Insanity 01: Waarom de uil een symbool is voor LGBTIQ-emancipatie

Tom van Haaren
Salmari Beyond the Dark
6 min readAug 4, 2017

Deze week is het AMSTERDAM PRIDE 2020. Salmari dook in het verhaal van de uil. De roofvogel met een bijzondere geschiedenis in het Amsterdamse nachtleven.

“The owls are not what they seem” is misschien wel de bekendste quote uit de tv-serie Twin Peaks. De uil staat hierin symbool voor de demonische krachten die het stadje in het Noorden van Amerika terroriseren. Maar deze zin werd dus niet alleen uitgesproken door reuzen in de cultserie van David Lynch, maar werd daarvoor al gebruikt door barmannen en -vrouwen in het nederlandse nachtleven.

In het eerste deel van de vorige eeuw fungeerde in de gayscene de beeltenis van de nachtvogel ter waarschuwing van politie en (mogelijk) intolerante hetero’s. Homoseksualiteit was op dat moment in Nederland niet bij de wet verboden zoals in Amerika, toch was er duidelijk discriminatie. Zo werd in 1911 de Zedelijkheidswet ingesteld, waarmee homoseksueel contact van personen vanaf 21 jaar met personen jonger dan 21 jaar werd verboden. Dit terwijl bij heteroseksuele contacten de minimumleeftijd op 16 jaar bleef staan (het wetsartikel kwam pas in 1971 te vervallen waarmee homo- en hetero’s op dezelfde manier werden behandeld). Op basis van deze wet viel de politie horecazaken binnen, met als voornaamste doel om homoseksualiteit in zijn algemeenheid te ontmoedigen. Want ook al overtrad je de zedelijkheidswet niet, er hing in Nederland natuurlijk wel een maatschappelijk ontwrichtend stigma aan homoseksualiteit waardoor je wilde voorkomen dat je geaardheid uitkwam.

The Empire aan de Nes 17 in Amsterdam. Foto ca. 1921.

Toch waren er begin 20e eeuw een handvol locaties in de stad gericht op de LGBTIQ-groep. Een van de oudste en bekende plekken was gentleman café The Empire in de Nes in Amsterdam. Andere ontmoetingsplekken voor mannen en vrouwen van hetzelfde geslacht, waren clandestiene barretjes en bordelen die de gayscene faciliteerden, naast de openbare plekken zoals bepaalde parken. Mensen met geld konden tijdens het Interbellum beter een trip maken naar Berlijn. Dat was op dat moment de progressiefste stad op het gebied van de vrije liefde.

Tot eind jaren vijftig hingen in veel gay(minded) cafés dikke gordijnen voor de ramen en stond er een portier voor de deur. Als er politie aankwam of klanten van wie de portier niet zeker was of deze tot de LGBTQ-community behoorden, drukte hij op een geheime bel of een knopje, waardoor binnen in de bar de ogen van het uiltje oplichtten. Dit was het teken voor de bezoekers om zich als hetero voor te doen, bijvoorbeeld door even van danspartner te wisselen totdat de kust geklaard was. Het waren trouwens niet alleen geavanceerde uilen; vaak was het een porseleinen uilenbeeldje dat pontificaal op de bar werd gezet.

De uil van Cafe t’ Mandje (via Amsterdam Museum)

Naar alle waarschijnlijkheid is het idee van de uil gekopieerd vanuit de tijd van de drooglegging in de jaren 20 in Amerika. In een speakeasy in Baltimore was eenzelfde systeem om aan te geven dat de kust veilig was om alcohol te schenken. Na de drooglegging bleven waarschuwingssystemen in ontmoetingsplekken voor LGBTI mensen essentieel. Anders dan in Nederland was seks van twee mensen van hetzelfde geslacht strafbaar in de Verenigde Staten. Tot eindjaren zeventig was in (vrijwel) alle staten sodomiewetgeving van toepassing die met name homomannen criminaliseerde. Ook werd homoseksualiteit in 1952 officieel geclassificeerd als geestesziekte in de eerste editie van de ‘Diagnostic en Statistical Manual of Mental Disorder’ (de DSM-lijst). Hierdoor liep je kans opgenomen en ‘behandeld’ te worden in een inrichting.

Stonewall Inn, 1969

De Stonewall rellen van 1969 in New York waren een internationaal keerpunt in de strijd voor homo-emancipatie. De LGBTI-bezoekers pikten de invallen van de politie niet meer en gingen een aantal dagen de straat op. De rellen zijn vernoemd naar de plek waar de rellen begonnen. The Stonewall Inn was een door de maffia gerunde bar in Greenwich Village met een raciaal gemixte queer clientèle. Dit was een van de weinige relatief veilige plekken waar men naar toe kon, omdat deze door de maffia gerunde plekken corrupte agenten betaalden om hun zaak te ontzien of indien nodig voortijdig in te lichten als er een inval op stapel stond. Ook in de Stonewall Inn werd daarom een waarschuwingssysteem gebruikt als een politie-inval dreigde. Als de verlichting van gedempt ineens fel oplichtte, was dat het teken dat je je partner op de dansvloer beter even kon loslaten.

In de nasleep van de Stonewall rellen — toen de politie homobarren steeds meer begon te gedogen — opende tal van gaydiscotheken zoals The Sanctuary, Continental Baths, The Ice Palace en de invloedrijke Loft feesten van David Mancuso. Op deze dansvloeren ontstond een dj- en clubcultuur waaruit het disco-genre is onstaan en wat vervolgens in de jaren tachtig door evolueerde tot dance. Al deze plekken bleven een besloten karakter behouden met in veel gevallen lidmaatschapssystemen. Onder de vlag van privé-feesten werd de strenge horecawetgeving omzeild, en kon tegelijkertijd een ‘save haven’ worden gecreëerd door pottenkijkers buiten te houden. In de periode na Stonewall was er in de staat New York namelijk nog steeds een wet van kracht die het verbood om met iemand van hetzelfde geslacht te dansen. Clubpionier Michael Fesco vertelt in het boek Love Saves the Day; a history of American Dance music culture, 1970–1979 hoe gevoelig homoseksualiteit in de jaren na de Stonewall-rellen nog steeds was. Zo was er in de staat New York nog steeds een wet die dicteerde dat er één vrouw moest zijn voor iedere drie mannen op de dansvloer. Hij beschrijft dat je in zijn club The Ice Palace via een soort corridor naar de dansvloer werd geleid waar iemand stond te tellen: een vrouw, drie mannen, een vrouw, drie mannen.

Michael Fesco, 1970

Ook in Amsterdam was de LGBTI-horeca tot eind jaren zestig nog niet geheel gevrijwaard van de zedenpolitie. Maar in de periode na WOII was er een belangrijke kentering toen de politie inzag dat het niet binnenvallen van besloten homoclubs effectiever was dan het bestrijden van homoseksualiteit op openbare plekken als toiletten en parken. Daardoor konden in die periode de legendarische sociëteiten/discotheken DOK (1952) en De Schakel (1955) openen. DOK (De Odeon Kelder) was de eerste en de grootste gaydiscotheek van Europa in de naoorlogse periode, en was een van de redenen dat Amsterdam uitgroeide tot Gay Capital. Er was een streng deurbeleid, mede om de waakhonden van de zedenpolitie en andere pottenkijkers buiten te houden. Door dit besloten karakter was het in die jaren ook een interessante plek voor sterren als David Bowie en Grace Jones om in relatieve anonimiteit uit te gaan. DOK kan dan ook gezien worden als voorloper van de beroemde clubs RoXY en iT die eindjaren tachtig openden. Met de opkomst van deze twee discotheken verloor DOK zijn monopolie en sloot in 1989 de deuren.

Voormalige lokatie DOK

Toen in Nederland vanaf de jaren zestig de homo-emancipatie opkwam en de noodzaak om te waarschuwen voor de politie en indringers verdween, bleef de uil een belangrijk symbool voor de gayscene. Als je vandaag de dag als hetero een homobar met personeel van de oude stempel binnenloopt, bestaat de kans dat er een sarcastische opmerking over een uil door de ruimte schelt.

Waar Amsterdam jarenlang een voorloper was, heeft de stad in de eenentwintigste eeuw zijn naam als Gay Capital verloren aan steden als Tel Aviv, Barcelona en Berlijn. De beroemdste club van deze tijd is waarschijnlijk de Berghain in Berlijn. Een club die niet geheel toevallig van oorsprong een gayclub is. Naast de locatie, de vele darkrooms, het extravagante publiek, de beroemde resident-dj’s en kenmerkende techno-sound, is de club vooral berucht vanwege het uiterst strenge deurbeleid. Natuurlijk komen hier ook wat marketingmotieven bij kijken, maar de belangrijkste reden zit hem vooral in het buitenhouden van de uilen om zo in de club een tolerante en veilige sfeer te behouden.

Berghain, Berlijn anno nu

--

--