Het geheim van een persoonlijk interview
Het publiek leest gretig het leed van onze medemens. Verdriet maakt menselijk en komt bij iedereen binnen. Schrijver Corine Koole interviewt al jaren mensen over hun meest persoonlijke ervaringen. Wat is haar geheim? Hoe durft ze door te vragen waar het echt pijn doet? En dat ze nog antwoord krijgt ook.
DOOR Corine Koole | FOTOGRAFIE Krista van der Niet
Een paar maanden na de crash met MH17 belde ik aan bij de 23-jarige Annebel, de jongere zus van Karlijn, een van de omgekomen passagiers. Meer wist ik niet van haar, behalve dat ze toestemming had gegeven om mee te werken aan een korte serie interviews met MH17-nabestaanden. Zoals meestal als ik iemand ga interviewen over een gevoelig onderwerp, dacht ik: waarom doet ze dit? Waarom wil ze haar leed delen met een journalist van in dit geval LINDA? Zoals altijd had ik geen idee. Als het lot anders had beslist, hadden wij elkaar nooit ontmoet, dan had Annebel nooit op deze zondagmiddag thee voor me gemaakt, was ze nooit tegenover me gaan zitten aan haar tafel, wachtend op de eerste vraag. Zij was niet gewend om geïnterviewd te worden, ze had geen boek te verkopen, speelde niet in een voorstelling waarvoor kaartjes moeten worden verkocht. Ze was gewond, en het was nog maar de vraag of ze ooit zou herstellen. Ik was de persmuskiet, een ramptoerist en kreeg er nog voor betaald ook. Ik schaamde me, tegelijk wilde ik haar verhaal.
Reconstructie
De allerbeste aanpak, wat mij betreft de enige, die ik altijd gebruik voor dit soort verhalen, of ik nu moeders van verdronken kleuters moet interviewen, ouders met kinderen die zelfmoord pleegden of vrouwen met ernstig depressieve partners, is de reconstructie. Ik vraag iemand zo gedetailleerd mogelijk die ene dag te beschrijven waarop het leven voorgoed veranderde. Annebel stelde ik voor te vertellen over de laatste ontmoeting met haar zus, toevallig de dag voordat vlucht MH17 vertrok. Vond ze dat een goed plan? Ze knikte en mijn eerste vraag luidde heel eenvoudig: vertel eens, wat gebeurde die laatste dag? En Annebel begon te vertellen. Dat haar zus haar de dag voor vertrek had gebeld of ze alsjeblieft wilde komen, ze kreeg haar koffer niet dicht en Annebel was altijd zo georganiseerd, please, please, kon ze helpen? Annebel kwam en vouwde keurige stapeltjes van de wanordelijke stapel kleren. Het werd een vrolijke middag, alles stond in het teken van de eerste grote reis die Karlijn samen met haar vriend Laurens zou gaan maken. Later kwam Laurens ook. Samen met Annebel maakte hij eten en Karlijn had gezegd: ‘Nu zit ik met mijn twee lievelings aan tafel.’ Lievelings, dat was haar woord voor schatten.
Haar blijdschap over die mooie laatste herinnering is een doodlopende weg. Voor je het weet verval je in gefilosofeer over de dood, en dan krijgt je interview iets willekeurigs
Niet dat Annebel die woorden meteen als een kortverhaal à la Richard Ford over me uitstortte, maar zo’n kort verhaal is wel altijd wat ik gedurende het hele gesprek voor ogen heb. Eerst zei Annebel iets heel anders. Ze zei: ‘Ze vroeg of ik kwam helpen, en toen ben ik naar haar toe gegaan en die avond hebben we samen gegeten en het was zo fijn, en ik ben zo blij dat ik dit nog met haar heb meegemaakt.’ In feite gaf ze een korte samenvatting van het hele verhaal, de blijdschap over die gedeelde laatste middag en avond, daar ging het haar om. Heel begrijpelijk en als ik niet beter wist zou ik als interviewer bijna geneigd zijn dáár op door te gaan.
Maar haar blijdschap over de mooie laatste herinnering is een doodlopende weg. Voor je het weet verval je in gefilosofeer over de dood, over algemene begrippen, en dan krijgt je interview iets willekeurigs, terwijl je wilt dat dit interview je bij de lurven grijpt. Ontroering zit hem in het futiele, in het uiterst particuliere — zelfs of juist als je, zoals ik in dit geval maar 350 woorden tot je beschikking hebt. Een goed interview zie je als een film voor je. Dus viel ik de gewonde in de rede, ook al wist ik dat ze pijn had, en zei: wacht even, hoe laat belde ze je, waar hadden jullie het over, wat kookten jullie. En ze dacht na, en zei: ‘Laurens kwam en zag de chaos, en zag dat mijn zus nog moest skypen met de VS en zei: kom, we maken haar lievelingssalade. Ik vroeg: wat zit daar ook alweer allemaal in? En hij antwoordde: ijsbergsla, tonijn, komkommer. Laurens twijfelde over de kappertjes. Hij riep: ‘Karlijn, moeten er nu wel of geen kappertjes in?’ Wel, zei Karlijn.’
En zo ontstond met simpel doorvragen in een paar minuten een beeld van een zeer intieme setting en werd razendsnel de liefdevolle band tussen de zussen en die tussen het verliefde stel neergezet. Tijdens de afwas hadden Laurens en Annebel nog een soort oempaloempa-lied gemaakt, omdat dit zo goed paste bij de bestemming, Kuala Lumpur.
Een dag later werd ze gebeld door een vriendin: Karlijn ging toch naar Kuala Lumpur? Er is een vliegtuig neergestort. En Annebel wist, ja, het was Kuala Lumpur, want we hebben er nog over gezongen gisteren. Het grote (de crash) maakt nog meer indruk als je het afwisselt met het kleine en onbezorgde (het lied bij de afwas). Vroeger, toen ik net begon als journalist, kreeg ik nog wel eens ruzie met mensen die ik geïnterviewd had. Ze vertelden me hun verhaal, ik probeerde er de essentie uit te halen en schreef die op. Met een beperkt aantal woorden in mijn hoofd, interviewde ik schilder Co Westerik voor Vrij Nederland, en dacht: als ik al zijn mitsen en maren ga opschrijven wordt het een rommeltje, ik wil een helder beeld van hem scheppen, en alles wat daar niet in past, laat ik weg want anders snapt niemand er iets van. Hij belde op hoge poten met hoofdredacteur Joop van Tijn: ik had een karikatuur van hem gemaakt. En ik was op mijn beurt weer verontwaardigd, nou zeg, wat een ijdeltuit. Pas later realiseerde ik me dat ik niet alleen mijn geïnterviewden een dienst bewijs als ik hen juist portretteer in al hun details en tegenstrijdigheden, maar ook mijzelf en het interview. Iedereen is complex, en juist die complexiteit zorgt voor intimiteit, herkenbaarheid en ontroering.
Vertellen doe je met details
Ik hoefde die zondagmiddag niet te focussen op Annebels emoties, ik hoefde niet te vragen: wat ging er door je heen, moest je huilen. Ik hoefde alleen maar te vragen: wat precies gebeurde er. Dat maakte van mij geen persmuskiet, maar een reporter met een kladblok. Vertel het me van minuut tot minuut, wat had je aan, wat had zij aan, wat voor weer was het, wat was je aan het doen toen ze belde, sprong je meteen op of dacht je, ruim je eigen shit op, Sis. Al die soms tegenstrijdige details — niet willen, toch gaan — maken een verhaal uniek, persoonlijk, begrijpelijk. En als je maar 350 woorden hebt om de pijn te beschrijven van iemand die haar zus verloor bij een vliegtuig- ramp, wat doen die kappertjes er dan toe in die stomme sla? Alles. Met de kappertjes duid je de onderlinge relaties. De zus en de vriend wilden alles doen om het de gestreste en opgewonden Karlijn naar de zin te maken die avond. Dus vroeg Laurens: moeten die er wel of niet in? Annebel had ook tegen me kunnen zeggen — en deed dat ook: ik hield zoveel van haar en Laurens ook, ze waren zo verliefd. Maar de kappertjes vertellen een veel indringender verhaal. Natuurlijk hield ze van haar zus, maar op welke manier, hoe uitte die liefde zich? Vertellen doe je met details en beelden, juist in een interview. Nu nog, honderden interviews later, denk ik aan Karlijn als ik iemand zie met Gabor pumps, het waren volgens haar zus haar eerste ‘volwassen schoenen’.