Boef en de buren

Wieteke Vrouwe
PLAATSMAKERS
Published in
4 min readOct 14, 2016

Onze gele tent zit ineens stampvol met jongeren uit de buurt. Een tweetal, een ander tweetal, een groepje van 7 en wat anderen waarvan ik nog niet weet bij wie ze precies horen. Er wordt druk gekletst over van alles, maar vooral over voetbal.

Een groepje jongeren bij onze tent, die voor het voetbalveld staat. (Photo: Kennisland, CC BY)

Geen doelen? Geen probleem

Zoals we al langer weten is het Corfuplantsoen ooit bedoeld als écht plantsoen; met bomen, gras, doorloopjes en water. Toen de stadsplanning er echter achter kwam dat er in de Aker niet of nauwelijks ruimte was gereserveerd voor speelmogelijkheden, is het plan voor het plantsoen omgetoverd tot een plan voor een speelplek. En zo geschiedde. De jongeren in onze tent spelen er spelletjes (“Kampioenen en 9 maanden, kent u dat mevrouw?”) en natuurlijk voetbal, ondanks dat er geen doelen zijn op het daarvoor aangewezen veldje (“Dat is niet erg hoor, we trappen gewoon heel hard tegen het hek!”). Als Rebecca in zichzelf vraagt hoe het hek zo verbogen kan zijn, roept een van de voetballende jongens in het voorbijgaan: “Vuurwerk!”. Oh ja, daarmee wordt hier dus ook gespeeld. Van heinde en verre komen er jongeren in de basisschool- en vroege middelbare schoolleeftijd naar het Corfuplantsoen om een balletje te trappen. Dit is namelijk één van de weinige plekken in de omgeving waar dat kan. Ik vraag hoe de jongeren het oplossen als er meerdere groepen tegelijk willen komen voetballen: “Dat is makkelijk hoor, mevrouw, dan maken we gewoon grotere teams.” “Of we spelen om de beurt een potje!” Ok, dat is dus geregeld.

Amsterdammers

Als ik even met jongerenwerker Mohamed Ajuau sta te praten, bekijkt het groepje hem van top tot teen. Na een paar minuten van ongegeneerd staren vraagt een jongen: “Wat ben jij eigenlijk?” Mohamed lacht en vraagt hem wat hij bedoelt. “Nou gewoon, wat je bent!” “Wat denk je?” Het groepje kijkt elkaar aan en zegt wat snelle woorden: “We denken dat je een Marokkaan bent!” “Ik ben gewoon Amsterdammer”, antwoordt Mohamed, “net als jullie.” Het groepje, waarvan ouders of grootouders uit Marokko komen, knikt bevestigend; “Maar ik ben óók een Marokkaan!” zegt er eentje.

Het groepje praat verder over waar ze elkaar van kennen; “Hem ken ik al 8 jaar, ik ben nu namelijk 9 en we zaten samen op de creche.” “Ik ken haar gewoon van school.” “Wij voetballen hier gewoon altijd samen.” Samen buiten spelen is ook hier in de Aker een goede manier om met andere kinderen in contact te komen, het veldje een plek waar verschillende groepen samen kunnen uitmaken wie de beste is. Daarbij hoort ook wat hiërarchie; tegen het einde van de middag stormt het hele groepje de tent uit om een broertje te redden van een jongen die hem een iets te harde trap gaf. De intimidatie is duidelijk te groot en het blonde jongetje loopt huilend weg, met een ander blond vriendje in zijn kielzog. We hebben gedurende de afgelopen maanden nog nauwelijks groepjes gezien waarin oerhollandse kinderen samen een front vormen met leeftijdsgenoten met een andere achtergrond, bedenk ik me ‘s avonds op weg naar huis. Ik ben benieuwd of we die nog gaan tegenkomen. En zo niet, wat zegt dat dan over groepsvorming in de wijk? Betekent het iets voor de scholen waar deze jongeren dagelijks naar toe gaan? En zegt dit iets over de toekomst?

Verboden voor honden

Het groepje in onze tent blijft vrolijk doorbabbelen, en drinkt wél rode Fernandes (op aanraden van de jongerenwerker in ons team gekocht), maar eet géén rode M&M’s, want daar zit luizenbloed in. Ik hoop maar dat de ouders ons vergeven voor de stuiterballen die ze straks terugkrijgen. Terwijl we praten over vlogger Boef (“Hij heeft een Algerijnse achtergrond maar woont nu in Tilburg.” “Nietes, hij woont in Alkmaar!”) en zijn spraakmakende filmpjes (“Ik vond hem in het begin wel cool, maar nu is hij echt een loser. Heb je dat filmpje gezien waarin hij die politie-agente met kort haar zegt dat hij niet weet of ze een man of een vrouw is? Hij noemt haar gewoon het! Een politie! Dat is toch niet normaal?”) komt er een buurvrouw van het plantsoen langslopen met haar hondje. De jongeren zijn duidelijk een stuk scherper dan wij, want voor ik het door heb staan ze buiten de tent en vertellen ze de buurvrouw met enige triomfantelijkheid dat het hier verboden is voor honden. Na een woordenwisseling van nog geen 10 seconden is de buurvrouw er blijkbaar klaar mee, want een meisje dat zojuist nog een betoog over Boef hield is ineens een “Idioot!”. En als een van de jongens roept “Het staat op dat bordje hoor, verboden voor honden. Dat mag ik toch zeggen?” moet hij niet zo schreeuwen. “Honden kunnen toch niet lezen!” bijt de vrouw hem toe, en ze vervolgt haar rondje, in zichzelf mopperend op de jeugd. Als we weer binnen zitten horen we dat dit niet de eerste aanvaring met de buurvrouw is, die blijkbaar geen groot fan is van spelende kinderen; “Ze belt de politie als wij buiten voetballen omdat ze de TV niet kan horen!” wordt er verontwaardigd gezegd. Het contact tussen buren en spelende jongeren lijkt na meer verhalen niet altijd even gesmeerd te lopen, en ik hoop dat de buurvrouw morgen nog eens langs loopt met haar hondje. Ze heeft vast ook veel te vertellen.
Voor de tent wordt nu in ieder geval snel een fiets opgepakt (“Oho, die zijn hier ook verboden!”), een cape omgeslagen, een zwaard door de broekriem geduwd en een bal onder de arm genomen. Het is 6 uur — op naar het eten.

--

--