Max Urai

Alcohol

Lebowski Publishers
Verhalen & poëzie
Published in
6 min readOct 16, 2015

--

Die middag zag de fotograaf de salsadanser voor het eerst, toen die met zijn handen om zijn mond tegen een flatgebouw stond te schreeuwen. Het geel van zijn shirt vormde een mooi contrast met het grijs van de flats, en een betere fotograaf had direct een kader vastgesteld en afgedrukt. Maar toen de fotograaf zijn lens optilde en scherp stelde volgde hij even, onwillekeurig, de blik van de danser omhoog naar de rand van het dak, waar een man in een joggingpak stond, met zijn armen in een T.

De camera was met een klap tegen zijn borst gevallen, en na een bizar moment van vertwijfeling was de fotograaf maar mee gaan roepen. Met zijn hoofd achterover schreeuwde hij vijf verdiepingen omhoog dat het leven Goed en Mooi en Zinvol was. Zijn nek werd stijf en pijnlijk en hijzelf draaierig van het produceren van lucht, maar hij bleef roepen, wist dat hij niet kon stoppen, niet hier, niet nu. Allebei riepen ze alsof hun eigen leven ervan afhing; allebei als de dood om de ander tegen te spreken, om iets negatiefs te zeggen of in herhaling te vallen. Om net dat te zeggen wat de verwarring in het hoofd van de man de kritieke massa zou geven om hem over de rand te duwen. Het beeld van een pot frambozenjam op de supermarktvloer begon zich aan de fotograaf op te dringen toen een buurvrouw met krulspelden ineens achter de man met het joggingpak verscheen en hem met een snoeiharde rugbytackle tegen het dak werkte.

De fotograaf haalde een paar keer diep adem en boog zijn hoofd voorover tot zijn kin op zijn borst lag, een positie waarin zijn nek zo mogelijk nog meer pijn deed dan eerst. Pas toen hij zijn ogen opendeed zag hij dat het groene lichtje op zijn camera nog brandde, en herinnerde hij zich waarom hij ook alweer omhoog had gekeken. Met een krakende beweging keek hij opzij, naar de salsadanser, die even verderop ook naar hem stond te kijken. Allebei waren ze te schor om te praten, maar ze konden aan elkaar zien dat er bepaalde dingen te gebeuren stonden, bepaalde woorden gezegd dienden te worden, en dat die woorden alcohol nodig hadden.

Langs de gracht zat een café. Terwijl buiten de straatlantaarns aan flikkerden bestudeerden de fotograaf en de salsadanser samen de kaart waar van alles op stond wat ze nog niet kenden; drankjes uit Rusland en Spanje en Schin op Geul, waarvan ze zich allebei geen voorstelling konden maken van hoe ze zouden smaken en die ze daarom allemaal bestelden, allemaal twee keer.

De vloer lag vol met bierviltsnippers en oude pindahulzen. Achter in de zaal las iemand een gedicht voor aan een vrouw die niet door had dat het over haar ging, en enthousiast begon te klappen toen het klaar was. Er speelde een soort van jazz die eigenlijk geen jazz was maar waar de twee zich toch machtig intellectueel door begonnen te voelen, en terwijl ze vloeistoffen dronken die naar aftershave roken en elkaar geheimen vertelden die zelfs hun moeders niet wisten begon het vermoeden te knabbelen dat dit wel eens een Moment zou kunnen zijn, een van die eens-in-een-generatie-momenten waarop de wereld klik zegt en dingen nooit meer terug naar af kunnen: Dylan in Newport, Jimi op Woodstock, Ginsberg in de Six Gallery.

Terwijl de kosmos rondzong in zijn zintuigen keek de fotograaf naar alle dingen van immense historische significantie om zich heen. De viltjes die door de salsadanser waren volgepend met stokpoppetjes en woorden en telefoonnummers, die zouden worden ingelijst en opgehangen en tot boekjes worden gemaakt zodat de triestige eerstejaarsstudenten van de toekomst ze zouden kopen of vinden of stelen om ze dan met gepijnigde ogen door te bladeren op metalen bedjes in tochtige zolderkamertjes, waar ze terug zouden dromen naar hun Moment, dat laatste moment, die heilige minuut voor de zondvloed toen ideeën nog belangrijk waren en het leven nog rauw en eerlijk was, en pijn deed.

De salsadanser kon achter zijn ribben zijn hart voelen toen hij over de bar leunde en met een complexe handbeweging de tapper lonkte met het verzoek om dat nummer te draaien, dat ene nummer in zijn collectie dat mooi maar onbruikbaar was voor alle normale dagmomenten, maar dat nu voor de eerste keer in een situatie gepast kon worden, en daarmee nieuw leven kon krijgen — ervan uitgaande dat de barman hem op de tap had, of dan tenminste op Spotify.

Op de bar lag een waanzinnige collage van alles wat herinnerd zou worden, macadamianoten en sleutels en een balpen met het logo van een begrafenisondernemer, en alles was zo prachtig, zo ontzettend symbolisch en zo pijnlijk mooi dat de fotograaf het wilde vangen, vastleggen voor eeuwig, maar zijn camera lag ook op de bar en was eigenlijk deel van de compositie, en zelfs nadat hij dat compromis met de geschiedenis had gesloten en hem toch maar op had gepakt bleek zijn Canon te zijn veranderd in een bonk dood plastic vol knoppen die het niet deden, en voordat hij zijn hersenen uit de knoop had kunnen halen werd hij van zijn barkruk gerukt door de salsadanser, die hem opving met een arm achter zijn middel, een sterke arm, die hem precies de kant opstuurde waar hij naartoe wilde. Een erectie had hij natuurlijk al lang, maar het echte hevige verlangen sloeg pas in toen hij toekeek hoe de danser zijn hoofd verhief, en de barman om muziek commandeerde, en hij werd gehoorzaamd door een nummer van Tom Waits dat als een bulldozer de ruimte binnen kwam denderen en alles opvulde wat leeg was.

Met zijn rechterbeen trapte de salsadanser een paar stoelen aan de kant, waar de barman tegen leek te protesteren, maar fuck de barman. Met een zwaaiende swing werd de fotograaf weer in beweging gebracht, en toen was hij weer een handelend wezen in plaats van enkel de toekijker, en dit was de ruimte die ze nodig hadden, ruimte in het licht van het spotje op het plafond, ruimte voor twee lichamen om historische daden in te verrichten en met zijn gedachten in de toekomstig verleden tijd probeerde de fotograaf enigszins souplesse te krijgen in zijn belachelijke ledematen, maar eigenlijk hoefde het niet want hij werd meegevoerd, als door een golf, met een harde hand in zijn rug en een zachte die als een omhelzing om zijn vingers heen lag, en hoe langer ze draaiden, hoe scherper alles tussen hen in werd, en hoe vager alles om ze heen. Het café bestond nog wel, ergens, maar als een schim op de achtergrond, omdat alles wat belangrijk was zich recht voor hem bevond, en de fotograaf wist dat dat is wat je scherptediepte noemt, en toen danste hij ook die gedachte zijn geest uit, en langzaam, met hun lichamen vol chemicaliën en hun hoofden vol sterren, langzaam werden ze weer zichzelf, werden ze weer de naakte mensen die ze waren als er niemand naar ze keek.

De fotograaf bestudeerde zijn voeten en dacht aan de man op het flatgebouw, met zijn joggingpak en zijn tennisschoenen, die daar stond, armen gespreid, als een duiker, of een goochelaar, of als een profeet; hij dacht aan de man die naar het beton had gekeken met zoveel in zijn hoofd dat er uit moest, desnoods met geweld, en voelde zich zowel vreselijk gelukkig als ongelofelijk triest, en hij liet zich leiden.

De salsadanser telde hun stappen, zo goed als dat allemaal nog ging, manoeuvreerde de vier voeten en dacht terug aan zijn eerste les, toen een enorme, gespierde Portugees hem in gebroken Nederlands had geleerd dat je nooit je fouten moet opvangen, maar altijd door moest gaan, door moest gaan, door moest gaan, leer hoe het systeem werkt en leer het te omzeilen, en zo zat dat, en zo was dat, en dat was hoe het moest zijn.

Het dansen hield op zodra de muziek zijn koffers pakte en met flapperende jaspanden door de achterdeur verdween, en in die paar vierkante meter tussen de bar en de tafeltjes lieten twee mannen elkaar los en keken naar elkaars gezichten in het bleke licht van de spot, huilend en glimlachend in de totale melancholische extase van alles tegelijkertijd, en voor de tweede keer die dag wist geen van beiden wat ze nu nog konden doen, maar dit keer voelden ze dat het dan wel hopeloos mocht zijn, maar dat er nog tijd was, tijd en alcohol, en iemand die het daar mee eens was.

Max Urai (1991) studeerde Filmwetenschappen in Utrecht en volgt nu een opleiding Creative Writing in Arnhem. ‘Alcohol’ is een kort verhaal uit zijn bundel Atomisme: een mixtape waar we nogal van onder de indruk zijn. Check vooral ook zijn website.

--

--