Indiesaus

De geheime kracht van American Indie Competitie

Leiden International Film Festival
6 min readOct 26, 2017

--

“We have friends who don’t pick up the phone anymore when we call them,” vertelde productieduo Sean Baker en Chris Bergoch een paar jaar geleden op het LIFF. “We’ve asked too many favors and now they’ve just stopped answering the phone.” Locaties, camera’s, rekwisieten, alles werd via-via geregeld om de film op poten te krijgen. Voor veel regisseurs van de films in de American Indie Competitie is het een herkenbaar beeld: filmmakers zijn afhankelijk van hun uitgebreide netwerk om een film af te kunnen ronden, en hebben tegen het einde van het productieproces geen vrienden meer over.

Geen wonder dat veel indieregisseurs blij zijn als een grote studio ze vraagt een film voor ze te maken. LIFF-alumnus Colin Trevorrow werd na het succes van Safety not Guaranteed uitgenodigd om Jurassic World te regisseren. Justin Tipping, vorig jaar nog op het LIFF met Kicks, werkt nu aan een superheldenfilm voor Sony, en na het succes van Whiplash mocht Damien Chazelle direct door om La La Land te maken. Je maakt een keer een goeie film met weinig geld en direct denkt “Hollywood” dat ze je al het geld van de wereld moeten geven. Maar misschien was die debuutfilm juist zo goed omdat je tot op je laatste Facebookvriend diensten hebt gevraagd. Want veel geld levert vaak niet meer vrijheid op.

(Whiplash)

De meeste films die wij in de bioscoop te zien krijgen, worden gefinancierd door grote productiehuizen en investeerders. Zij hebben er grof geld voor over om een film te laten maken. Hier staat natuurlijk wel iets tegenover: wie miljoenen dollars voor een film neerlegt, krijgt ook opeens het bizarre idee eisen aan het eindproduct te mogen stellen. Het zijn immers niet voor niets investeerders. Toch levert meer geld niet altijd een beter eindproduct op (zoals dat bijvoorbeeld wel geldt voor camera’s, kazen of fietssloten).

Grote films zijn voor geldschieters niet anders dan aandelen in Google, grachtenpanden of subprime loans in 2007: het zijn business opportunities. Kunstenaars die hun dromen willen verwerkelijken hebben er niets mee te maken. Het gevolg is dat films met miljoenenbudgetten in elk geval genoeg geld moeten opleveren om de investeerders tevreden te stellen, en dus zo goed mogelijk moeten verkopen. Als filmmaker word je gedwongen op safe te spelen en een productie af te leveren die zo veel mogelijk mensen aanspreekt. Alles staat van tevoren, we weten hoe lang actiescènes moeten duren bij welke doelgroep, hoeveel hoofdpersonen we kunnen laten sterven om het geheel meeslepend te houden, en we weten welke acteurs nu voor de grootste omzet gaan zorgen. Het resultaat is vaak een degelijke film die nooit het risico loopt mensen voor het hoofd te stoten, die kijkers niet te veel uitdaagt en ze achterlaat met een tevreden gevoel.

Voor onafhankelijke filmmakers, die niet worden ondersteund door een groot productiehuis, ligt dat heel anders. Om de middelen voor hun film rond te krijgen zijn ze, net als Sean en Chris, aangesproken op vriendendiensten, hun netwerk, en hun persoonlijke overtuiging dat ze een film gaan maken die de moeite waard is. Geldschieting gebeurt op kleinere schaal, en veeleer op basis van vertrouwen en goodwill. De regisseur, schrijvers en producenten die een project van de grond proberen te krijgen investeren vooral zelf honderden uren in hun project, en gaan op zoek naar creatieve manieren om een goede film te kunnen maken zonder miljoenen dollars nodig te hebben.

In Dave Made a Maze zijn er geen locaties nodig: de hele film speelt zich af in het kartonnen doolhof uit de titel. Juist door op creatieve wijze binnen een beperkt budget te blijven creëert regisseur Bill Waterson daarmee een onconventionele (en hilarische) kijkervaring. Je hebt geen prachtige sets nodig om een mooi verhaal neer te zetten.

Toch best knus, zo’n doolhof (Dave Made a Maze)

Net zo min heb je een mooi verhaal nodig om een goede film te maken: Person to Person is meer een venster dan een verhaal, een momentopname van de levens van een paar New Yorkers zonder helder begin en zonder bevredigend einde. De kijker proeft even het leven in een andere wereld — en moet het dan maar stellen zonder duidelijke boodschap. Een blockbusterequivalent is bijna ondenkbaar: stel je voor dat je twee uur moet kijken naar hoe de X-Men in de auto zitten, boodschappen doen, en zich staan te vervelen op hippe feestjes.

Juist de financieel beperkende afwezigheid van over-de-rug-meekijkende geldschieters levert enorme creatieve vrijheid op. Wie geen geld heeft, hoeft zich ook geen zorgen te maken over wat dat geld wil. Regisseurs kunnen klassieke genres op een originele manier benaderen, zonder dat investeerders zich zorgen maken over doelgroepen, de aantrekkelijkheid van hoofdrolspelers, en hoe bepaalde bevolkingsgroepen worden gezien door het grote publiek. The Lovers gaat over een ouder echtpaar dat elkaar herontdekt tijdens hun scheiding. De protagonisten zijn niet jong, hip of sexy, maar oud. En door daar zonder poespas op in te gaan laat Azazel Jacobs precies zien dat ook verliefde oudjes heel gewone mensen kunnen zijn.

Dat geldt ook voor het ontwapenende Keep the Change. In de romantische komedie over mensen met verstandelijke beperkingen worden de meeste rollen gespeeld door acteurs die zelf ook met een beperking door het leven gaan. Juist doordat financieel resultaat geen harde vereiste was bij het maken van de film slaagt regisseur Rachel Israel erin een ongedwongen portret van gewone mensen met alledaagse perikelen neer te zetten.

Maar ook los van de eis van financiële zekerheid kunnen grote productiehuizen verstikkend werken. Regisseur David Lowery, in 2013 nog op het LIFF met Ain’t Them Bodies Saints, maakte zijn laatste film A Ghost Story vrijwel in het geheim (en met 650 keer zo weinig budget als voor Pete’s Dragon, die hij voor Disney regisseerde). Om elke vorm van bemoeienis te vermijden werd het project pas aangekondigd nadat het filmen al was afgerond, en het resultaat is een gevoelige film over verdriet en verwerking — met een zwevend lakenspook in de hoofdrol.

Deze vrijheid was ook essentieel voor Menashe, geproduceerd door LIFF-veteraan Alex Lipschultz, inmiddels vaste klant op het festival. De film gaat over een lastige vader-zoon relatie, maar binnen de context van de zwaar orthodoxe joodse gemeenschap van Brooklyn. Juist doordat de film kleinschalig is opgezet konden de filmmakers het vertrouwen winnen van een zeer gesloten gemeenschap, met een bijzonder eindresultaat: deze volledig Jiddisch gesproken film geeft een unieke kijk in het leven in een normaal gesproken ontoegankelijke wereld.

Ben je indie? Of werk je voor het grote geld? (Menashe)

De combinatie van volledige overtuiging en enorme vrijheid zorgt ervoor dat veel indiefilms een bijzondere smaak hebben, een eigenzinnig karakter. Ze zijn niet klaargestoomd of geoptimaliseerd voor een groot publiek. De scherpe randjes zijn er niet afgehaald met test audiences of door geldschieters met dikke vingers in de pap, maar komen voort uit de overtuiging van een paar mensen die zich ervoor in hebben gezet. De indie rammelt een beetje en zit niet helemaal vastgetikt. En soms is dat rammelen juist heel erg lekker.

Geen wonder dus dat juist die eigenzinnigheid enorm aantrekkelijk is voor mensen die films zien als manier om geld te verdienen. Voor investeerders is de volgende stap dus logisch: ga terug naar de focusgroep, achterhaal hoeveel indiesaus ze erbij willen hebben, en probeer die toe te voegen voor de perfecte mix. Een Hollywood blockbuster met die authentieke indiesmaak.

Maar helaas — de indiesaus bestaat juist omdat er weinig geld is, omdat de dollars niet mee loeren, omdat het allemaal uit de cast en crew zelf moet komen. Dat maakt de American Indies zo anders, zo fris, zo smakelijk.

Bekijk het volledige American Indie Programma van het Leiden International Film Festival 2017!

--

--