Het boek in intermediale vorm

KASK en Conservatorium
Onrust
Published in
8 min readJan 10, 2018

Tekst: Kasper Andreasen

Onderstaand essay van Kasper Andreasen verschijnt naar aanleiding van de tentoonstelling FLIP — About Image Construction en werd geconcipieerd als pendant van de video Tomorrow (2011), een samenwerking met Hanne Lippard. Zowel tekst als video vullen elkaar aan. De tekst gaat in op enkele bedenkingen die tot een hypothese moeten leiden omtrent het audiovisuele boek. De video is dan weer een uitwerking van de bedenkingen, die in het essay worden aangeraakt. De aansluitende beeldkatern schetst alvast een beeld van enkele filmische werken, die in de tentoonstelling te zien zullen zijn.

Laat ons een ogenblik stilstaan bij volgende handeling: het doorbladeren van een boek. Bijna iedereen zal wel eens op die manier een boek beoordeeld hebben. De buitenkant vertelt ons iets over de inhoud; de titel, de omslag, bladspiegel of de flaptekst: al deze elementen geven ons een indruk van de vorm en de inhoud van het boek.

Ons automatisme om drukwerk vast te nemen en het te doorbladeren is een normale reactie op de hedendaagse overvloed eraan, of het nu gaat om kunstenaarsboeken, kranten, romans, tijdschriften of andere periodieken. Deze praktijk is in zekere zin deel geworden van ons leesgewoontes. De handeling van het bladeren levert als het ware een korte film op in ons hoofd en het flikkeren van de bladzijden wordt zodoende een cinematografische ervaring.

Dat idee werd in 1868 voor het eerst toegepast door John Barnes Linett, toen die zijn kineograph uitvond, wat zoveel betekent als ‘bewegend beeld’, ook wel flick book genoemd. De kineograph verscheen in de vorm van een boekje en maakte gebruik van de lineaire opeenvolging van bladzijden om een beeld te animeren. De lezer hield het oog gefixeerd op het boekje, terwijl het bladeren de illusie van een animatiefilmpje opwekte.1 Bij het bladeren stellen we vandaag een gelijkaardige fixatie van de blik vast, dit in tegenstelling tot de normale (geconcentreerde) manier van lezen, waarbij de blik over de bladzijden beweegt en betekenis uit woorden haalt. De handeling van het bladeren maakt abstractie van het boek door middel van bewegende beelden. Min of meer zoals het bladergeluid abstractie maakt van de quasi-stille handeling van een bladzijde om te slaan.

Een medium dat er in het bijzonder in geslaagd is om verschillende disciplines samen te brengen is het kunstenaarsboek.

In dit kort essay zal ik de these verdedigen dat het doorbladeren van een boek een andere manier is om het ‘te lezen’ of ‘te beoordelen’. Door het doorbladeren van het materiële boek in filmische termen te vatten, wil ik op enkele overwegingen wijzen die bij de opgang van intermedia op het voorplan zijn verschenen. Of nog, hoe kunnen kunstenaarsboeken audiovisuele objecten zijn?

Laat me beginnen met het woord intermedia te definiëren. De term, die vaak werd gebruik door kunstenaar Dick Higgins, zocht de samenwerking en crossover van verschillende kunstdisciplines te beschrijven. Het ging om combinaties gaande van literatuur en schilderen, beeldhouwen en poëzie tot tekenen en performance. Dit crossovergegeven moest een nieuw type kunst inluiden. In de zestiger jaren stelde Higgins binnen een groep als Fluxus en bij uitbreiding de conceptuele kunsten in het algemeen een tendens vast, waarbij kunst zich niet langer tot één artistiek veld beperkte. Lieten traditionele kunstdisciplines zich nog beschrijven aan de hand van mediumeigen kenmerken, intermedia zouden daarentegen meer omvattend te werk gaan, en dat zowel wat het vormelijke aspect betrof als de kunstpraktijk zelf. Anders gezegd, wat als het ene medium het verlengstuk van het andere wordt? En wat gebeurt er als twee media en hun respectieve kunstdisciplines in elkaar opgaan?

Een medium dat er in het bijzonder in geslaagd is om verschillende disciplines samen te brengen is het kunstenaarsboek. Of het nu gaat om schrijven, schilderen, tekenen, design, beeldhouwen, fotografie, muziek of elektronische media, het weet de output van die praktijken zodanig samen te brengen, dat we het niet slechts als een afbeelding van een kunstwerk ervaren, maar als een kunstwerk als zodanig. Het kunstenaarsboek stelt het conceptuele en materiële aspect van boeken in vraag en brengt op onvoorspelbare wijze verbanden aan tussen een bepaalde inhoud (als die er is) en een vorm. Ook conventionele productieprocessen worden daarbij niet ontzien.

Johanna Drucker heeft deze praktijk omschreven als ‘een zone van activiteit, veeleer dan een categorie waar bepaalde werken na aftoetsing van een aantal rigide criteria al dan niet toe behoren.’2 Ze wijst er bovendien op dat in de twintigste eeuw samenwerkingen tussen verschillende kunstenaars en verschillende productietechnieken nog tot andere activiteiten hebben geleid, die naast het kunstenaarsboek zijn komen te staan.

Onder impuls van verschillende disciplines en media is het fysieke boek met zijn van-links-naar-rechts-bladermechanisme aan het veranderen.

Volgens Druckers tekst heeft zich rond het boek in de kunsten geen rechtlijnige definitie uitgekristalliseerd, maar is het daarentegen voortdurend bevraagd vanuit verschillende artistieke invalshoeken, concepten en productieparameters. Onder impuls van verschillende disciplines en media is het fysieke boek met zijn van-links-naar-rechts-bladermechanisme aan het veranderen. Ik geloof dat intermediale boeken een toekomst hebben in de zin dat hun hybride natuur tot nieuwe configuraties kan leiden. Bijvoorbeeld, naslagwerken zoals woordenboeken en encyclopedieën worden vervangen door software met hypertekst. Boeken die niet bedoeld zijn om van flap tot flap gelezen te worden, worden ontsloten via een linkensysteem dat verschillende onderwerpen via een muisklik met elkaar verbindt. Of zoals Umberto Eco het heeft: ‘Een hypertekst kan zelfs de illusie wekken een gesloten tekst toegankelijk te maken: een detectiveverhaal kan zo gestructureerd worden dat de lezers hun eigen oplossing en schuldige kunnen kiezen, de butler, de bisschop, the detective, de verteller, de auteur of de lezer. Op die manier maakt ieder zijn eigen verhaal. Dat is geen nieuw idee. Voor de uitvinding van computers droomden dichters en verhalenvertellers al van open teksten, die de lezer zelf eindeloos kon herschrijven.’3 Nu, soms maakt de aard van de inhoud het niet mogelijk voor de lezer het verhaal te herstructureren. Het verhaal moet dan eindigen zoals de auteur het oorspronkelijk bedoeld heeft. In die zin bepaalt de structuur van een boek hoe en soms zelfs wat we lezen.

Ik geloof dat het statuut van boeken vandaag voornamelijk afhankelijk is van de manier waarop ze gebruikt worden en daardoor precies bepaald wordt door de handeling van het lezen, het verwijzen of simpelweg het bladeren en kijken. In het geval van kunstenaarsboeken is er evenzeer een risico, wanneer ze een bepaalde obscuriteit of zelfs desinteresse opwekken. Doordat ze ingaan op een bepaalde noodzaak en problematiek van het uitgeven, beantwoorden ze niet noodzakelijk aan de eisen van uitgevers of de markt. Op die manier kunnen kunstenaarsboeken conventies in vraag stellen van wat een boek en zijn inhoud nu precies is, hoe we het lezen, de taal waarvan het zich bedient en de plek die het inneemt binnen het veld van artistieke uitgaves.

Laat ons even terugkeren naar het scenario van een boek te doorbladeren, gezien vanuit het standpunt van een cameralens; een intermediale verschuiving. Stel je een vorm voor die focust op het kijkproces, waarbij het omslaan der bladzijden gemedieerd wordt via bewegende beelden en geluid. Om die leeservaring te registreren, zou je de bladzijden van op een hoogte in beeld moeten brengen. Door gebruik te maken van de gestiek van het bladeren kan een bepaald soort kijken worden bekrachtigd. Zowel de gedachten van de lezer als het geluid van lezen worden op die manier verfilmd. Anders gezegd, hoe kan de handeling van het bladeren ons iets vertellen over de manier waarop we een potentieel slecht dan wel goed boek bekijken en beoordelen? Ten eerste is bladeren een vorm van stille kritiek geworden. Het kijkproces zegt iets over hoe de lezer wil begrijpen of wat hij zoal overweegt. Ten tweede zijn lezen en kijken (bladeren) echte ervaringen, die geïnterpreteerd kunnen worden in beeld en geluid.

Door gebruik te maken van de gestiek van het bladeren kan een bepaald soort kijken worden bekrachtigd. Zowel de gedachten van de lezer als het geluid van lezen worden op die manier verfilmd.

In de jaren zeventig schreef Ulises Carrión in zijn belangrijke tekst ‘The New Art of Making Books’ over de mogelijkheden omtrent structuur en ervaring met boeken in de toekomst. Hij schoof de gedachte naar voor dat kunstenaarsboeken (‘nieuwe kunst’) in tegenstelling tot normale literaire boeken (‘oude kunst’) autonome entiteiten vormen en de lezer daardoor een eigen ruimte-tijdervaring aan de hand doen. Niet enkel de lezer, maar ook de maker van die ‘nieuwe’ boeken moet die ruimte-tijdervaring begrijpen en er zelf mee aan de slag gaan. In onderstaand project, een samenwerking tussen mij en Hanne Lippard, hebben we gepoogd via die ruimte-tijdsequentie een soort vertelde boekervaring tot stand te brengen. Het is een audiovisueel werk dat boek, film, performance, schrijven en fotografie in zich verenigt.

Tomorrow: Het audiovisuele boek

Uitgangspunt van dit werk is een beeldend essay. In dat boek staan snapshots die de fijnzinnigheid en elegantie van conventionele fotografie onderuit halen. Het best nog worden ze omschreven in The Adventure of a Photographer als ‘uitzonderlijke momenten die zich desondanks op elk moment en op elke plek voordoen.’ Deze beelden zijn ledig van plaats en gebeuren. Er is niet meteen een specifieke classificatie voor denkbaar. Ze zijn het resultaat van mislukking.

Je zou ook kunnen stellen dat het resultaat er niet in slaagt de brug te slaan met de oorspronkelijk intentie. Het zijn willekeurige, te groot uitgevallen beelden die de normale sequentie van het flip book in vraag stellen en doorbreken. Bladeren is eveneens een arbitraire manier van lezen. Het willekeurig karakter van deze mislukkingen resoneert met de accidentele ritmiek van het bladeren. De symbiose van beeld en geluid benadrukt de manier waarop we vorm en ervaring van boeken begrijpen. Het geluid vertelt ons iets over de definities, opinies en de vooroordelen omtrent vorm en inhoud van boeken.

Door middel van de bladersequentie probeert de video een beweging te creëren die kan worden vergeleken met een reis of een bepaald traject. Het lezen van een pagina in een boek levert een gelijkaardige beweging op. Die kan evenwel verschillen van lezer tot lezer, de interpretatie ervan blijft een individuele aangelegenheid. Een zin kan verschillende betekenissen, oorsprongen of bedoelingen hebben. Via deze vorm van vertellen willen we aanzetten tot een herhaalde maar steeds veranderende beleving: een manier om de foto’s in het boek te herontdekken. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat het beoordelen van boeken deels afhankelijk is van het geheugen, de kennis en de sociale inbedding van elke lezer.

De visuele taal van Tomorrow tast de definitie van het kunstenaarsboek af: de wijze waarop een boek in intermediale vorm zichzelf kan bevragen, de rol van snapshotfotografie versus de structuur van het toeval, en een ‘ruimte-tijdsequentie’ die symptomatisch is voor onze hedendaagse leeservaring.

Noten:

1. ‘Flipbook or Flickbook…’, zie: terminologie en afbeelding bij Kineograph. Online te consulteren: <http://en.wikipedia.org /wiki /Flip_book>.

2. Johanna Drucker, ‘The Artist’s Book as Idea and Form’, Uit: The Century of Artists’ Books. New York: Granary Books, 2004. Ten einde een kader te scheppen voor de term kunstenaarsboek definieert ze ‘een zone van activiteit’, die zaken behelst als onafhankelijk uitgeven, arts and crafts, drukken, schilderen, muziek, conceptuele kunsten, performance, politieke kunst, enzovoort.

3. Umberto Eco noemt dichters zoals Stéphane Mallarmé en Raymond Queneau, die de lineariteit van taal en het vertellen bewust begonnen ondergraven. Uit: Umberto Eco. ‘Vegetal & mineral memory: The future of books.’ Online te consulteren: <http://www.bibalex.org /attachments_en/Publications / Files / Umberto_Eco_.pdf>, November, 2011.

4. Italo Calvino. ‘The Adventure of a Photographer’, Uit: Difficult Loves. Orlando: Harcourt Brace & Company, 1984, pp. 23.

Het essay ‘The book in Intermediary Form’ werd oorspronkelijk uitgegeven in 2011 bij Wintertuin, Nijmegen. Het maakt deel uit van een bundel over de toekomst van het boek.

De video Tomorrow (2011) ontstond in samenwerking met Hanne Lippard en kan worden bekeken via YouTube. Een tweede video in kleur, getiteld Wednesday (2014), werd opgevat als een vervolg. Beide werken zijn een reflectie over het statuut van het fotografieboek in audiovisuele vorm.

Van 03.03.18 tot en met 22.03.18 in de Zwarte Zaal:
FLIP — About Image Construction

--

--