Team-update: ‘Van sociale cohesie naar sociaal contact’

Geschreven door Simone van Dijk en Simone van de Wetering

Simone van de Wetering
PLAATSMAKERS
5 min readDec 24, 2016

--

In juli 2016 trok team Plaatsmakers de Aker in, op zoek naar verhalen van bewoners en gebruikers van het Corfuplantsoen over prettig samenleven. Al snel bleek uit de ontmoetingen die we hadden en de verhalen die we hoorden dat er veel verschillende groepen mensen in de Aker wonen. Jonge gezinnen, die de Aker als rustige wijk ervaren met veel speelgelegenheid voor de kinderen. Of jongeren, die zich vervelen in de wijk, en op zoek zijn naar een plek om te chillen. Of volwassenen, die last hebben van de inbraken en van jongerenoverlast. Verschillende groepen met verschillende sociaal-economische en culturele achtergronden. Verschillende groepen met verschillende verwachtingen van, en ervaringen met de wijk. Het Social Lab dat we in juli startte draait om de vraag: hoe leven mensen prettig samen? De diversiteit onder de bewoners van de Aker bracht bij ons de vraag naar voren: speelt diversiteit een rol in dat prettig samenleven en het contact onderling, en zo ja, welke rol?

De Aker in statistieken

Diversiteit heeft te maken met allerlei soorten verschillen tussen bewoners: mensen kunnen verschillen op basis van hun etnische achtergrond, leeftijd, sociaal-economische factoren, woning, etc. Hoe divers is de Aker, volgens de statistieken?

Uit de gebiedsanalyse van 2016 blijkt dat er in de Aker relatief veel bewoners van niet-westerse herkomst wonen (41% in De Aker versus 35% in Amsterdam). De groep bewoners van specifiek Turkse en Marokkaanse afkomst neemt toe. In tegenstelling tot de rest van Nieuw-West, komen er weinig nieuwe stedelingen (‘personen van autochtone of westerse herkomst in de leeftijd 18–55 jaar, die na hun 18e geregistreerd zijn in Amsterdam’) naar de Aker. Onderzoek uit het boek Nieuw-West: parkstad of stadswijk liet zien dat het sentiment en de verwachtingen voor de toekomst bij oorspronkelijke stedelingen (de Amsterdammers die de huizen in de wijk als eerst betrokken) negatief lijken door de nieuwe toename van Turkse en Marokkaanse families.

Er wonen gemiddeld veel gezinnen met kinderen in de Aker (47% in de Aker versus 25% in Amsterdam), hoewel er wel wat vergrijzing wordt verwacht: de kinderen die in de Aker zijn opgegroeid worden ouder en veel verlaten hun ouderlijk huis. De buurt scoort bovengemiddeld op sociaaleconomische indicatoren; de gemiddelde werkloosheid en het bijstands gebruik is laag en het aandeel laagopgeleiden ligt rond het stedelijk gemiddelde.

Toch zijn er ook verschillen te zien binnen de wijk: het Noordwestelijke deel van de Aker, de Vrijheidsstrijders- en Verzetsheldenbuurt, is gemiddeld iets meer vergrijsd, en er wonen meer bewoners van niet-Westerse afkomst. Over het algemeen staat dit deel van de buurt er ook sociaal-economisch minder goed voor dan de rest van de Aker.

Meer dan de helft van de woningen in het gebied is koopwoning, een veel hoger gemiddelde dan in de rest van Nederland. Het aandeel sociale huurwoningen in Nieuw-West is afgenomen, maar daardoor is de concentratie van armere gezinnen wel toegenomen in de resterende sociale huurwoningen. Nieuw-West: parkstad of stadswijk herkent dus dat de segregatie kleiner maar sterker wordt, en de sociale verschillen tussen groepen bewoners in koop- en sociale huurwoningen groter worden.

Een interessante statistiek over De Aker laat zien dat er sprake is van een geringe doorstroom van bewoners. In andere woorden, bewoners verhuizen weinig. Dit zou kunnen duiden op sterke sociale netwerken tussen bewoners, maar toch is dit niet zo: het stadsdeel herkent een lage betrokkenheid van bewoners bij de buurt. Is de behoefte aan netwerken tussen bewoners er dan wel?

De praktijk van de wijk: verhalen uit de Aker

De statistieken laten zien dat de wijk redelijk divers is, met bijvoorbeeld veel buurtbewoners van verschillende etnische achtergronden. Toch zeggen deze statistieken weinig over de mate waarin deze diversiteit het sociale contact in de wijk beïnvloedt. Om daar meer over te weten te komen en met een nieuwe blik de opgehaalde verhalen te bekijken, zijn wij de sociologische literatuur ingedoken. We komen terecht bij de stadssociologen van de ‘Chicago School’ en de traditionele theorie dat een hoge diversiteit samenhangt met lage sociale cohesie en weinig saamhorigheidsgevoel. Weinig diversiteit, oftewel een homogene groep inwoners die bijvoorbeeld hun economische of culturele achtergrond gemeen hebben, zou dus samenhangen met een groot gevoel van saamhorigheid: sociaal economische homogeniteit zou verbindend werken. In het boek ‘Samen voor ons Eigen’ over de Haagse schilderswijk, wordt een gedeeld gevoel van armoede bijvoorbeeld genoemd als een belangrijke verbindende factor in arbeidersbuurten.

Een gevoel van saamhorigheid komt ook voor in de verhalen uit de Aker. Zo stelt Yori: “Ik ken alle jongens uit de buurt. En iedereen kent mij, de oudere jongens kennen mij van toen ik nog heel klein was.” Tegelijkertijd horen we verhalen over meer afstandelijk contact. Bijvoorbeeld in het gesprek met Martin. Hij vertelt: “Het contact met mijn buren vindt plaats op randstedelijk niveau. We zeggen elkaar wel af en toe gedag maar ik kom niet bij mijn buren over de vloer.” Bovendien komt in de verhalen naar voren dat verschillende buurtbewoners juist afstand ervaren tussen de verschillende groepen in de wijk. Zoals in Julia’s verhaal: “Je ziet dat verschillende groepen verschillende richtingen ingaan. Maar er is juist versmelting nodig. Alle kinderen moeten juist samen opgroeien”.

De verhalen uit de Aker geven ons geen eenduidig beeld: we horen diverse verhalen die elkaar soms tegenspreken en elkaar soms aanvullen. De verhalen laten duidelijk zien dat buurtbewoners verschillende verwachtingen van de wijk hebben en de wijk op verschillende manieren ervaren. Daarnaast laten de verhalen zien dat over de manier waarop er met diversiteit om zou moeten worden gegaan, ook heel verschillend wordt gedacht. Zo zegt John: “Het zou het wat makkelijker maken als er meer cohesie zou zijn in de buurt want wat veel voorkomt is dat de bewoners elkaar niet of onvoldoende kennen.” Gea, een andere buurtbewoonster, geeft aan juist veel minder behoefte te hebben aan contact tussen verschillende groepen: “Je kunt diversiteit wel opzoeken, maar in deze straat met koophuizen werkt iedereen 36 uur per week, we komen ‘s avonds thuis en doen ons ding. Of vrijwilligerswerk. Dat doen mensen hier echt wel hoor. Soms is er gewoonweg geen tijd voor activiteiten in en met de buurt. Of is het niet belangrijk genoeg.” Ook buurtbewoonster Ineke legt uit: “de meeste mensen in de wijk zijn redelijk op zichzelf. Ze werken overdag, en komen thuis en hebben dan niet perse behoefte om nog de wijk in te gaan.”

De theorie van de Chicago School is niet onomstreden. Steeds vaker beargumenteren onderzoekers dat diversiteit niet per se verband houdt met een lage sociale cohesie, en dat ook in buurten waar veel verschillende groepen wonen, waardevol sociaal contact bestaat. Bovendien is een hele hechte sociale groep geen voorwaarde voor waardevol sociaal contact. Relevante vragen voor ons worden daarmee: is een gevoel van saamhorigheid nodig en is daar wel behoefte aan in de Aker? Of is er met name behoefte aan ‘sociaal contact’, en op welke manieren is dat voor de bewoners dan waardevol? Als conclusie uit dit kleine onderzoekje zien wij daarom dat wanneer we op zoek gaan naar manieren om prettiger samen te wonen in de Aker, we op zoek moeten gaan naar een balans tussen het streven naar een hechte buurt met een hoge sociale cohesie en veel onderling contact, en sociaal contact op het niveau waarbij verschillende groepen elkaar kennen en elkaar weten te vinden.

--

--

Simone van de Wetering
PLAATSMAKERS

Researcher and advisor social innovation at Kennisland