De noodzaak van clean language in co-creatie

Wenne Bergman
MWD Onderwijs Innovatie
4 min readApr 14, 2016

Afgelopen week heb ik deelgenomen aan de studiedag ‘praktijkonderzoek en co-creatie’, georganiseerd door de Graduate School Maatschappij en Recht van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) in samenwerking met de Kring Andragologie van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de NOSMO (Nederlandse Organisatie voor Sociaal-Wetenschappelijk Methodologisch Onderzoek). In een andere blog wordt beschreven waarom co-creatie in praktijkonderzoek van belang is, nu wil ik meer ingaan op dilemma’s in het co-creëren. Paulien beschreef al eerder onze strubbelingen rondom taal en referentiekader in het co-creëren met betrokkenen voor het ontwikkelen van onderwijs. Deze ervaringen worden absoluut herkend door collega’s bleek die dag.

In de workshop ‘co-creatie en onderzoek in de wijk’ werd het fenomeen fieldlabs geïntroduceerd waarbij grootstedelijke vraagstukken in Amsterdam worden getackeld. De fieldlabs zijn ontwikkeld naar voorbeeld van de zogenaamde living labs. Living labs zijn test- en ontwikkelomgevingen in een realistische context, vaak in een begrensd gebied als een stad of wijk. De fieldlabs zijn gesitueerd in Amsterdam Nieuw-West, Oost en Amsterdam Zuid-Oost. In ieder fieldlab vinden verschillende onderzoeks- en interventieprojecten plaats waarin nauw wordt samengewerkt met praktijkpartners, kennisinstituten, gemeente en burgers; co-creatie dus.

Als theoretische onderlegger worden het concept van sociale innovatie (Voorberg et al, 2015) en de kernwaarden van human centered design (Di Russo, 2012) gevolgd. Human centered design ligt aan de basis van design thinking waarbij de eindgebruiker in het gehele ontwikkelingsproces wordt betrokken. Er wordt dan ook gestart vanuit een maatschappelijke opgave. Majoor en van der Heijden (begeleiders van de workshop) leggen uit waarom het betrekken van burgers een voortdurende uitdaging blijft: ‘Met het eindeloos verzamelen en ophalen van verhalen en zienswijzen raak je de doelgroep op een gegeven moment kwijt, burgers willen concrete en directe oplossingen’. Vandaar dat er uiteindelijk is gekozen voor vertegenwoordiging vanuit de stadsdelen. Op deze manier zijn onderwerpen geselecteerd en is de doelgroep vervolgens hierop bevraagd. Een gemeenschappelijke taal is essentieel zodat alle partijen zich verbonden voelen, er waarde kan worden gecreëerd vanuit verschillen om te komen tot gedeeld eigenaarschap.

Waarom is het toch zo lastig om tot een gemeenschappelijke taal te komen?

In de presentatie van Femke Merkx die ochtend kwam dit onderwerp ook aan bod. Bij co-creatie komen verschillende soorten kennis, waarden en handelingspotentieel bij elkaar. Het doel is om betekenis te geven aan wat er wordt verstaan onder de gezamenlijke maatschappelijke opgave waardoor er een leerproces kan ontstaan om tot vernieuwende oplossingen te komen. Dat taal of communiceren hierbij een heikel punt is, verwoordde Merkx als volgt:

Wanneer gesprekspartners geen gedeelde praktijk van handelen en ervaren hebben, blijft de taal die zij uitwisselen abstract, ook al zullen zij dit zelf niet altijd zo ervaren omdat de woorden op zich niet onbekend zijn. Gesprekspartners geven betekenis aan elkaars woorden vanuit hun eigen referentiekader en vanuit hun eigen ervaringen, maar vaak creëren ze daarbij een andere betekenis dan de gesprekspartner beoogde. Zeker in situaties waar partijen elkaar nog onvoldoende kennen.

Gelukkig biedt Merkx handreikingen hoe er meer bewust aandacht kan worden besteed aan communicatieprocessen in het co-creëren. Ze introduceert de techniek van clean language, deze wordt onder andere toegepast in de methode van maatschappelijke vraagarticulatie (Tosey, Lawley en Meese, 2014). Clean language, of zuiver communiceren, is een gesprekstechniek die ervoor zorgt dat je met een open blik het gesprek met de ander aangaat, zonder dat je eigen wereldbeeld, je aannames en je ervaringen, de woorden van de ander inkleuren. De techniek dwingt je om de betekenis achter de woorden van de ander te onderzoeken.

Een andere methode die werd geïntroduceerd is Soft Systems Methodology -SSM (Checkland, 2000), een denk- en dialoogtool om inzicht te krijgen in verschillende perspectieven/ wereldbeelden, onbewuste aannames en hiaten in kennis. Met name dit laatste aspect, inzicht krijgen in hiaten in kennis, lijkt mij een relevant aspect om handelingsopties te kunnen ontwikkelen: wat kunnen we met kennis doen? Waar dient het voor? En wat is de gebruikswaarde van kennis? Onderdeel van de SSM-methode is het expliciteren van mentale modellen van betrokkenen, dus niet de situatie modelleren zoals deze in werkelijkheid is. Er worden ‘purposeful activity models’ ontwikkeld die een ideaaltypisch wereldbeeld vertegenwoordigen. De modellen zijn bedoeld als hulpmiddel om de discussie te structureren. Doel van de discussie is verschillende wereldbeelden naar boven te halen en te bediscussiëren en een verbeterde situatie te vinden die voor alle betrokkenen acceptabel is.

Boeiend materiaal, en nodigt uit om te testen in de praktijk! Tot slot zal ik niet vergeten dat ‘het ontwikkelen van een gezamenlijke taal en een gezamenlijk begrip tijd en moeite vergt’, aldus Merkx.

--

--