Haaruitval door methylfenidaat

Gaat het over als je stopt?

Cees Kan
Side effects of medications

--

INLEIDING

Een patiënte die al enkele jaren methylfenidaat gebruikt voor haar ADHD consulteerde me met de vraag of het door de methylfenidaat zou kunnen komen dat haar haar dunner was geworden. Hoewel ik al jaren veelvuldig methylfenidaat aan patiënten voorschrijf, was deze vraag me nog niet eerder gesteld, en “haaruitval” stond nog niet in het standaardrijtje van bijwerkingen, dat ik toepas bij controleconsulten. Omdat patiënte ook duidelijk baat had van de methylfenidaat, was het verder belangrijk voor haar om te weten of haar haardos weer dikker zou worden als ze zou stoppen met de methylfenidaat. Ik beloofde haar dat ik het uit zou zoeken.

ZOEKPROCES EN BEVINDINGEN

Allereerst raadpleegde ik het Farmacotherapeutische Kompas m.b.t. methylfenidaat. Daar werd in de categorie “vaak (1-10%)” alopecia genoemd.

Alopecia Areata

Ik dacht dat met alopecia een vorm van haaruitval werd bedoeld die leidt tot zichtbare kale plekken. Maar dat is een specifieke vorm: alopecia areata.

Alopecia betekent: het ontbreken van of verlies van het hoofdhaar, congenitaal of verworven, algemeen (“diffusa”) of partieel (“areata”). Met andere woorden, het is een synoniem voor algehele of plaatselijke kaalheid.

Als haarverlies bij 1-10% van patiënten die met methylfenidaat behandeld worden voorkomt, dan kan dat toch niet echt als een zeldzame bijwerking beschouwd worden.

Mijn volgende stap was een search in PubMed (“hair loss AND methylphenidate”), die slechts twee niet relevante hits opleverde.

Gericht wetenschappelijk onderzoek naar deze bijwerking bij gebruik van methylfenidaat is blijkbaar niet verricht.

Vervolgens kwam ik op Google met “haaruitval + methylfenidaat”/“hair loss + methylphenidate” veel bijsluiterteksten tegen, die me niet veel verder brachten. Maar met een bredere benadering (“haaruitval + geneesmiddelen + bijwerking”) vond ik een goed overzichtsartikel uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (van den Bemt e.a., 1999; pdf-download) en uit het Farmaceutisch Weekblad (Passier, 2006).

Van den Bemt schrijft dat er bij haaruitval door geneesmiddelen meestal sprake is van diffuse, reversibele alopecia zonder littekenvorming. Na staken van het gebruik van het geneesmiddel treedt vrijwel altijd totaal herstel op. In de praktijk is het lastig vast te stellen of het gebruik van een bepaald geneesmiddel de oorzaak is van haaruitval. Het beste bewijs wordt gevormd door het verdwijnen van de klachten bij staken van het gebruik van het geneesmiddel en het wederom optreden ervan bij opnieuw toepassen van het middel. Vanwege de cosmetische aspecten van haaruitval zal een patiënt echter niet graag meewerken aan dat laatste. Van belang daarbij is ook dat uit de literatuur bekend is dat haaruitval door geneesmiddelen vaker gemeld wordt door vrouwen, dat de gemiddelde leeftijd van de patiënten bij wie haaruitval gemeld werd 50 jaar is (SD: 19) en dat op deze leeftijd versterkte haaruitval fysiologisch is. Van den Bemt bespreekt de groepen geneesmiddelen waarbij het verband met haaruitval het meest voorkomt, maar de psychostimulantia , waartoe methylfenidaat behoort, worden hier niet genoemd (ook niet bij bespreking van de groep “overige*”).

Ten slotte bespreekt van den Bemt de meldingen van haaruitval (in totaal 370), die als vermoede bijwerking van een geneesmiddel in de periode 1986-1997 bij de LAREB zijn binnengekomen.

In bovenstaande tabel zijn de geneesmiddelengroepen weergegeven waarbij 10 maal of vaker haaruitval werd gemeld. Ook hier ontbreken opnieuw de psychostimulantia en worden ze niet genoemd in de groep “overige*”.

In het artikel van Passier, dat van latere datum is, worden de psychostimulantia wel genoemd. Passier stelde een top-10 op van geneesmiddelengroepen waarbij haaruitval het meest was gemeld (tot 24-8-2006).

Op de tweede plaats staan de psycho-analeptica met 74 meldingen, waartoe naast de psychostimulantia ook nog de antidepressiva en middelen tegen dementie behoren. Dit toont aan dat haaruitval toch vaak bij gebruik van methylfenidaat en dexamfetamine voorkomt.

Passier suggereert hierbij een overrapportage, omdat er bij patiënten die deze middelen gebruiken vaak sprake is van verhoogde psychische stress en dat zij mogelijk alerter zijn op (veranderingen in) het lichamelijk en psychisch welbevinden.

Lareb logo

Als laatste stap heb ik zelf de LAREB database geraadpleegd (d.d. 12-2-2014). Wel geteld vind ik daarin voor methylfenidaat 29 meldingen haaruitval (13 mannen en 16 vrouwen). Geen van deze meldingen wordt als ernstig geclassificeerd. Bij 3 van de meldingen wordt de afloop als “ hersteld” getypeerd, bij 12 als “niet hersteld”, bij 3 “nog niet hersteld” en bij 10 als “onbekend”. Onduidelijk is of er een follow-up termijn gold voor het vaststellen van de afloop of dat dit bepaald is naar het eigen inzicht van de rapporteur van de bijwerking.

CONCLUSIE

Haaruitval bij gebruik van methylfenidaat blijkt op basis van de meldingen bij LAREB regelmatig voor te komen en wordt dan ook terecht onder de noemer “alopecia” vermeld in het Farmacotherapetisch Kompas. Wetenschappelijk onderzoek naar het causale verband is echter nog nooit verricht. Dat geldt dus ook voor de vraag of haaruitval t.g.v. methylfenidaat reversibel van aard is. Die reversibiliteit wordt wel aangenomen, maar wordt niet volledig bevestigd door de gegevens uit de LAREB database.

Omdat haaruitval pas zichtbaar wordt als 25-40% van de hoofdharen is uitgevallen (van den Bemt e.a., 1999), is het aan te bevelen om haaruitval toe te voegen aan het rijtje bijwerkingen dat systematisch besproken wordt tijdens controleconsulten om het eerder te signaleren en als overweging mee te nemen bij de medicamenteuze keuzes in de behandeling.

--

--

Cees Kan
Side effects of medications

Dutch psychiatrist writing about ADHD and Autism Spectrum Disorders in adulthood and other psychiatric and medical topics