‘Wij zijn Bellingcat’ is vooral een overstroming aan dure woorden en vreemde namen

Noa Kieviet
Journalistiek Ede Kijk-luister-leeslijst
3 min readNov 16, 2022

Bellingcat, een term die menig journalist bekend in de oren klinkt. Naast het feit dat ik benieuwd was naar het verhaal achter het voor mij voorheen nog mysterieuze onderzoeksnetwerk, wekte ‘hoe gewone mensen de onderzoeksjournalisten van de toekomst werden’ op de voorkant van het boek ‘Wij zijn Bellingcat’ nog meer interesse. Met een verlangen naar meer kennis over de onderzoeksjournalistiek en hoop naar een eventuele levensles dook ik het eerste hoofdstuk in.

Photo by Le Monde

In de tweehonderdzeventigpagina paperback kijkt oprichter Eliot Higgins terug op het begin van onderzoeksjournalistiek door niet-journalisten. Ook legt hij uitgebreid uit wat open source intelligence — in het kort het verzamelen en analyseren van gegevens uit openbare bronnen — precies inhoudt en hoe dit wordt toegepast in het ontrafelen van misdaden. Aan de hand van voorbeelden, zoals omvangrijke delen over de gebeurtenissen rond de ramp van de MH17, laat Higgins zien hoe Bellingcat de onderzoeksjournalistiek toegankelijk maakte voor de normale burger. Het boek is hierdoor niet alleen aantrekkelijk voor de onderzoeksjournalist, maar eigenlijk voor ieder die hier interesse in heeft.

Wat vooral duidelijk wordt in het boek is de bewustwording van de eerdergenoemde open source intelligence; steeds meer journalisten en organisaties zien in hoe informatie kan worden vergaard via openbare informatie als sociale media platforms. Wat juíst goed is aan de tientallen pagina’s gewijd aan dit verschijnsel, is dat Higgins ook de andere kant van deze vorm van informatievoorziening aan de kaak stelt, namelijk desinformatie. Informatie, of die nu juist of onjuist is, is dankzij het wereldwijde web al snel verspreid en een foutieve interpretatie kan de beste onderzoeksjournalist nog overkomen. De oprichter geeft in zijn boek dan ook oplossingen die zouden kunnen bijdragen, zoals een optie waarmee offline-gehaalde video’s terug zijn te vinden en speciale kluizen voor videobewijs.

Interessant en leerzaam zijn de hoofdstukken dus wel, maar ergens voelde het lezen van het verhaal van Higgins als een promotie van het eigen platform. Dat het onderzoeksplatform een betrouwbaar bestaan lijdt en al veel voor de journalistiek heeft betekent is een gegeven, maar werd wel erg vaak naar boven gehaald. Dit gepaard met een overstroming aan gebeurtenissen in de geschiedenis en namen van personen, voelde het verhaal als een storm aan informatie die mijn langetermijngeheugen niet haalde. Na enkele bladzijdes te hebben gelezen greep ik al snel naar mijn telefoon om op te zoeken wat er precies werd bedoeld met een bepaald woord, om vervolgens niet meer terug het boek open te slaan. Voor een boek over burgerjournalistiek, en dus vóór burgers, is het leesproces een taaie zit die veel concentratie en enige voorkennis van het nieuws vereist.

Hoewel ik na het doorspitten van ‘Wij zijn Bellingcat’ het gevoel heb dat mijn kennis over zowel tientallen (cyber-)gebeurtenissen is verbreed, heb ik het gevoel dat een boek over onderzoek met minder historie en niche taalgebruik mij persoonlijk meer zou raken. De manier waarop Eliot Higgins zijn platform heeft opgebouw en hoe deze hedendaags wordt toegepast in de onderzoeksjournalistiek is een applaus waard, maar in mijn ogen is dat boek dit helaas niet helemaal.

--

--