Het Corfuplantsoen als achtertuin

Simone van de Wetering
PLAATSMAKERS
Published in
4 min readSep 3, 2017

“Ook wij hebben afdrukken van voeten of ballen op onze auto gehad. Maar dat deert me niet zo. Ik sta er vrij relaxed in als mijn spullen worden beschadigd. Wel hebben we eieren tegen het huis gehad, en ook tegen de auto. Dat vreet de lak aan helaas.” Marja’s huis grenst aan het Corfuplantsoen, dat middenin een woonwijk in de Aker ligt. Wat volgens de bouwplannen van de nieuwe wijk begin jaren ’00 een rustig plantsoen zou worden, is nu een speelplein waar naast kleine kinderen ook vaak jongeren op af komen die voor overlast zorgen voor de omwonenden van het plantsoen. Marja ontwikkelde in de loop der jaren zo haar manieren om daar mee om te gaan en de overlast op afstand te houden. Maar als er nieuwe ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld wanneer de gemeente ineens besluit een pannaveldje aan te leggen, dan komt Marja in actie.

Een plek om te ‘chillen’

Zo’n 15 jaar terug kopen Marja en haar man een kavel in Nieuw-West. Een nieuwe wijk wordt vanaf de grond gebouwd. Maar wat met mooie verwachtingen begint, eindigt in een tegenvallende realiteit. Vanuit haar prachtige, ruime huis in Nieuw-West, ervaart Marja overlast van het Corfuplantsoen: geen rustig stuk groen tussen de huizen, maar een speeltuin met voetbalveldje en hangjongeren. Marja: “Mijn man slaapt door de herrie heen, maar ik gebruik van oordoppen. En mijn dochter slaapt met de telefoon naast haar bed zodat ze de politie kan bellen als ze ‘s nachts van het lawaai niet kan slapen.”

Marja vertelt het luchtig, maar haar verhaal klinkt heftig. Omdat het Corfuplantsoen direct aan haar tuin grenst, dringt wat zich daar afspeelt door tot in haar huis en familie. Zelf vindt Marja het lastig de jongeren aan te spreken op de overlast die zij voor haar veroorzaken. “Ik weet niet hoe het gesprek met jongeren aan te gaan. Je hebt mensen nodig die daar talent voor hebben. Ik vind de jongeren soms te intimiderend.” Maar professionals inschakelen heeft ook averechts gewerkt. “Wanneer we straatcoaches of politie ‘op hen afstuurden’ namen de jongeren dat ons ook kwalijk.” Dat zorgde juist voor een slechte dynamiek tussen jongeren en bewoners. Volgens Marja moeten straatcoaches er gewoon zijn, niet pas wanneer zij als bewoners voor overlast bellen. “En ook na 10 uur ‘s avonds”. Dan hangen de jongeren op het plantsoen.

Marja: “Je ervaart het als vervelende kinderen, maar het zijn ook kinderen die aan hun lot worden overgelaten. Jongeren hebben ook een plek nodig om te ‘chillen’, ik snap dat ze ergens heen moeten. Maar dit is niet de juiste plek.” Marja ziet de huidige situatie rondom het plantsoen als het resultaat van een slecht uitgevoerd plan. In plaats van het beloofde stukje groen tussen de huizen, is het plantsoen een plek geworden waar mensen naartoe komen, blijven hangen, spelen, en voetballen. Vandalisme, agressiviteit en andere vormen van anti-sociaal gedrag vinden plaats op het plantsoen en zorgen voor overlast. Maar ‘overlast’ rondom het Corfuplantsoen is meer dan dat. Marja: “Ook als ze gewoon zitten te kletsen en ze doen niets verkeerd, hebben wij daar last van.” Vanwege de locatie van het plantsoen, tussen de huizen, wordt zelfs sociaal gedrag dus als overlast ervaren door Marja als omwonende.

Oordoppen en buurtbijeenkomsten

Marja heeft in de loop van de jaren geleerd hoe het voor haar het makkelijkst is om met de overlast om te gaan. Oordoppen in en niet te moeilijk doen over een krasje op de auto. “Ik sluit me af voor overlast. Ik praat er zo min mogelijk over. Dat is mijn manier om er zelf geen last van te hebben. Het negeren maakt het makkelijker.” Wel heeft ze de hulp van de gemeente in al die jaren erg gemist. “Ik heb zelf een schutting gebouwd, en met een decibelmeter de herrie gemeten”. Hulp bij het afschermen van haar tuin of het nadenken over isolatiemogelijkheden van het huis bleef uit. Marja had gehoopt meer steun te krijgen van de gemeente om de overlast te beperken, om samen naar oplossingen te zoeken. Dat zou Marja in de toekomst graag meer zien.

Wanneer de mogelijkheid zich voordoet om in gesprek te gaan, is Marja er dan ook bij. Bijvoorbeeld wanneer er wordt besloten een pannaveldje te maken van het huidige voetbalveld op het plantsoen. “De ergste maanden zijn mei en juni, en net na de zomervakantie. De maanden waarin je lekker in je tuin wil zitten, zijn zij ook buiten op het plantsoen. Zo’n veldje zorgt alleen maar voor meer overlast voor de bewoners als jongeren ‘s avonds gaan voetballen.” Hoewel ze in haar dagelijks leven zoveel mogelijk afstand neemt van de overlast, probeert Marja waar ze kan ervoor te zorgen dat de overlast verdwijnt: door in gesprek te gaan met de gebiedsbeheerder, en bij buurtbijeenkomsten aan te schuiven. Het plantsoen kan volgens haar prima een speelplek voor de basisschoolkinderen blijven, maar voor de jongeren moet een betere plek worden gevonden. Zodat zij een goede plek hebben om te ‘chillen’, en de omwonenden een rustig plantsoen hebben zoals 15 jaar geleden door de gemeente beloofd.

--

--

Simone van de Wetering
PLAATSMAKERS

Researcher and advisor social innovation at Kennisland