Capharnaüm-regisseur Nadine Labaki: “Deze kinderen zijn niet blij om te leven”

Ben Van Alboom
Strictly Personal (NL)
4 min readAug 10, 2019
Nadina Labaki op de set van Capharnaüm

Een Oscar voor beste niet-Engelstalige film zat er begin dit jaar niet in — de concurrentie van Roma was te groot. Maar met het uitstekende Capharnaüm was er ten minste één vrouwelijke regisseur genomineerd: Nadine Labaki.

Midden vorig jaar werd de 44-jarige Nadine Labaki de eerste Arabische vrouw die een belangrijke prijs wegkaapte op een dito filmfestival: de Libanese kreeg in Cannes de Prijs van de Jury — brons, zeg maar. De jury onder leiding van Cate Blanchett was onder de indruk van haar aangrijpende portret van een straatjongen in Beiroet, en ze was lang niet de enige. Verschillende critici vergeleken Capharnaüm met het werk van neorealistische meesters als Vittorio De Sica (Ladri di biciclette) en Roberto Rossellini (Roma città aperta), en Libanon was er als de kippen bij om de film in te sturen voor de Oscars — ook al is hij vernietigend voor de wijze waarop het land duizenden kinderen aan hun lot overlaat.

Nadine Labaki in Cannes met haar echtgenoot/producent Khaled Mouzanar en de Syrische acteur Zain al-Rafeea

Maar er was ook kritiek. Want is de ruggengraat van de film — een rechtszaak van de piepjonge protagonist tegen zijn ouders; de jongen verwijt hen hem op de wereld te hebben gezet, terwijl ze nooit van plan waren naar hem omkijken — niet ongelofelijk gekunsteld en compleet onrealistisch? “Natuurlijk”, gooit Labaki haar handen in de lucht, wanneer we er haar eind vorig jaar op Film Fest Gent mee confronteren. “In het echte leven kan zo’n kind zijn ouders in Libanon nooit een proces aandoen — daar heeft het, ironisch genoeg, de toestemming van die ouders voor nodig. Maar dat is nu echt wel het énige fictieve element in de film. Beetje flauw om mij daarop af te rekenen.”

Wij zijn de misdadigers, niet de jeugddelinquenten. Wereldwijd zijn er op dit moment naar schatting zo’n driehonderd miljoen kinderen naar wie niet of amper wordt omgekeken”

Temeer omdat die ‘superplot’ het resultaat is van tientallen gesprekken die Labaki in Libanese gevangenissen en sloppenwijken voerde met kinderen. “Echt kleine kinderen”, herinnert de filmmaker zich. “En die waren zonder uitzondering kwaad. Op het einde van onze gesprekken vroeg ik hen of ze blij waren om te leven, en het antwoord was ver altijd nee. Je moet weten: veel van die kinderen zijn al misbruikt geweest, ze worden elke dag wakker en weten niet of ze iets te eten zullen krijgen, ze zijn volledig op zichzelf toegewezen en dat is in feite al zo sinds het moment dat ze werden geboren. Maar vraag hen vooral niet wanneer dat precies was of hoe oud ze zijn, want niemand heeft hen dat ooit verteld. En dan zijn we verbaasd dat die kinderen niet geven om hun leven, laat staan om het leven van anderen, en dat ze kwaad zijn, en in staat om zichzelf op een dag op te blazen.”

De plotstructuur die Labaki heeft bedacht om dat onrecht — vrij letterlijk, dus — aan te klagen, lijkt mogelijk nogal vergezocht, “maar misschien dringt het zo weleens tot een paar mensen door”, hoopt de filmmaker. “Wij zijn de misdadigers, niet de jeugddelinquenten. Wij horen op een beklaagdenbank thuis. Wereldwijd zijn er op dit moment naar schatting zo’n driehonderd miljoen kinderen naar wie niet of amper wordt omgekeken. Dat is zelfs nog een voorzichtige schatting, want veel kinderen die op straat leven zijn bij de geboorte nooit aangegeven. Als ze morgen worden doodgereden …” Labaki pauzeert. “Wat denk je dat er dan met hen gebeurt? Ze hebben geen toegang tot onderwijs, en al zeker niet tot een ziekenhuis of een begraafplaats.”

De filmmaker haalt nog een ander cijfer aan: driekwart van de kinderen met wie ze tijdens haar research sprak, geraakt nooit uit de ellende. Als ze als kind al overleven, zetten ze al snel zelf koters op de wereld die op hun beurt worden verwaarloosd of mishandeld. “Het is een vicieuze cirkel”, vertelt Labaki. En dat maakte het voor de regisseur belangrijk om — op de fictieve rechtbankscènes na — met haar film zo dicht mogelijk bij de realiteit aan te leunen en zo waarachtig mogelijk het verhaal van zo’n kind te vertellen. “Hun leven in de straten van Beiroet is zó hard dat ik het oneerbiedig vond om dingen in scène te zetten. We hebben een halfjaar voor de opnames uitgetrokken, zodat we iedereen zichzelf konden laten zijn, en ik in feite meer bezig was met observeren dan met regisseren.”

Makkelijk zat, denk je dan, maar net die documentaire aanpak zorgt ervoor dat Capharnaüm zo ontzettend beklijft en alvast ook het lot van één kind heeft veranderd: Zain, de twaalfjarige Syrische vluchteling die de hoofdrol speelt, woont intussen met zijn gezin in Noorwegen. “In Cannes was iedereen zo door zijn verhaal aangedaan dat de VN tussenbeide is gekomen. Hij is vorige maand voor het eerst in zijn leven naar school gegaan.” De regisseur beseft dat daarmee het Groot Probleem niet van de baan is, “maar dit soort kleine overwinningen zorgen ervoor dat we onze hoop niet verliezen.”

Lees hier mijn ★★★☆-recensie van Capharnaüm.

--

--

Ben Van Alboom
Strictly Personal (NL)

Belgian journalist. Inspirational quote: “My favorite sport is cheerleading.” (Miley Cyrus) Twitter & Instagram: fakerholic Email: benvanalboom@me.com