Zwartepieten in een blanke wereld (column)

Hans Valkenburg
sambyhan
Published in
3 min readNov 29, 2018

Ik val met de deur in huis. Inzake de zwartepietendiscussie heb ik een heel duidelijk standpunt: pas Zwarte Piet in een periode van drie tot vijf jaar geleidelijk aan naar een voor iedereen acceptabele variant. En iedereen zal uiteindelijk blij zijn, vooral de kinderen. Alle waardevolle tradities passen zich immers door de tijd aan om actueel te blijven, deze dus ook.

Mensen met een afwijkende mening worden al snel voor gek verklaard

Maar daar gaat het mij niet om. Interessanter dan het gezwartepiet over en weer is de discussie an sich. Een minderheid in de samenleving verzet zich tegen een Nederlandse traditie, waarin een bepaald personage, met sterke verwijzingen naar de Afrikaanse medemens, een wat onbenullige, ondergeschikte rol speelt ten opzichte van een oudere, blanke, bisschopachtige figuur, terwijl ze tezamen cadeautjes uitdelen aan kinderen. De minderheid spreekt zich langzaam maar zeker steeds duidelijker negatief hierover uit. En een gekrenkte groep die hecht aan deze traditie, wendt subtiel steeds meer middelen aan om dit tegengeluid terug te dringen. De opstandige minderheid wordt uiteindelijk voor gek verklaard. En voilà: uw facebook tijdlijn is al weken voorzien van content.

De Franse filosoof Michel Foucault (1926–1984) heeft zich bijna zijn hele leven bezig gehouden met het fenomeen macht in een maatschappij. De heersende macht dwingt bepaald gedrag en denken af en mensen met afwijkend gedrag of een afwijkende mening worden voor gek verklaard. Vroeger had je gewoon de koning en de paus die er lekker op los executeerden wanneer iemand een andere mening had. Sinds de industriële revolutie en de daarop volgende moderne samenleving gebeurt dit proces van machtsuitoefening veel subtieler via een anonieme en fijnmazige structuur van politiek, media, wetenschap, politie, zorginstellingen et cetera die de maatschappij oplegt wat normaal is. Disciplineren noemt Foucault dit. Je ontkomt bijna niet aan het ‘normale’ denken. Wijk je toch af, dan wordt dat geridiculiseerd, ingekapseld en onklaar gemaakt, niet zelden zelfs leidend tot medische indicaties en opsluitingen.

Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop Pim Fortuyn c.s. aanvankelijk door de zittende politieke macht en media benaderd werd. Zijn ontevredenheid met het heersende links-liberale wereldbeeld was volstrekt ondenkbaar voor het establishment en werd zichtbaar voor de camera chagrijnig door hen weggezet als idioot en achterhaald. ‘Hitler stond weer in de achtertuin.’ Totdat tot verrassing van de regenten dit sentiment veel breder leek te leven in stad en land en hierdoor het hele politieke landschap langzaam maar volledig kapseisde in de jaren na de Fortuyn-revolte. Inmiddels is het rechts-populistische geluid van minderheid uitgegroeid tot mainstream.

Minderheden dagen het heersende denken (de macht) uit, dat in hun ogen achterhaald is. De macht op zijn beurt wendt alles aan om dit tegen te houden. Het is daarom ontzettend moeilijk om tegen (of om) te denken. Het zou echter slimmer zijn dit juist als verworvenheid te zien. De confrontatie van ideeën brengt het denken immers altijd op een hoger plan. Dat brengt ons bij de dialectiek van de Duitse filosoof Hegel (1770–1831): een redeneervorm die door middel van het gebruik van tegenstellingen naar waarheid probeert te zoeken. Dialectiek vormt een samenleving. Uitsluiting, zoals in de huidige zwartepietendiscussie, doet het tegenovergestelde.

Hans Valkenburg schrijft tweewekelijks een column voor SAM over bildung. Lees hier zijn vorige.

--

--