Dan kom je bij het Leger des Heils terecht, weer tussen de mensen waar je absoluut niet meer wilt zijn. Dan blijft het een vicieuze cirkel die niet te doorbreken is. Je kunt ook niet iedereen die vrij komt een huis geven, maar dat kleine percentage dat echt wilt verbeteren, die zou je de kans moeten geven door middel van een leefgroep huis ofzo.”

Toch durft Dennis niet te zeggen dat als hij die gewenste hulp had gekregen het anders had geweest. “Het is heel makkelijk om het daar op te schuiven, maar ik was gewoon een lastige jongen. Op een gegeven moment krijg je ook aversie tegen de maatschappij en de regels. Ik dacht zoek het allemaal maar uit. Al het drugs gebeuren was heus geen pretje maar ik zat daar gewoon in vast. Dan kan je veel plannen hebben en heel graag willen maar het is gewoon heel moeilijk om er uit te komen. Op een gegeven moment kreeg ik ook een tweeling terwijl ik nog in de drugswereld zat, dan staat je wereld op z’n kop. Ik kon de verantwoording om vader te zijn niet aan en probeerde voordat ik voor de laatste keer kwam vast te zitten uit het leven te stappen. Gelukkig lukte zelfs dat niet. Het was een uitzichtloze situatie in de duisterste periode van mijn leven.”

“Het was een uitzichtloze situatie

in de duisterste periode van mijn leven.”

Genade in het afkickcentrum

Toen Dennis voor de laatste keer in de gevangenis zat heeft hij een noodkreet uitgebracht naar God: “als U echt bestaat help mij dan”. In zijn jeugd was hij bekend met het christendom, maar wilde er niks mee te maken hebben. Achteraf zijn toen toch zaadjes gepland die hebben geleid tot waar hij nu is.

“Uit de gevangenis ben ik door gegaan naar een gereformeerd afkickcentrum. We kwamen in een gereformeerde kerk terecht waar we dan met een groepje ex-gedetineerden op de achterste bank werden gezet, apart van de rest. Het was daar niet mijn ding. Ik ging naar een nieuwe, evangelische afkickkliniek. Daar kwam ik in contact met mensen met een levend geloof. In mijn terugvallen die ik soms nog had begon ik met blowen, maar ik kreeg daar zo’n afkeer van. Ik merkte dat God daar al met mij bezig was. Ik ervoer de vrijheid en vreugde van de Heilige Geest. We volgden daar iedere ochtend Bijbelstudie, dat was onderdeel van het programma. Je werd soort opgeleid in het christendom. Daar heb ik een heel levend geloof ontwikkeld en ik heb mij daar ook laten dopen. In die kerk heb ik ook mijn vrouw leren kennen. We hadden allebei een drugsverleden maar hebben ons bekeerd. Toen wist ik dat dit de vrouw is die God voor mij heeft weggelegd.”

Nooit meer terug

Dennis heeft de genade van God mogen ervaren en wilt nooit meer terug naar zijn oude leven. “Als ik terug zou gaan zou ik zijn als een hond die terug keert naar zijn eigen braaksel. Gods genade heeft mij op de been gehouden, daar kan geen reclassering of instantie tegen op. Ik geloof dat ik volledig vergeven ben van mijn zonde door Christus.”

Dennis heeft een aantal tatoeages op zijn lichaam die hij in het verleden onder invloed heeft gezet. “Iets wat je misschien typisch verwacht bij iemand uit de criminele wereld.” Hij wilde iets op zijn lichaam zetten wat hem refereert aan God. “God heeft mij vergeven, ik was in mijn verleden echt iemand anders maar nu ben ik nieuw in Christus. Op mijn arm staat daarom nu Forgiven.”

de tatoeage van Dennis

Een nieuwe start

Dennis zat twee jaar in de afkickkliniek en keerde daarna terug de maatschappij in. Hij moest weer gaan zorgen voor zijn eigen onderdak en geld en bouwde een nieuw netwerk op. “Ik ging wonen bij een vriend die samen met mij in de kliniek had gezeten. Dat leek een tijdje heel goed te gaan maar hij begon op een gegeven moment terug te vallen. Het was beter dat ik daar weg ging, ik wilde niet meer met drugs in aanmerking komen.”

“Een lange tijd daarna heb ik antikraak gewoond. Ik was daar via via terecht gekomen door een vriend die mij introduceerde, ze hoefden niks te weten over mijn verleden, alleen of ik werkte en een inkomen had. Ik was met heel weinig tevreden. Ik had niet zoveel meer nodig.”

“Van de drugs naar een farmaceut. God heeft humor.”

Werk

Vanuit het afkickcentrum ging Dennis naar het uitzendbureau om werk te zoeken. Dat klonk makkelijker dan hoe het was. Hij moest zijn cv laten zien maar daar zat een gat in van 18 jaar, waardoor hij geen baan aangeboden kon krijgen.

Toen Dennis eenmaal een baan had gevonden benadeelde zijn verleden hem nog. “Bij m’n eerste baan had ik een hongerloon. Ik verdiende ongeveer net zoveel als een 19 jarige die thuis woont, terwijl ik inmiddels getrouwd was en kinderen had. Dat was niet helemaal zuiver. Toen ik vervolgens vroeg of ik iets meer zou mogen verdienen kreeg ik te horen: “Joh, jij? Je moet blij zijn dat je hier überhaupt mag werken!” Dat werd op een vrijdag gezegd en die maandag er op had ik meteen ontslag genomen. Ik ben vervolgens bij een farmaceut gaan werken, daar werk ik nu nog steeds. Van de drugs naar een farmaceut. God heeft humor.”

“Alsof ik op een dag wakker werd en dacht:

“Nou, ik ga lekker een junk worden en de bak in.””

Afgesloten hoofdstuk

Inmiddels laat Dennis het verleden volledig achter zich. “Het is m’n verleden, dat wil ik gewoon afsluiten. In het geval ik mensen er mee kan helpen wil ik mijn verhaal vertellen. Maar voor de rest, het is al 20 jaar geleden. Als ik nu tegen mensen vertel: “ik was twintig jaar geleden verslaafd en ik zat vast”, ja, boeiend. Je leeft nu, daar draait het om. Ik ben dankbaar dat ik nu een God ken die mensen oneindig veel kansen geeft. De maatschappij schrijft je af en plakt een stigma “eens een dief, altijd een dief” op je. Mensen keken op me neer en zeiden ook echt “kijk, daar is die vieze junk.” Dat is jammer maar dat is hoe mensen in elkaar zitten. Vaak snappen ze het gewoon niet. Alsof ik op een dag wakker werd en dacht: “Nou, ik ga lekker een junk worden en de bak in.””

--

--