“Diversiteit kun je opzoeken, maar soms is daar gewoon geen tijd voor”

Wieteke Vrouwe
PLAATSMAKERS
Published in
5 min readAug 30, 2016

16–08–2016, opgetekend gesprek door Wieteke

Vandaag ben ik op bezoek bij Gea. Rik en ik zijn haar eerder op straat tegen gekomen en naar aanleiding daarvan wil ze best iets vertellen over haar perspectief op het leven in de Aker. Als we op de bank gaan zitten zie ik boeken verspreid op tafel liggen en abstracte schilderijen aan de muur. Vanuit de woonkamer kijk je de tuin in, en zelfs nog iets verder. Een verademing in vergelijking met de drukte van de binnenstad.

Weg uit Geuzenveld

Gea, haar man en kinderen wonen nu 10 jaar in de Aker. Hiervoor woonden ze in Geuzenveld-West, waar de buurt volgens Gea achteruit ging. In 2006, op het hoogtepunt van de financiële bloei, daalden de huizenprijzen in de buurt: “Niet dat het verloederde, maar er waren bijvoorbeeld wel afrekeningen.” Door het imago van de buurt, een poging tot inbraak (“Daar voelde ik me niet per se onveiliger door.”), maar ook de simpele reden dat één van de kinderen naar de middelbare school ging, koos het gezin ervoor om naar de Aker, toen net afgebouwd, te verhuizen. Bij het afscheid nemen van de buren en het vertellen over hun nieuwe woning in de Aker merkte één buurvrouw op dat een vriendin van hen ook in de Aker woonde: “Zij vertelt me vaak over de jeugdoverlast!” Heel even was Gea bang dat ze misschien iets over het hoofd had gezien, maar achteraf denkt ze daar luchtig over: “De verhalen van buurtbewoners over jongeren heb ik zelf nooit in die mate gezien. Er werd ook gezegd dat hier veel sociaal zwakkere gezinnen ‘geplaatst’ werden, maar ook daar heb ik niet echt iets van gemerkt.

Jongeren in de buurt

Er valt natuurlijk wel het een en ander aan te merken op de buurt: “Feitelijke overlast gaat over het zwerfvuil, boodschappenkarretjes die mensen achterlaten, hardrijders. Het is allemaal niet zo erg, maar het zegt wel iets over de sociale controle. Niet iedereen komt elkaar op het schoolplein tegen om even te praten. Dat merk je in de buurt. Op mijn voorstel of we samen de wijk zouden schoonmaken reageerden ook actieve buurtbewoners heel afhoudend. Toch wordt daar wel over geklaagd. Dan is een oplossing toch ook om het samen aan te pakken?” Volgens Gea is het stukje tussen de Valutaboulevard en de nieuwe uitgang een populaire plek voor jongeren op dit moment: “Er hangt geen criminele jeugd, hoor, maar als ik vraag of ik er langs mag word ik wel voor vuile hoer uitgemaakt. De wijk is duidelijk slecht ontworpen. Er is weinig openbare ruimte, de huizen zijn groot maar staan dicht bij elkaar, ik begrijp wel dat jongeren een andere plek zoeken om elkaar te ontmoeten. Dit ontwerp is een beetje het dieptepunt van een vinexwijk. Mensen spreken elkaar over het algemeen ook niet op dingen aan. Dat gebeurt vrijwel nergens, en hier dus ook niet.” Zelf zegt Gea wél over alles wat, en dat dat soms een scheldkanonnade tot gevolg heeft maakt haar niet zoveel uit.
Iets dat Gea van andere buurtbewoners hoorde is dat er soms ‘gedeald’ wordt bij het bruggetje aan de Zuiderakerweg. Er staan dan auto’s met draaiende motoren en de raampjes open: “Ik let daar zelf niet zo erg op, maar het is natuurlijk naar en onveilig. Gelukkig zijn er een paar bewoners die wel heel actief zijn en dan de gemeente bellen. Soms gaat zoiets gewoon een beetje langs me heen, ik heb er zelf nog geen zakje wiet gekocht!” zegt ze lachend.

Een deel van het Plaatsmakers-team op het bruggetje aan de Zuiderakerweg op een warme zomerdag (Photo: Kennisland CC BY)

Focus niet alleen op ‘verminderen van het negatieve’

Gea vertelt dat er in de wijk veel gepatrouilleerd wordt door politie en straatcoaches, “Maar dan denk ik niet per definitie: ik voel me veilig. Wij hebben bijvoorbeeld wel een alarmsysteem vanwege de woninginbraken van de afgelopen tijd, maar verder maak ik me niet zoveel zorgen. Ik ging voorheen ook weleens naar een inspraakavond in de Serre, maar het ging altijd maar over veiligheid. Dat lijkt het enige te zijn waar de gemeente zich op richt.” Volgens Gea is het opvallend dat straatcoaches nooit in gesprek lijken te zijn met de jongeren in de buurt. Voor de politie geldt hetzelfde. Ze vindt dat het belangrijk is om te laten zien wat je aan het doen bent als instantie zijnde. Dat gaat wat haar betreft niet alleen om het ‘verminderen van het negatieve’, of het straffen van dat wat fout gaat, maar ook om het focussen op het positieve; dat wat de wijk mooier, beter of leuker kan maken.

‘De buurt’ vs. ‘de straat’

We krijgen het over de bewoners van de wijk. Volgens Gea is er duidelijk sociale segregatie te zien, haar kinderen gingen naar een gymnasium in Zuid, spelen hockey en deden aan muziekles. Als ze uitgaan fietsen ze naar de stad en daar woont ook het merendeel van hun vrienden. De jongeren die behoefte hebben aan een plek in de wijk “hebben waarschijnlijk minder mogelijkheden voor een hobby of om elkaar te ontmoeten in een café. Je kunt diversiteit wel opzoeken, maar in deze straat met koophuizen werkt iedereen 36 uur per week, we komen ‘s avonds thuis en doen ons ding. Of vrijwilligerswerk. Dat doen mensen hier echt wel hoor. Soms is er gewoonweg geen tijd voor activiteiten in en met de buurt. Of is het niet belangrijk genoeg.”
Als ik Gea vraag naar een moment waarop die tweedeling dan tot uiting komt kan ze zich 1 incident nog duidelijk voor de geest halen: “Dit vond ik zo exemplarisch voor de buurt: ik deed mee aan de organisatie van de straatbarbecue en er kwamen twee jongetjes bij ons staan die aan het klieren waren. Ze pakten stokbrood, deden vervelend. Ze waren nieuwsgierig, maar voelden zich niet uitgenodigd want ‘het was een straatbarbecue’ en zij kwamen uit het midden van de wijk. Toen dacht ik: hoe groot kan een groep waarin onderling sociale cohesie bestaat? Als we als straat een buurtbarbecue zouden organiseren, vraag ik me af hoeveel mensen -zowel uit de straat als uit de buurt- zich dan aangesproken zouden voelen om te komen.”

Een wijk voor iedereen

Als ons gesprek ten einde loopt blijkt dat Gea het misschien toch wat te negatief van aard vond, want ze springt over op een positiever onderwerp: “Ik vind het wel heel leuk om te zien dat er nieuwe initiatieven ontstaan in de buurt. The Bus op het Ecuplein en de Akermolen zijn heel leuk. Diversiteit is belangrijk, als hoogopgeleiden uit de buurt wegtrekken gaat de wijk achteruit. Het is goed als er ook een boekenwinkel blijft bestaan, of een slager die niet alleen halalvlees verkoopt. Het moet ook interessant blijven om hier te wonen voor de middenklasse.” We krijgen het over het Ecuplein, en ik vertel dat er eerder een poging is gedaan om het plein opnieuw vorm te geven in samenwerking met jongeren. Gea: “Mensen zitten denk ik niet te wachten op het inrichten van het Ecuplein met een skatebaan en graffiti. Mijn hypothese is dat jongeren vooral een vrijetijdsbesteding nodig hebben, en later een stage en een baan.” Ik vraag me af of dat voor alle jongeren geld; een vrijetijdsbesteding in de vorm van muziek of sport, of dat er voor jongeren ook een plek moet zijn die hen — enigszins uit het zicht van ouders — de ruimte geeft om samen te komen en te ravotten. En wat betekent ‘ravotten’ dan precies? Hoe kun je de ruimte samen zo vormgeven dat er geravot kan worden zonder dat anderen daar last van hebben? Daar denk ik de komende tijd nog even over na.

--

--