Duurzaam zijn, dat willen we allemaal. Graag zelfs. Maar niet zo graag om er ook keiharde consequenties aan te verbinden. De overheid wil duurzaam gedrag subsidiëren, maar tot niets verplichten. De industrie wil energiezuiniger worden, maar niet ten koste van een kleinere winst. En de jongeren, die nog een lange, ‘klimaat-bedreigde’ toekomst voor de boeg hebben? Die kiezen voor het OV. Totdat een eigen auto “echt noodzakelijk” wordt.
Tekst: Martin van Zaalen
Het EU-doel is helder: nul gram CO2-uitstoot in 2050. Om dat doel te halen is wetgeving het meest effectief, betoogt Fred de Jong, Associate Lector Sustainable Finance & Tax van de HAN. “Het gaat langzaam, maar die wetgeving komt er. Die gaat ervoor zorgen dat vervuilen veel zwaarder belast wordt, en arbeid en winst minder. Het bedrijfsleven kan zich daar maar beter nu al op instellen.”
Wijzen naar anderen
Wie in de industrie rondvraagt naar de mate waarin bedrijven bezig zijn hun CO2-footprint te verlagen, krijgt een zeer pluriform beeld. Hoe actief bedrijven bezig zijn hun processen en producten duurzamer te maken, verschilt van onderneming tot onderneming. Grote multinationale fabrikanten van bekende merken zijn er door de bank genomen veel mee bezig, al is het maar voor de bühne. Leveranciers, die die fabrikanten voorzien van onderdelen, veel minder. Verder valt op dat bedrijven graag naar anderen wijzen.
“Misschien moeten we terug naar een samenleving waarin het weer meer draait om welzijn dan welvaart”
Circulair ontwerpen
Kraus Maffei, fabrikant van machines voor het produceren van plastic onderdelen, is bezig die apparaten meer circulair te maken door ze anders te ontwerpen. “Onze machines”, aldus sales director Mark Verveer, “zijn zo’n 25 jaar oud. Ze dan refurbishen is niet eenvoudig. De huidige besturingstechnologie is zo anders en sneller dat heel veel onderdelen vervangen moeten worden. Het aanschaffen van een nieuwe is nauwelijks duurder.”
De machinebouwer ontwerpt zijn apparaten nu circulair, maar dat sorteert pas effect op lange termijn. Op korte termijn telt dat de nieuwste generatie machines 40 procent energiezuiniger is, claimt de directeur. “En ze zijn veel nauwkeuriger af te stellen: een product één gram kunststof meer meegeven dan nodig gebeurt niet meer.”
Geen zuivere PET
In zijn optiek zit de winst voor het milieu veel meer in het ontwerpen van de producten die met zijn machines gemaakt worden. Hij pakt er een waterflesje bij, gemaakt van doorzichtig PET en voorzien van een rode dop-met-zegelring van een ander polymeer. “Na opening blijft het zegelringetje achter om de hals. Dat krijg je er hooguit handmatig af. Maar mét dat ringetje krijg je geen zuivere PET-stroom die nodig is voor nieuwe flesjes.”
Weg met wegwerp
De directeur van een producent van plastic producten uit Hengelo, die anoniem wil blijven, laat uit alles blijken dat je voor het verkleinen van zijn footprint niet bij hem moet zijn. “Mijn machinebouwer moet zorgen dat ik energiezuiniger kan produceren. En of we gerecyclede kunststof gebruiken, is toch echt aan de klant”, zegt hij geagiteerd.
Voor footprint-winst wijst hij naar de ‘wegwerpmaatschappij’. “De textielindustrie verbrandt met tonnen tegelijk textiel die uit de mode is, Dáár moet paal en perk aan worden gesteld!” Om dan van toon te veranderen: “Misschien moeten we terug naar een samenleving waarin het weer meer draait om welzijn in plaats van welvaart.”
“Je moet het op EU-niveau regelen. Doe je het nationaal, dan prijs je je zelf alleen maar uit de markt”
Papa-mama-bedrijven
Martin van Dord van Rethink Plastics, een initiatief van de kunststofverwerkende industrie in Nederland, vindt dat veel kunststofklanten wel degelijk — nu al — ook de CO2-footprint mee laten wegen. “Ze kiezen voor een recyclaat of biopolymeer, ook al is die — nu nog — duurder. Omdat ze het belangrijk vinden”, weet hij. “En ja, vaak ook om marketingredenen. Dat kleine papa-mama-bedrijven daar niet zelf in investeren verbaast mij niets. Die zijn niet in staat de specialistische kennis in huis te halen om hun processen duurzamer te maken, om de klant goed te adviseren over de eigenschappen van andere materialen dan virgin (nieuwe, nooit eerder gebruikte grondstoffen; red).” Het peloton van bedrijven wacht op regelgeving die dwingt te kiezen voor duurzaam. “Maar je moet het op EU-niveau regelen. Doe je dat nationaal, dan prijs je je zelf alleen maar de markt uit.”
Wel nationale “prikkels”
Fred de Jong is het daar niet helemaal mee eens. Hij is een voorstander van meer Nederlandse fiscale “prikkels” voor het bedrijfsleven om te vergroenen. “Keiharde wetgeving is het meest effectief. Met vrijwillige fiscale voordeeltjes kom je er niet. Verplichtingen om de uitstoot te beperken gelden nu alleen voor de grote vervuilers. Die zouden ook voor de laag eronder, het groot-mkb, moeten tellen.”
Meebetalen
Maar daar mogen van de HAN-lector wel toeslagen en subsidies tegenover worden gezet, zodat bedrijven gemakkelijker de benodigde investeringen kunnen doen. Om ze, zolang die Europese wetgeving er niet is, concurrerend te houden. Waarbij hij wel meteen aantekent: ook de ondernemingen moeten investeren. “Of een Tata Steel dan zal vertrekken naar een land met minder verplichtingen en meer subsidie? Ik betwijfel het. Het aan banden leggen van de bonussen heeft ook niet voor een massale uitstroom van de bankiers gezorgd.”
Solliciteren bij bedrijf met maatschappelijke verantwoordelijkheid
In afwachting van Europese wetgeving ziet De Jong nog een andere impuls voor ondernemingen. “Bedrijven laten zich het meest gelegen liggen aan hun klanten en personeel. De jongste generatie Z stelt in sollicitatiegesprekken andere eisen: niet langer gaat het om die auto van de zaak, maar om hoe de werkgever zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt. Niet toevallig heeft Primark onlangs plannen gelanceerd om haar kleding dertig keer wassen mee te laten gaan in plaats van vijf keer.”
Écht nodig
“Vroeger bestelde ik in webshops vaak meerdere kledingstukken tegelijk, om de meeste weer te retourneren”, bekent Teska Eekema (21). “Tot mijn broer, die in die logistiek zit, me vertelde hoeveel grondstoffen en energie daarmee verspild worden. Nu ga ik naar de winkels in de stad zodat ik meteen weet dat het me past en ik het leuk vind. En ik koop alleen iets als ik het écht nodig heb.” Ook als het om mobiliteit gaat, kiest ze voor duurzaam: het OV. “Ik studeer nu nog. Als ik eenmaal werk en geld heb zal ik zo lang mogelijk wachten met het aanschaffen van een eigen auto. Totdat het echt noodzakelijk wordt.”
Hergebruik oude gebouwen
Teska studeert Bouwkunde aan de HAN, is inmiddels vierdejaars en dus is het moment van solliciteren niet zo heel ver weg meer: “Ook in de bouwwereld wordt nog erg laks met materialen omgegaan, worden oude gebouwen platgegooid in plaats van goed te kijken hoe ze kunnen worden hergebruikt. Bij bedrijven die echt bezig zijn met duurzaamheid, ook door hun afval te scheiden of door hun medewerkers te stimuleren hun eigen koffiemok te gebruiken in plaats van wegwerpbekertjes, zal ik veel eerder gaan solliciteren.”
Niemand twijfelt meer
Vooruitblikkend is De Jong niet pessimistisch: “Verplichten met wétgeving is het meest effectief, maar gelukkig gebeurt er zónder ook al heel veel. Zie hoe de wereld de afgelopen vijf jaar al veranderd is. De grote aantallen elektrische auto’s die nu rondrijden, de vele zonnepanelen en windturbines die erbij zijn gekomen… En ook het maatschappelijk debat wordt nu heel anders gevoerd. Vijf jaar geleden ging de discussie nog over of het met klimaatverandering wel zo’n vaart zou lopen. Nu twijfelt daar nauwelijks nog iemand aan.”