Eenzaam in de polder

Analyse van het verhaal ‘Cactus’ van Pauline Genee

Philomene
Pauline Genee: Cactus

--

Het spreekwoord zegt: ‘geld maakt niet gelukkig’. Jammer genoeg geldt dat ook voor de hoofdpersoon Sonny uit het verhaal ‘Cactus’ van Pauline Genee.

Sonny is een wegenbouwer uit New Jersey. Hij droomde ervan om te reizen, ‘travelling light’. Sinds kort is hem dat letterlijk gelukt, hij heeft een paar miljoen op zijn bankrekening en hij reist te voet door ‘Holland’ met ‘slechts wat papieren en een creditcard op zak’. Maar figuurlijk is zijn tocht zeker niet ‘light’, Sonny heeft namelijk nogal een zwaar gemoed.

Vlucht

In de eerste regels van het verhaal ontdekken we dat Sonny op de vlucht lijkt, hij wil niet opvallen. Bij een bakkerij wordt hem de weg gewezen naar een cactuskwekerij met een gastenverblijf: ‘Het idee van een reservering, het noemen van zijn naam, de simpele vermelding: een Amerikaan, voor een dag… een beschrijving van zijn uiterlijk misschien — .’ Wat de reden van zijn angst is lezen we pas na zo’n 850 woorden, we zijn dan al over de helft van het verhaal.

De eerste helft bestaat vooral uit beschrijvingen van Sonny’s wandeling naar de cactuskwekerij en zijn aankomst daar. Vervolgens volgt er een korte flashback naar de vlucht vanaf La Guardia naar Amsterdam en daarna gaan we nog even verder terug in de tijd naar de reden van zijn vertrek. Het verhaal eindigt als Sonny aangekomen is in de kas.

Door de ogen van een Amerikaan

‘Cactus’ is geschreven vanuit personaal perspectief, we zien alles vanuit de ogen van Sonny. Hij probeert geruststelling te vinden in het Hollandse landschap. Genee gebruikt daarvoor de clichébeelden die Amerikanen van Nederland hebben: een lieflijk dorp, een lage hemel, pittoreske ophaalbruggetjes, dijken, versleten klompen, ijzeren gieters. Het gebruik van het woord ‘bakkersknecht’ aan het begin van het verhaal gaf mij zelfs even het gevoel dat het verhaal zich in ver verleden afspeelde, het lijkt wel het Holland uit een negentiende-eeuws schilderij.

Sonny is er echter niet als toerist. Hij ziet de polder als een ideaal landschap om zich in te verstoppen. Dat wordt letterlijk in het verhaal gezegd, maar de manier waarop het landschap en de ochtend beschreven worden zet dat nog kracht bij. Er is bijvoorbeeld sprake van ‘een verzonken erf, ‘laagste hemel die hij ooit gezien heeft’, ‘schaduw’, ‘ochtendmist’, ‘beslagen ramen’. In het bedekte licht voelt hij zich op zijn gemak. Sonny vermijdt het volle daglicht en loopt alleen ’s nachts. Zelfs terwijl hij weet dat hij niet gezien kan worden houdt hij een tegengesteld ritme aan dat van zijn collega’s in Amerika aan. Maar hoe ver verwijderd en anders dat Holland ook is, hoezeer hij de wereld die hij heeft achtergelaten probeert te ontkennen, hoe meer diezelfde wereld zich aan hem opdringt. De door tl-lampen felverlichte kassen in de polder lijken bijvoorbeeld een spiegel te zijn van ‘het verblindende licht van de allernieuwste bouwlampen’ waaronder zijn collega’s werken. En wat te denken van zijn manier van reizen: te voet? Doen snelwegen hem misschien te veel denken aan zijn werk en zijn vrienden?

Eenzaam

Die vrienden worden steeds op dezelfde manier omschreven, samen, als een groep: ‘Joe, Paulie, Feliciano, en ook die nieuwe, Hector’. Dat is een tegenstelling met Sonny zelf. Behalve de bakkersknecht komt hij tijdens zijn tocht namelijk niemand tegen: er is alleen het ‘eenzame gezang van een vogel’, een woning ‘die uitgestorven lijkt’, er is ‘geen teken van leven’. Ook in de kas is er niemand: ‘alleen het gezoem van de verwarmings- en sproei-elementen, getik van de lichtbakken.’

Zijn isolement is zelfgekozen, hij vermijdt bewust contact met anderen, zelfs al voor zijn vertrek naar Nederland: ‘De huur zegde Sonny op per brief, om het verhaal niet nog een keer aan een levende ziel te hoeven vertellen. Verder zou niemand hem missen.’

Vliegtuig

De scène in het vliegtuig laat nog eens de innerlijke strijd van de hoofdpersoon zien. Hij houdt zich voor dat hij in Holland vrijheid vindt en dat het misschien een nieuw thuis zal zijn: ‘En hij had er nog familie: een of andere tante Toes.’ Maar ondanks de champagne en zijn poging om te doen voorkomen alsof hij het naar zijn zin heeft komt juist datgene wat hij achterlaat weer boven: ‘Pas toen de vliegtuigwielen de grond raakten werd hij wakker met een kerstdeuntje in zijn hoofd: I wonder while I wander, out under the sky — zijn moeder had het vroeger vaak gezongen.’ Zijn echt naaste familie zit natuurlijk niet in Holland, maar in Amerika.

De tekst van dat liedje beschrijft exact wat hij vervolgens in het polderlandschap doet: peinzen, terwijl hij wandelt onder de lage hemel.

‘I wonder while I wander’ is een Amerikaans christelijk folk liedje, over de geboorte van Jezus. Het wordt vaak met Kerst gezongen. Het liedje onderstreept ook nog eens het schuldgevoel van de hoofdpersoon en geeft als een soort gebed de hoop dat het allemaal goed komt. Het eerste couplet van het liedje is namelijk als volgt:

I wonder as I wander out under the sky
How Jesus the Saviour did come for to die
For poor on’ry people like you and like I;
I wonder as I wander out under the sky

Cactus

Sonny komt uiteindelijk in de cactuskwekerij terecht. Dat hij juist daarnaartoe gaat kun je op verschillende manieren uitleggen. Allereerst zou je de kwekerij kunnen opvatten als een verwijzing naar zijn vaderland. Daar komen we er in het verhaal een aantal van tegen, denk bijvoorbeeld aan de bagel die hij koopt bij de bakker. Dat is immers een broodje dat oorspronkelijk uit Amerika komt. Cactussen associeer ik ook niet direct met Nederland. De cactuskwekerij heet ‘Saguaro’. Dat is een reuzencactussoort die vooral voorkomt in het zuidwesten van de Verenigde Staten en Mexico. Daarnaast is Saguaro ook een National Park in de Amerikaanse Sonorawoestijn in de staat Arizona. Een gebied dat qua landschap sterk contrasteert met de Hollandse polder waarin de hoofdpersoon rondwandelt.

Ten tweede weerspiegelt de cactuskwekerij nogmaals de eenzaamheid van de hoofdpersoon. Voor de kwekerij staat een bordje: ‘Kwekerij Saguaro, bij ons waant u zich in de woestijn. Een cactus is een plant voor het leven.’ In plaats van bij ‘zijn werkmaten sinds jaren, vrienden bijna’ moet hij nu gezelschap zoeken bij een stekelige plant en als hij roept of er iemand is, krijgt hij geen antwoord: hij is als een roepende in de woestijn.

Tot slot verwijst de cactus misschien naar de manier waarop Sonny volhardt in zijn keuzes. Het is een plant die allerlei ontberingen doorstaat, een symbool voor uithoudingsvermogen. Sonny zegt op een gegeven moment tegen zichzelf: ‘Nu doorzetten, Sonny, aan alles komt een eind, dus ook aan dit moment — die gedachte was al zo vaak zijn redding geweest: als kind in de stoel bij de tandarts, op school bij Miss Peters, en ook tijdens de eindeloze nachtdiensten met deze jongens […].’

Zijn reis is zeker geen droomreis: hij is doodmoe, heeft het koud en is eenzaam en hongerig. Toch gaat hij door op dezelfde manier, het komt niet in zijn hoofd op om terug te gaan naar huis en het goed te maken met zijn vrienden.

Je zou de reis van Sonny als een queeste kunnen beschouwen, maar het is onduidelijk wat die oplevert. Sonny is op zoek naar ‘een plan, een verhaal, naar hoe het verder moet.’ Maar er komt niet echt een oplossing: ‘zijn hoofd werd met de dag leger.’ Aan het eind van het verhaal is dat plan er nog steeds niet. Sonny staat in de kas en roept, maar zijn woorden slaan neer tegen de grond net als de verneveling.

Clou

De clou van het verhaal — wat er nu precies met Sonny aan de hand is — wil ik niet verraden, daarvoor moet je het verhaal zelf lezen. Maar zelfs als je die weet blijft het verhaal en de hoofdpersoon intrigeren. Genee heeft een mooie toon gevonden om haar verhaal te vertellen, je ziet de hoofdpersoon worstelen, maar tegelijkertijd verleidt haar taalgebruik je regelmatig tot een glimlach. Dat zit vooral in herhaling van bepaalde zinnen, bijvoorbeeld ‘travelling light’ (terwijl er weinig licht is aan de reis van de hoofdpersoon), de omschrijving van de collega’s ‘Joe, Paulie, Feliciano, en ook die nieuwe, Hector’ die werken ‘onder het verblindende licht van de nieuwste bouwlampen’(dat staat er ook twee keer). De zinnen hebben iets ironisch en dat maakt dat je ondanks dat je met de hoofdpersoon meeleeft, toch een zekere afstand van hem voelt.

‘Cactus’ is helder geschreven, het is ogenschijnlijk een heel eenvoudig verhaal. Maar het zit knap in elkaar, je kunt allerlei elementen op verschillende manieren interpreteren en dat maakt het verhaal het herlezen waard. Het open einde draagt daar aan bij, het slot is in feite een begin: Sonny is op een bestemming aangekomen en we laten hem daar weer alleen achter. Hoe het hem daar verder zal vergaan zullen we zelf moeten invullen.

Echt gebeurd

Een versie van het verhaal ‘Cactus’ is eerder gepubliceerd in Tijdschrift ei onder het pseudoniem Pim van Heemskerk. Genee kreeg het idee voor het verhaal naar aanleiding van een nieuwsbericht op internet. Pauline Genee lijkt graag waargebeurde of historische feiten te gebruiken als basis voor haar fictie. Haar debuutroman Duel met paard gaat over Kluger Hans, het paard dat kon rekenen. Ook het verhaal ‘Zaal 305’, dat eerder in Literair e-tijdschrift [werk] nummer 4 verscheen, heeft een historische grondslag. Waarom Genee hier graag voor kiest en hoe de historische werkelijkheid zich verhoudt tot fictie kun je horen in het programma Midwintergasten.

--

--

Philomene
Pauline Genee: Cactus

contentcoördinator bij Reed Business Media, fan van skaband BANG the Skillet, redacteur Literairwerk.nl