‘Als een verhaal koffie is, is poëzie een soort espresso’

HAN-docent Wout Waanders is stadsdichter van Nijmegen

SAM
sambyhan
5 min readFeb 28, 2019

--

Deze maand werd HAN-docent Wout Waanders uitgeroepen tot nieuwe stadsdichter van Nijmegen. Een missie heeft hij pertinent niet. Nou ja, misschien ééntje dan: “Ik wil dat romantische clichébeeld van een dichter doorprikken.”

Tekst: Hans van Lissum
Foto’s: Ralph Schmitz

Zo. En dan ben je ineens stadsdichter van Nijmegen.
“Ik wist het al een tijdje, want je wordt van tevoren gepolst. En dichtende collega’s zeiden al steeds: we dénken dat jij het gaat worden. Dus ik heb gelukkig al wat langer aan het idee kunnen wennen.”

Dan heb je ook al even na kunnen denken wat je als stadsdichter wilt gaan doen.
“Ik ben volop aan het denken. Maar wat ik al wel weet, is dat ik niet wil schrijven voor de elite die je op iedere dichtersavond weer tegenkomt. Ik wil juist de wijk in. Als je denkt aan schrijven over Nijmegen denk je al gauw aan de binnenstad, de brug, de Waalkade. Maar ik wil de hele stad rondfietsen, opdrachten doen die te maken hebben met N.E.C., of de zomerfeesten bijvoorbeeld.”

De poëzie van het dagelijks leven dus eigenlijk?
“Ja, zoiets. Het is niet dat ik een soort van zendingsdrang heb van: iedereen moet weten hoe leuk poëzie is. Dat interesseert me niet zoveel. Maar poëzie is voor mij de basis van taal: als een verhaal koffie is, is poëzie een soort espresso. Het is mooi als ik dat kan overbrengen bij bijvoorbeeld een basisschooljuffrouw die in Hatert woont, zoals onlangs nog gebeurde.”

Wat vind je eigenlijk zo vervelend aan die elite?
“De meeste poëzieavonden zijn voor dichters of schrijvers. En in die gedichten wordt dan vaak weer verwezen naar andere dichters. Zo niche. Dan schrijf je voor een clubje waarvan je toch wel weet dat ze je goed vinden.”

Voor wie wil je dan wel schrijven?
“Voor mijn zestienjarige, middelbare school-ik, die poëzie niet leuk vindt. Of voor vrienden, die er niet zoveel mee hebben. Zodat ik kan laten zien: zie je, poëzie kan echt wel tof zijn.”

Je vond poëzie niks op je zestiende?
“Ik moest het op de middelbare school lezen en vond dat verschrikkelijk. Dat idee dat mensen iets aan het schrijven zijn waarbij ze niet zeggen wat ze eigenlijk willen zeggen, waardoor je het zou moeten ontcijferen als een soort kruiswoordpuzzel. Ik dacht: zeg gewoon wat je bedoelt, man.”

Toch heeft het je op zeker moment gegrepen blijkbaar.
“Ik zat op de PABO en moest daar superveel reflecties schrijven. Om iets heel anders te doen heb ik toen gewoon allemaal hersenspinsels opgeschreven. Daarmee kwam ik in de finale van een poëziewedstrijd. Vanaf daar ging het vrij hard, zeker toen ik merkte dat je met poëzie een gesprek op gang kunt brengen. Iets los kunt maken.”

“Ik heb een broertje dood aan die typische dichtersromantiek.”

Was dat een sneeuwbalmoment?
“Zeker ja. Vanaf dat moment was het nachtenlang tikken, al heb ik een broertje dood aan die typische dichtersromantiek. Ik heb lang getwijfeld of ik überhaupt wel schrijver wilde worden: ik hou me ook graag bezig met hard cijfermateriaal en statistiek. Dat voelde meer van belang. Tot ik besefte dat het enige dat me tegenhield die weerzin tegen dat oud-romantische beeld van een dichter was.”

Hoe doorbreek je zo’n beeld dan?
“Door het gewoon te zien als een ambacht. Ik ben van negen tot zes aan werk. Waar iemand anders naar kantoor gaat, zit ik te schrijven. Ik wil het vak van dichter eigenlijk vooral een beetje deromantiseren. Dat merk ik ook in mijn werk als schrijfcoach bij de HAN: dat dat van die mythes zijn die je gewoon door moet prikken.”

Want schrijven is gewoon hard werken?
“Ja. Inspiratie krijg je niet zomaar: alsof je bij elke wandeling door een bos meteen maar door je muze wordt ingestraald met zeven gedichten. Ik ben op universiteiten in Amerika geweest, daar hebben ze hele afdelingen zo groot als het gebouw van de HAN aan de Kapittelweg. En dat is alléén maar creatief schrijven! Het wordt daar gezien als iets dat je kunt leren.”

“Ik ben momenteel bezig met try-outs voor een literaire boyband. Met danspasjes en alles.”

Maar je moet toch ook talent hebben?
“Tuurlijk. Maar ook voor creatief schrijven geldt dat je dat werktuiglijk kunt aanpakken. In mijn workshops kijk ik samen met de studenten naar hun werk en stel vragen. Waar wil je het over hebben? Welk ingrediënt voegt de verkeerde smaak toe? Ik stuur ze niet, maar laat het ze zelf inzien. Schrijven is niet iets dat je alleen moet doen. En dat is, nogmaals, niet per definitie romantisch.”

Bestaat er eigenlijk nog zoiets als slechte poëzie?
“Wat ik naast het dichten voor andere dichters heel vervelend vind, is als ik op een avond voor bijvoorbeeld vrouwenemancipatie ben, en er zijn allemaal dichters die pleiten voor vrouwenemancipatie. Dat schrijven voor een groepje waarvan je toch al weet dat ze het goed gaan vinden, daar heb ik niks mee. Het moet inhoudelijk niet te makkelijk zijn. Het mag wel schuren, vind ik.”

Dan neem ik aan dat je als stadsdichter niet op je lauweren gaat rusten?
“Een schrijver zei eens: als ik stop met bewegen, stopt mijn hoofd ook met bewegen. Dat gaat ook op voor mij. Als ik ga reizen, of mensen ontmoet, krijg ik nieuwe ideeën. Daarom is dat werk op de HAN bijvoorbeeld zo fantastisch: ik zie elke dag studenten met verschillende interesses, ideeën en ambities. Dat is goud. Daarom wil ik ook veel verschillende dingen doen: ik ben momenteel bijvoorbeeld bezig met try-outs voor een literaire boyband. Vijf dichters, in identieke outfits en voordrachten met strakke choreografie. Met danspasjes en alles.”

Om daarmee maar weer even te onderstrepen: Waanders is hier níet voor de elite.

--

--

SAM
sambyhan

Journalistiek medium van de Hogeschool Arnhem & Nijmegen