katrien de blauwer / without 1

Erik Jan Harmens

Poëzie: onbegrijpelijk, niet ingewikkeld

Lebowski Publishers
Verhalen & poëzie
Published in
10 min readOct 2, 2013

--

Neem een beperkte hoeveelheid zangerige woorden tot je en kijk wat er gebeurt. Poëzie gaat niet om begrijpen. Poëzie moet je ervaren.
Mijn liefde voor poëzie begon toen ik 12 jaar oud was. Ik lag met griep op de bank en op de radio was het programma Muziek terwijl u werkt. Het liedje MacArthur Park was aangevraagd, in de omroepbode las ik dat het gezongen werd door Richard Harris. Door mijn verhoging heen hoorde ik de pianopartij, de bombastische blazers, de vervormde elektrische gitaar, ineens de strijkers en daaroverheen dan een snotterende Harris, die met nogal onvaste stem zingt hoe zijn geliefde en hij, samen, in steeds hetzelfde park, elk jaar weer… achter de lente aanrenden. Ja, ik weet het, dat klinkt ontzettend vaag, maar hij zingt het toch.

Spring was never waiting for us, girl
It ran one step ahead
as we followed in the dance

Toen niet, en nu nóg niet, weet ik wat hij daar precies mee bedoelt: met achter de lente aanrennen. Maar dat het mooiste jaargetijde dit stelletje elk jaar weer te snel af was, stemt me wel neerslachtig. En dat is wat poëzie kan doen. Zonder dat je begrijpt wat er precies wordt gezegd, wekken de woorden van alles op, zelfs veel meer dan als iemand zou zeggen: die relatie van ons loopt voor geen meter.
Die hele liefde mislukt natuurlijk en wat overblijft, is het beeld van een stuk zelfgebakken cake dat ergens in dat park is achtergelaten, op een tafel of op een picknickkleedje, weet ik veel, en dan begint het te regenen en zingt Harris de wereldberoemde regel:

Someone left the cake out in the rain

Het beeld dat dat oproept is briljant; het klinkt een beetje alsof iemand je oma buiten heeft laten staan terwijl het begint te gieten. Wat doe je als je ziet dat een stuk cake of taart natregent? Je brengt het in veiligheid, anders wordt het zompig. Maar dat doet de hoofdpersoon in dit lied niet. Hij kijkt toe hoe de boel oneetbaar wordt, waarbij de cake natuurlijk een metafoor is voor de liefde, en dan schreeuwt hij uit dat hij het recept niet heeft om de cake opnieuw te maken:

I don’t think that I can take it
‘cause it took so long to bake it
and I’ll never have that recipe again

Dit alles gebeurt terwijl het lied nog geen 90 seconden onderweg is. Zo snel kunnen woorden dus het overweldigende beeld oproepen van een eens zo smakelijke liefde die nu inzakt als een plumpudding! Een inzicht dat je ook eenvoudig op je eigen relatie kunt toepassen, als je wilt. “Lieverd,” zou je op de bank tegen de Champions League-kijkende man of vrouw naast je kunnen zeggen, “onze liefde is een natte cake.”
Poëzie is op zichzelf niet moeilijk of ingewikkeld zolang je als lezer maar niet gaat proberen de tekst te begrijpen. Ze is het tegenovergestelde van een gebruiksaanwijzing van een staafmixer. Die moet je begrijpen, net als verkeersborden en de bijsluiter bij medicijnen. Poëzie gaat niet om begrijpen, maar om ervaren. Een beperkte hoeveelheid zangerige woorden op een rij tot je nemen en kijken wat er gebeurt. Ik weet nog dat ik op mijn 15e deze tekst van de dichter Jan Arends las:

Als je
eindelijk kunt zien
hoe de boom
vertakt
dan is het winter.

Patsboem in your face, dat was het effect dat deze regel op me had, terwijl er feitelijk niet van veel méér sprake is dan een eenvoudige natuurbeschrijving. Dus waarom raakt het me dan zo? Omdat Arends’ taal net zo kaal is als de boom die hij beschrijft. Door de grote hoeveelheid harde returns is de vorm van het gedicht zelfs een beetje op een boom gaan lijken. De woorden riepen gevoelens van eenzaamheid en verval bij me op, omdat dat wat zo mooi kan bloeien en groeien was teruggebracht tot een verzameling zwart afstekende takken. Er was ook voldoening, omdat de dichter schrijft dat we nu eindelijk kunnen zien hoe de boom vertakt. Hij is opgelucht; misschien waren de bladeren wel ballast en verlangde de boom naar het moment dat alles van ‘m zou zijn afgevallen!

Wilt u gaan beginnen met gedichten lezen, dan kan het een uitkomst zijn om een verzamelbundel te kopen, bijvoorbeeld Gerrit Komrij’s De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten. Maar het kan ook een goed idee zijn om een bundel te kopen van een van de dichters die ik nu aan u ga voorstellen. In aflopende volgorde van leeftijd zijn het Nachoem M. Wijnberg, Ilja Leonard Pfeijffer en Maria Barnas. Wat ze met elkaar gemeen hebben, is dat ze poëzie schrijven die ook geschikt is voor mensen die voor het eerst gedichten gaan lezen.

Van Nachoem Wijnberg (1961) verschijnt deze maand zijn vijftiende dichtbundel, getiteld Nog een grap (uitgeverij Atlas/Contact). Zijn poëzie intrigeert me omdat er geen woord staat dat je moet opgooglen. Elk woord is klip en klaar. En toch word je als lezer steeds op het verkeerde been gezet. Neem zo’n beginregel uit zijn in 2011 verschenen bundel Als ik als eerste aankom:

Mag ik staan terwijl ik
op een dichte paraplu leun?

Een simpele vraag die vraagt om een simpel antwoord: natúúrlijk mag jij leunen op je paraplu, Nachoem. Maar dan gaat het verder, want waarom wordt die vraag eigenlijk gesteld? En wat gebeurt er als ik iets anders antwoordt, als ik het de dichter verbiedt, verbiedt om op een dichte paraplu te leunen? Die wedervraag wordt pikant als Wijnberg verderop in het gedicht schrijft:

Toen je een kind was
was een paraplu
het enige waar je mee mocht doen
wat je wilde

Mijn vraag over wat er zou gebeuren als ik de dichter zou verbieden op een dichte paraplu te leunen, is nu een beetje eng geworden, want in zijn jeugd is de verteller in het gedicht, zo wordt duidelijk, heel véél verboden. Ik ben als lezer medeplichtig geworden aan een jeugd vol dingen die niet mogen, en ik worstel met de vraag of een ouder iemand nog speels op een dichtgeklapte paraplu mag leunen.
Als ik Wijnberg vraag naar een motief achter zijn schrijven, antwoordt hij: “Ik probeer door gedichten te schrijven beter te begrijpen wat in en om mijn hoofd is en daarmee om te gaan — en ik hoop dat de gedichten anderen helpen met precies hetzelfde.” Hoe mooi verwoord ook, met zo’n uitleg wordt het mysterie natuurlijk alleen maar groter. Maar misschien moeten we mysteries ook niet altijd willen ontrafelen.
In 2006 verscheen Wijnbergs meesterwerk, de bundel Liedjes, vol gedichten die zo simpel lijken als de top-40, maar intussen het tegenovergestelde van helderheid bieden, lees maar:

Liedje

Hoe ik kan laten zien
dat ik mij herinnerd heb
hoe jij bent, kijk maar
hoe ik je kan nadoen.

Niemand die mij ziet
denkt dat ik jou ben
maar zo denk ik aan jou
en verder aan niets.

Magisch is dat toch, deze taal? Iemand imiteert een ander, zodat-ie zonder te worden afgeleid volledig aan die ander kan denken. Dat staat er eigenlijk. En er staat dat zijn vrienden de imitatie mislukt vinden, maar dat dat niet erg is. Want het ging niet om de imitatie, het ging erom een vorm te vinden om voor 100 procent aan iemand te denken. Geen speld tussen te krijgen, maar wat zou je er graag een speld tussen krijgen!

Als je de gedichten van Ilja Leonard Pfeijffer (1968) wilt lezen, kun je het beste de verzamelbundel De man van vele manieren kopen (De Arbeiderspers, 2008). Voor 30 euro heb je dan meer dan 600 bladzijden met gedichten en bovendien staat de schrijver zelf in z’n blootje gefotografeerd op de achterflap. De in Genua woonachtige Pfeijffer is een alleskunner: hij schrijft naast gedichten ook romans, toneelstukken en liedjes voor Ellen ten Damme. Ik hou van zijn poëzie en verleid u graag om hem te lezen.

en het is donker en
wakker ligt wie wacht
haar wonden laten likken
wil wakker ligt wie droomt
iemand zwelgt op papier
ook al moet hij morgen op
toch maar weer en de vervulden
verzuipen zich in het decolleté
van na sluitingstijd
of men neukt wat rond
in afwezige lijven

Likken, zwelgen, verzuipen, neuken: het zijn echte Pfeijffer-woorden. Het oogt misschien een beetje vies, maar ik vraag u om meer uw best te doen en daar overheen te kijken. Natuurlijk zijn we getuige van een of ander nachtelijk bacchanaal, maar ik vind het belangrijk dat u ziet met hoeveel zorg de regels door de dichter zijn neergeschreven. Let bijvoorbeeld eens op die enorme hoeveelheid letter w’s in het begin van het tekstfragment: wakker, wie, wacht, wonden, wil, wakker en wie. De twee v’s: vervulden, verzuipen, en de twee ui’s: verzuipen, sluitingstijd. En op het klankrijm van woorden met de oh-klank: donker, wonden, op, morgen, op, toch, rond. Dat is allemaal niet toevallig. Pfeijffer dicht als een componist, waardoor zijn poëzie zich er goed voor leent om hardop voor te lezen, want dan hoor je pas goed hoe klanken en klinkers op elkaar reageren.

Het titelloze gedicht van Pfeijffer dat hieronder is afgedrukt, is ook bijzonder. Het komt uit de bundel Doka, een boek dat nooit afzonderlijk is verschenen maar werd opgenomen als onderdeel van De man van vele manieren. Lees en kom erachter dat u de regels onmogelijk in eigen woorden kunt samenvatten. Probeer het maar eens. Op geen enkele manier zult u horkerige hertaling recht doen aan dit gedicht. Het dit is waar op het eind is een onverdraaglijk pesterijtje. Je begrijpt alle woorden van het gedicht. Maar je vat het gedicht niet.

ik zal de gedachte nooit verliezen
en altijd overwinnen
ik zal de gedachte verliezen
en overwonnen worden

ik zal de gedachte altijd verliezen
en niet overwonnen worden

ik zal telkens overwonnen worden
en de gedachte nooit verliezen

dit is waar

Als ik Pfeijffer vraag om een tip aan lezers van zijn gedichten, zegt hij: “Je moet je laten meevoeren door de magische logica van taal, klank en ritme langs een pandemonium van beelden en emoties.” In die zin is gedichten lezen eigenlijk net zoiets als te ver de zee in gaan en je dan maar laten meevoeren door de stroming. Of, zoals Pfeijffer zegt: “Je moet afleren je zorgen te maken over de oplossing van het cryptogram.”

Tenslotte stel ik Maria Barnas (1973) aan u voor. Ze woont in Berlijn, is beeldend kunstenaar en publiceerde drie dichtbundels, waarvan Jaja de oerknal de meest recente is. Haar werk gaat over universele thema’s, zoals de liefde, een stad ontdekken, verhuizen en het kopen van consumptieaardappelen. Ik lees alle bundels met evenveel plezier, maar het moment dat ik haar debuut voor het eerst in handen kreeg, zal me altijd het meest bijblijven. Twee zonnen heet het boek, en net als MacArthur Park zijn dit gedichten over een verloren liefde. Maar bij Barnas wordt de pijn kaal en zonder franje op het papier gekwakt, zodat het schuurt en eng dichtbij komt. Als lezer raak ik verward omdat ik een voyeur ben geworden.

Hij noemde me Bloem. Ook wel Lente, Sexy, Liefste,
Liefde, Lief en de laatste tijd steeds vaker
Lieverniet, Neelater, Alsjeblieft.

In deze regels uit het titelgedicht Twee zonnen, laat Barnas het steeds minder worden van de liefde letterlijk zien, door het 7-letterige Liefste te laten volgen door het 6-letterige Liefde en het 4-letterige Lief. Klankrijm is er net als bij Pfeijffer volop: Steeds vaker wordt gevolgd door Neelater, Lieverniet door Alsjeblieft.

Eerst sliep hier nog een man.
Nu staat het lichaam op.
Ik ben er stil van.

De gedichten van Maria Barnas zijn verraderlijk terloops, zoals je ook ziet in dit gedicht uit haar meest recente bundel, Jaja de oerknal.

Plaatsen

Wat doen we hier? De tafel is nog niet gedekt.
Er lopen scheuren langs de wand
of zijn het kreukels in papier
dat ons in steeds dunnere verf
over de rand doet vloeien. Het lekt

herinneringen aan gebeurtenissen
die ik nooit heb meegemaakt. Een harde flits
zoekt hoekig een baan door de kamer.
Raakt een vaas vazen die schaduw plaatsen.
Ik ben hier thuis op een manier.

Maria Barnas zegt dat gedichten bij haar naar boven komen op momenten dat ze “niet goed weet te reageren” of zich “in het nauw gedreven” voelt “en woorden de enige manier zijn om daar iets aan te doen”. Wat helpt, is “een bepaalde geagiteerde of geïrriteerde toestand”, zegt ze. Ik kan me voorstellen dat bovenstaand geheimzinnige gedicht vanuit zo’n gemoedstoestand is geschreven. Duidelijk is dat verteld wordt over een ruimte, een kamer denk ik, waarin veel is gebeurd. Misschien een ouderlijk huis, maar dat maakt niet uit. U hoeft dit gedicht ook niet op te lossen. Het is geen raadsel. En als u het echt wilt weten, moet u gewoon Facebook-vriend met Maria Barnas worden en haar ernaar vragen. Het gaat mij om die een-na-laatste regel die zo de moeite waard blijft, ook na vijftig keer herlezen. Een harde flits — dat is fotografenjargon — die door de kamer gaat, een vaas raakt, en weerkaatst. Maar er staat een vaas vazen die schaduw plaatsen, zonder komma tussen het enkelvoud en meervoud van vaas. Dat is een mysterie waar ik me nog lang over ga verwonderen. Waarom Barnas het doet, weet ik niet. Maar ik weet dat ik er van geniet.

Dit artikel verscheen in ZIN, editie oktober 2013, dat onder speciale hoofdredactie stond van Rick de Leeuw, wiens beste interviews uit ZIN wij reeds in 2012 bundelden, en die met Erik Jan Harmens, eveneens in 2012, de dichtbundel Echte mannen scheiden niet uitbracht. Veel dank zijn wij dus verschuldigd aan dit prachtige tijdschrift, omdat wij deze stoomcursus poëzie mochten overnemen. Hier meer ZIN: www.zin.nl

Erik Jan Harmens (1970) publiceerde drie dichtbundels: In menigten (2003), Underperformer (2005; Gedichtendagprijs, nominatie Paul Snoek Poëzieprijs, Jo Peters Poëzieprijs en J.C. Bloem-poëzieprijs) en Gospels en psalmen (2008). In 2007 verscheen Harmens’ eerste roman, Kleine doorschijnende man. In 2009 verscheen een door Harmens samengestelde bloemlezing van dichters die debuteerden in de afgelopen tien jaar, getiteld: Ik ben een bijl. Met Robert Jan Stips schreef hij de liedjes voor de in 2010 verschenen documentaire-musical De leugen van regisseur Robert Oey. Hij was in 2002 de eerste Poetry Slam-kampioen van Nederland en schreef poëzierecensies voor Trouw, De Groene Amsterdammer en Het Parool. Harmens interviewde kunstenaars voor het VPRO programma De Avonden op Radio 6, samen met Wim Brands. In 2011 verschenen zowel de poëziebundel Echte mannen scheiden niet (samen met Rick de Leeuw) als de roman De man die in zijn eentje de Olympische Spelen organiseerde bij Lebowski Publishers. Najaar 2014 verschijnt zijn nieuwe roman. Harmens is Chief Corporate Storytelling bij Citigate First Financial en adviseur van de Nederlandse Vereniging voor Autisme. Vandaag, 2 oktober, verschijnt zijn nieuwe dichtbundel Open mond.

--

--