Tegen alles: hoe de NRA het wapendebat in de VS op scherp stelt

Ben Van Alboom
Strictly Personal (NL)
7 min readMay 28, 2022

De Amerikaanse grondwet geeft iederéén het recht om wapens te bezitten, en de macht van de NRA zit hem in de centen die ze politici toestoppen om (her)verkozen te geraken. Toch?

A well regulated militia, being necessary to the security of a free State, the right of the people to keep and bear arms, shall not be infringed.” Eén zin, 27 woorden, twee overbodige komma’s. Ziedaar het anno 2018 overdreven belangrijke tweede amendement van de Amerikaanse grondwet. ‘Overdreven’, want nadat een griffier het in 1789 op papier zette, werd er in feite bijna twee eeuwen lang geen acht op geslagen.

Vandaag heeft de National Rifle Association (NRA) er de mond vol van, maar wie er publicaties van de organisatie uit het midden van de vorige eeuw op naleest, komt het tweede amendement nergens tegen. Er was — vrij letterlijk — niemand mee bezig. Zelfs als conservatieve politici als Ronald Reagan al iets over wapendracht kwijt wilden, dan was het dit: “There’s no reason why on the street today a citizen should be carrying loaded weapons.

Dat laatste was nadat Reagan in 1967, als gouverneur van de staat Californië, de Mulford Act had ondertekend — een wet die burgers verbood om buitenshuis met wapens rond te lopen. Netjes, denk je dan, maar de achterliggende gedachte was dat net iets minder. Reagan was niet zozeer bezorgd over de wapendracht van zijn witte kiezers. De wet kwam er nadat de notoire Black Panther Party in de stad Oakland ‘de racistische politie’ begon te controleren op straat. Gewapend, “want het tweede artikel van de grondwettelijke amendementen geeft jou en mij het recht om een geweer te dragen”, aldus Malcolm X, het grote voorbeeld van de Panthers.

Nu zat de zwarte activist nooit verlegen om een boude uitspraak, maar had hij toen geweten wat zijn woorden zouden teweegbrengen, dan had hij die voor één keer misschien toch teruggenomen. Want binnen de kortste keren volgden andere Amerikaanse staten het voorbeeld van Californië — wapenbezit kwam in een slecht daglicht te staan — en dat maakte niet alleen de Black Panthers boos.

Thoughts & Prayers

De NRA zag het daglicht in 1871 — niet toevallig enkele jaren na de Amerikaanse burgeroorlog. Tijdens die oorlog was gebleken dat die van het Noorden niet konden schieten voor dood — pun intended — en voor het geval die van het Zuiden toch nog eens ambetant zouden doen, zag de NRA het als zijn taak om burgers te leren mikken. Maar al snel verschrompelde de organisatie tot een hobbyclub voor jagers. En als de NRA-leiders zich al eens met politiek inlieten, dan was het om strengere wapenwetten te steunen, zoals de Gun Control Act in 1968. (Toegegeven, het feit dat Lee Harvey Oswald het geweer om JFK mee te vermoorden via een advertentie in een tijdschrift van de NRA had gekocht, zat daar zeker voor iets tussen.)

Maar de strengere wapenwetten op het einde van de toch wel erg turbulente jaren 60 zorgden voor een instroom aan nieuwe leden — geen jagers dit keer, maar doorsnee burgers die schrik kregen dat ze op den duur ook geen wapens meer zouden mogen kopen om zichzelf te verdedigen. Tegen de Black Panthers, bijvoorbeeld. Of de volgende Charles Manson. Of die damn hippies.

Nog geen tien jaar later waren niet alleen de ‘vredelievende’ jagers van de top van de NRA verdreven, tegen 1976 had de organisatie zowel een lobbypoot als een politiek campagnefonds opgericht. De eerste had als taak om verregaande wapenwetten tegen te houden, het fonds steunde de verkiezingscampagne van bevriende politici. Het ontwikkelde daarvoor een soort puntensysteem: een politicus met een A+ wordt gezien als iemand ‘who made a vigorous effort to promote and defend the Second Amendment’; een F staat voor een ‘true enemy of gun owners’ rights’.

Die scores maken het makkelijker om te bepalen wie er in de grote geldpot van de NRA mag graaien. Al moet de grootte van die pot tegelijk worden genuanceerd. Voor de duidelijkheid: ja, de NRA stopt geld in de Amerikaanse politiek. Tussen 1998 en 2018 had het 164 miljoen euro veil voor donaties aan Amerikaanse politici en politieke partijen, voor lobbywerk en voor eigen advertentiecampagnes — zowel vóór politici met een A+ of A als tegen politici met een score tussen C en F.

164 miljoen euro is natuurlijk niet weinig geld, maar twintig jaar is niet weinig tijd, en ruim 48 miljoen van dat bedrag gaf de NRA uit in 2016 — het jaar waarin Donald Trump werd verkozen (en Hillary Clinton koste wat het kost moest verslagen worden). Maar ook het jaar waarin in de VS 5,5 miljard euro aan alleen al politieke reclamecampagnes werd uitgegeven. Voor een organisatie die zo op het politieke debat weegt — wapens zijn intussen, naast abortus en migratie, het heetste hangijzer in de Amerikaanse samenleving — geeft de NRA dus in feite relatief weinig geld uit. Zeker in vergelijking met pakweg de farmaceutische industrie. Maar evenzeer in vergelijking met mensenrechtenorganisaties of de National Education Association, waarvoor Amerikaanse politici na een zoveelste schietpartij op een school niet veel meer dan ‘thoughts and prayers’ over hebben.

Voor de NRA hadden diezelfde politici de voorbije vijftien jaar daarentegen letterlijk alles over, en die evolutie is even opmerkelijk als schrikwekkend. Ja, het is waar dat de NRA sinds de jaren 80 op de Amerikaanse politiek is beginnen wegen, maar het knalde de inmiddels ‘bijgedraaide’ president Ronald Reagan bijvoorbeeld niet af, toen die eind jaren 80 zei dat machinegeweren niet thuishoren in de handen van burgers. Of toen hij kogels liet verbieden die zich een weg door kogelvrije vesten boren. Meer nog: Reagan was de eerste presidentskandidaat die de NRA ooit openlijk steunde.

En eind jaren 90, in de nasleep van de schietpartij in Columbine, was het zowaar NRA-boegbeeld Wayne LaPierre die zei dat de NRA gelooft in “absolutely gun-free, zero-tolerance, totally safe schools. That means no guns in America’s schools. Period.” Zeggen dat LaPierre toen nog de stem van de rede was, zou bespottelijk zijn, maar het verschil met wat de NRA vandaag allemaal uitkraamt, is immens.

Tegen alles

In 2008 boog het Amerikaanse Hooggerechtshof zich — eindelijk — over het twee eeuwen lang veelal genegeerde tweede amendement in de Amerikaanse grondwet, om voor eens en altijd uit te maken wat die krakkemikkige zin nu eigenlijk betekent. Hebben alle Amerikanen het recht om een wapen te bezitten, of geldt dat enkel voor leden van een ‘militie’ om — in tijden dat zoiets nodig zou zijn — de Amerikaanse staten te beschermen tegen de federale overheid?

Het verdict: vijf van de negen rechters oordeelden dat elke burger dat recht heeft. Het resultaat: met de NRA valt sindsdien geen huis meer te houden, en hun zero-tolerance geldt vandaag voor alles en iedereen die gelijk welke wapenwetgeving voorstelt. Zelfs als het om een wet over speelgoedpistolen gaat, nadat politieagenten hebben laten verstaan dat ze het verschil niet meer kunnen zien met echte pistolen en dat dat in de VS jaarlijks tot tientallen schietpartijen met dodelijke afloop leidt.

De NRA ziet in alles een eerste stap naar een algemeen wapenverbod, dus de NRA is tegen alles.

En de reden waarom Amerikaanse politici in die waanzin meestappen? Niet zozeer omdat ze geld krijgen van de NRA — ze krijgen geld van iedereen — maar omdat ze er schrik van hebben. De NRA is er in geslaagd om het wapendebat in de VS volledig naar zijn hand te zetten, en zich op te werpen als verdediger van de grondwet. Wat de organisatie er in haar discours evenwel gemakshalve uitlaat, is dat het Hooggerechtshof helemaal niet heeft gezegd dat wapenbezit onvoorwaardelijk is. Zoals elke burger recht heeft op een wapen, zo heeft elke staat het recht om daar voorwaarden aan te verbinden.

Verschillende recente peilingen geven bijvoorbeeld aan dat tachtig procent van de Amerikanen vindt dat je 21 moet zijn om een wapen te kopen. Dat kan dus ook perfect — zelfs Trump was op een bepaald moment voor — maar de NRA is tegen. Ruim twee derde van de Amerikanen is voor een verbod op aanvalsgeweren. De NRA is tegen. De helft van de wapeneigenaars in de VS wil een strengere wapenwetgeving. De NRA wil er met niemand zelfs maar over praten.

Het probleem in het verleden was dat gun control nooit een reden bleek te zijn om te gaan stemmen — lokaal, noch federaal — in tegenstelling tot gun rights. Een kandidaat die voor gun control pleitte, werd daar door het ene kamp niet voor beloond, maar door het andere kamp wel genadeloos voor afgestraft. Dat weet de NRA — het slaagt er als geen ander in dat andere kamp te mobiliseren — en dat is misschien wel de belangrijkste reden waarom de organisatie zo machtig is.

De laatste die er een strenge, nieuwe wapenwet doorjoeg, was Bill Clinton in 1994. Een paar maanden daarna geraakte geen énkele Democraat in het Amerikaanse Congres herverkozen. Zo’n historische nederlaag heeft uiteraard meerdere oorzaken, maar Clinton gaf later toe dat zijn (tot overmaat van ramp inefficiënte) Assault Weapons Ban er zeker één van was. En sindsdien is geen enkel betekenisvol voorstel zelfs maar in de buurt van een stemming gekomen. Meer nog: zowel lokaal als federaal doen voornamelijk Republikeinse politici er alles aan om er niet eens een debat over te moeten voeren in het Huis van Afgevaardigden of de Senaat. Voor de camera’s van Fox News hebben ze er meestal nog wel iets over te zeggen, doch dat terzijde.

Na elke noemenswaardige schietpartij — in de VS vinden elk jaar zo veel schietpartijen plaats dat elk incident met minder dan tien slachtoffers nog amper de publieke opinie beroert — proberen burgers, activisten en in de regel Democratische politici het wapendebat opnieuw naar een hoger niveau te tillen. En telkens weer moet je vaststellen dat dat onmogelijk is omdat de NRA er een ideologische stellingenoorlog van maakt en in één adem pleit voor méér wapens in de Amerikaanse samenleving — ‘to stop the bad guys’.

Op twintig jaar tijd is de NRA gegaan van “no guns in America’s schools” naar “hoe meer leerkrachten een wapen bezitten en leren schieten, hoe beter”. En daarmee is de cirkel in feite rond: de NRA wil weer iedereen leren schieten, zoals in 1871, “want je weet maar nooit.” Het Wilde Westen is terug.

Een eerste versie van dit artikel verscheen op 2 maart 2018 in De Morgen.

--

--

Ben Van Alboom
Strictly Personal (NL)

Belgian journalist. Inspirational quote: “My favorite sport is cheerleading.” (Miley Cyrus) Twitter & Instagram: fakerholic Email: benvanalboom@me.com