De burn-out

Pauline Libeert
RuimteAap
Published in
6 min readApr 1, 2024

Ze zeggen dat je moet schrijven over wat je weet, en ik schrijf graag en ik weet het meest over mezelf, dus bon.

Mijn collega Esther zat naast me onderweg naar Gent, vrijdagavond, eind mei, om 20u, toen het voor het eerst gebeurde. Ik voelde me rotslecht. Precies een zak patatten, met schele hoofdpijn, klaar om over te geven, maar dan achter het stuur. Ik waarschuwde Esther dat ik haar niet thuis ging kunnen brengen, want ik moest in één rechte lijn naar huis. Thuis had ik nog de energie om me in de zetel te smijten en dat was het. Ik kon enkel mijn ogen sluiten en hopen dat het gevoel zou verdwijnen. Geen honger, geen energie, alles was op.

Het was net mijn laatste werkdag geweest voor een weekje vakantie. En ik keek er enorm naar uit, maar had net daarom ook extra veel werk verzet. De vakantie zat zoals gewoonlijk ook goed vol: op zaterdag mocht ik naar een trouw in de buurt. Ik stond op met hoofdpijn, maar nam me voor veel water te drinken en pijnstillers bij de hand te hebben. Het hielp me doorheen de dag, maar tegen dat we op de trouw waren, wou ik maar één iets: mijn bed. Ik forceerde me, perste mijn laatste beetje energie eruit en toen moest ik het echt afbollen. Een slappe vod.

Een paar dagen later stond ik in Barcelona, klaar voor een van mijn lievelingsfestivals. Ik was op zoek naar pure ontspanning en wist dat Primavera Sound daar enorm bij zou helpen. Maar mijn energiepeil was ondermaats en dus begon ik na te denken. Over mezelf, over mijn positie tussen de vrienden, over of ik wel blij genoeg was.

Achteraf zei mijn dokter dat ik sindsdien op mijn reserves was gaan teren. De beste vergelijking is die met een oplaadbare batterij. De mijne was ongeveer leeg en een nachtje in het stopcontact hielp niet meer.

Ik laad mezelf op door dingen te doen. Staycations heb ik achter me gelaten sinds corona (wegens overdaad) en sinds mijn vertrek bij VRT. De “zee aan verlof” die ik daar had, is nu een normaal aantal dagen geworden, maar de werkdruk is wel verhoogd. Dus ik kom niet meer toe met vakanties vol festivals of een citytrip. Ik rushte van het ene naar het andere, en dat heeft me ingehaald.

Toen ik op mijn huidige job startte, nam ik me voor zoveel mogelijk bij te leren en mezelf te verbeteren. Ik wou groeien. En dat doe ik ook. Maar het tempo en de manier waarop, kan ik gewoon niet meer bijhouden.

Ik ben enorm goed omringd. Wie heel dicht bij me staat, zag al van ver aankomen dat het verkeerd liep. Ik denk dat drie vrienden me op een maand tijd hebben gezegd dat ze zich zorgen maakten. Op de laatste dag van het jaar stond ik huilend op en ik kon niet stoppen tot ik mezelf verplichtte me klaar te maken om oudjaar te gaan vieren. Ik had het intussen compleet gehad met mezelf en mijn lichaam. Ik was al drie keer ziek geworden op amper twee maanden, werd kwaad op alles en iedereen en voelde me niet meer vrolijk.

Je moet weten, ik denk graag over mezelf dat ik een “vrolijke meid” ben. Mijn glas is halfvol. Ik vertrouw je in eerste instantie, je moet het me bewijzen als ik dat beter niet doe. Zo werkt mijn hoofd. Ik wil graag zeggen dat het mijn basisinstellingen zijn. Dus als je dan merkt dat dat beeld compleet achterhaald is, wie ben je dan nog?

Een maand thuis werd twee maanden, drie maanden. En om de twee weken ging ik naar mijn huisarts en verschoot ik opnieuw dat ze de periode zou verlengen. Ik wandelde vaak intriest naar buiten met het verdict. Eerst naar mijn vertrouwenspersonen sturen. En dan me klaarmaken om het ook aan mijn baas te melden. Dat vond ik het ergst van al. Wat zouden ze op de vloer wel niet over me denken? “Die zwakke Pauline. Amper 32 jaar en al afgeschreven. We hebben ons vergist in haar. Ze kan deze job niet aan.” Het waren mijn vrienden en familie die dan tegen me ingingen. Ik heb zelf nog nooit zo gedacht over iemand die uitvalt, maar voor mezelf was ik — wat een verrassing- extra hard.

Tegelijkertijd werd me opgedragen dat ik “moest” rusten. Ontspannen. Even helemaal niets doen. Maar ik wist niet hoe! Ik ging om fancy stiften bij de Action en begon wat te kliederen. Ik ging elke dag 10 000 stappen zetten, wandelde van Flora naar Gent centrum en terug. Ik verplichtte mezelf om elke dag te sporten. Geen regen? Dan moest ik lopen. Regen? Dan moest ik oefeningen doen. Sporten voor het ontbijt, zodat het ontbijt de beloning is. En tijdens het ontbijt papieren in orde brengen voor de verzekeringen of mails bekijken. Nuttig combineren met aangenaam, maar vooral eerst doen wat moet. Geen series bingen, wel lezen. Mijn lesboeken van Journalistiek terug bovenhalen, want daarin staat het conflict in Gaza goed uitgelegd en ik wou niet dommer worden. Strava en Goodreads goed checken om te zien hoeveel vooruitgang ik boekte. En zien of het genoeg was.

Ik heb in de 32 jaar dat ik leef, nog nooit zoveel geflost.

Ik moest àlles en mocht nog weinig van mezelf. Dus kreeg ik onder mijn voeten van de dokter en mijn vrienden. “Probeer eens wat milder te zijn.”

Kliederen.

Milder zijn lukte langzaam. Eén van mijn beste vrienden zit ook thuis en heeft het hele “we zitten thuis dus we maken er het beste van” onder de knie. Hij leerde me, zonder dat hij dat zelf weet, rustig te doen. De dag gewoon te nemen. Eens naar buiten gaan, eens iets lezen, eens iets te eten maken. Koffietje drinken en praten over alles behalve het werk. In mijn hoofd hebben we een klein, tijdelijk, niche clubje: de Ziekenkas.

Een ander probleem dook op: door weinig om handen te hebben (niet hetzelfde als vervelen, want ik verveel me nooit), maakte ik kleine dingen heel groot. Neem nu het geval van de auto om op skireis te gaan: Daar heb ik me zes weken mee beziggehouden. Moet je daar elke dag mee bezig zijn? Zeker niet. Maar ik slaagde er toch in me er zo in op te jagen, dat ik er ‘s nachts van wakker lag. En overdag bijna begon te huilen als er iets aan mijn autoplan veranderde. Hulp vragen is nooit mijn sterkte geweest. Dat, in combinatie met blijkbaar een hoge nood aan controle, is kut. Uiteindelijk was het mama die me helemaal tot bedaren kon brengen. Ik realiseerde me dat ik op dit punt in mijn leven mijn mama dus nog zo hard nodig heb. En heb het dan ook maar geaccepteerd.

Veel werk aan de winkel.

Mijn grenzen leren aangeven. Mijn grenzen leren zien. Niet alles zo goed mogelijk willen. Leren leven met “goed genoeg”. Leren ontspannen. Leren zeggen tegen vrienden dat ik niet kan afspreken omdat ik me niet goed voel. En me daar alsjeblieft nooit meer schuldig over voelen. Merci.

Op een bepaalde manier heb ik hard gewerkt, de afgelopen maanden. Met een loopbaancoach, met mijn gouden huisarts, met luisteren naar de mensen die het dichtst bij me staan. Ik ben een paar keer enorm geschrokken van mezelf en probeer daar nu vrede mee te nemen.

Dus.

Morgen start ik terug, halftijds, rustig. Ik klim eruit, bouw kalm aan mezelf. Ik weet dat ik er nog niet ben, maar wens mezelf een zorgelozere tijd toe. Dat ik weer gewoon Pauline kan worden die graag werkt, maar zich er niet in verliest. Die mopjes maakt om haar vrienden en familie te doen lachen. Die zichzelf weer écht graag ziet.

Dus, terwijl ik eruit probeer te klimmen, wil ik een paar mensen nu al speciaal bedanken.

Mijn zus, broer, mama en papa, die meer dan ooit inchecken hoe het met me gaat. Die me zoveel helpen dat ik soms denk dat ik nog een kleuter ben. En dat geeft me een warm gevoel.

Mijn beste vrienden. De strenge die me maanden voordien tot orde riepen en de voorbije drie me met toeziend oog controleerden, omdat het écht nodig was. De lieve die 24u/24 mijn klankbord zijn, gewoon luisteren en mee nadenken. De chille, grappige, die zonder enig oordeel normaal blijven doen. Je weet wie je bent, een combo van alles of iets heel specifiek. Ik zie je doodgraag.

Alle anderen, die begrijpen dat ik even gewoon niet meer kon afspreken, omdat ik me niet meer wou verplaatsen, een bijna lege agenda wou en binnen mijn veilige cocon ben gebleven. Ik ben nooit een grote initiatiefnemer geweest en ga dat nu ook niet worden. Maar ik zie je graag en ben er nog.

Ik ben geen gebroken vogeltje. Ik ben gewoon Pauline.

--

--