Thuis bij Giorgio Moroder: “Ik ben één keer in Studio 54 geweest en ik vond er niets aan”

Ben Van Alboom
Strictly Personal (NL)
10 min readNov 5, 2021

Als er iemand de peetvader van de elektronische popmuziek mag genoemd worden, dan is het Giorgio Moroder. Er is een muziektijdperk voor ‘I Feel Love’, en een tijdperk na. “Ik heb nochtans nooit de pretentie gehad om te denken dat ik geschiedenis aan het schrijven was.”

“Natuurlijk ken ik Giorgio”, zegt de receptionist van ons logement in Zuid-Tirol haast beledigd. “Hier kent iedereen hem.” Toeristen in het pittoreske gehucht moet ze soms wel nog een voorzet geven door één van zijn nummers te neuriën, “maar daarmee weten ze het altijd onmiddellijk.” Ze voegt de daad bij het woord en zet ‘Tom’s Dinner’ van Suzanne Vega in, een song waar Giorgio Moroder nougatbollen mee te maken heeft, behalve dat hij er in 2015 met Britney Spears een cover van maakte voor zijn verguisde comebackplaat Déjà Vu.

De inmiddels 78-jarige Moroder moet erom lachen, als we hem het verhaal doen in de woonkamer van zijn uit de kluiten gewassen chalet, een paar haarspeldbochten verderop. “Ik heb hier vorige zomer in het dorp een dj-set gegeven en die cover zal er wel tussen hebben gezeten.” Het blijkt één van de weinige songs te zijn uit Déjà Vu waar hij intussen nog vrede mee kan nemen, niettegenstaande zelfs die weinig meer is dan een ongeïnspireerd Daft Punk-afdankertje.

“Dat album was een grote puinhoop”, geeft hij vandaag grif toe. “Vroeger maakte ik een compositie en vervolgens dook ik met een viertal muzikanten in de studio om de muziek in te spelen. Op een dag stond alles erop en ging ik ermee aan de slag. Misschien dat ik er nog wat strijkers aan toevoegde, sowieso vocals, maar op een week tijd was alles meestal rond. Bij Déjà Vu zat ik soms weken te wachten op een mail met supervage instructies van een artiest of zijn manager om verder te kunnen werken. Maanden aan een stuk.”

Het lijkt onwaarschijnlijk dat niemand uit zijn entourage hem voor die contemporaine werkwijze had gewaarschuwd. Maar wat zeg je als 75-jarige en al minstens twintig jaar uitgerangeerde producer, wanneer een platenfirma plots met het aanbod komt om een plaat op te nemen met onder meer Britney, Kylie, Sia, Kelis en Charli?

Of misschien had Daft Punk hem werkelijk gewoon het verkeerde idee gegeven, toen ze Moroder in 2013 uit de vergetelheid lichten door hem in het nummer ‘Giorgio by Moroder’ zijn levensverhaal te laten vertellen op het album Random Access Memory? “Daft Punk werkt enkel in de studio, en altijd met muzikanten”, zegt Moroder. “Ook voor die interviewsessie — want dat was het — zijn we in een echte studio gedoken.” Meer nog: Daft Punk installeerde er verschillende microfoons voor — één voor elk decennium uit de carrière van Moroder. “Maar zulke dingen kun je tegenwoordig alleen maar doen als je genoeg tijd en geld hebt.”

Aan geld kan het Moroder nochtans niet ontbreken. Naast zijn woning in Zuid-Tirol, heeft hij ook nog een huis in LA, waar hij de helft van het jaar vertoeft. “De helft waarin het hier te koud is”, lacht hij. In de garage van dat huis in LA staat bovendien één van de twintig Cizeta-Moroders, een bolide die de producer in ’91 op de markt bracht met Marcello Gandini van Lamborghini. Prijskaartje: 600.000 euro. Ironisch genoeg heeft het ding nooit meer dan de oprit van dat huis gezien, aangezien het type auto nooit door de Amerikaanse autoriteiten is goedgekeurd. Moroder mocht er pas officieel in de VS mee beginnen rijden eens de wagen een oldtimerstatus had verworven. Twee jaar geleden.

En laat hij nu net de afgelopen twee jaar nog maar weinig tijd hebben gehad om zelf achter het stuur van een wagen te kruipen. Sinds hij op Random Access Memory opdook, wordt hij vooral gereden, van de ene dj-set naar de andere. De man die in 2011 op Film Fest Gent — Moroder kreeg er een Lifetime Achievement Award voor de scores van onder meer Midnight Express, Scarface en Flashdance — nog door zijn vrouw heimelijk naar een Giorgio Moroder-party in Vooruit moest worden gelokt, “want hij houdt niet meer van feestjes”, vloog plots de wereld rond om overal zijn grootste hits te draaien.

En alsof dat op zijn leeftijd nog niet voldoende was (en ook wel omdat nummers als ‘Take My Breath Away’, de popklassieker die hij schreef voor de soundtrack van Top Gun, nu niet bepaald hippe boîtes in Londen en New York op kooktemperatuur brengen), toert hij voor het eerst in zijn leven ook met een band.

“Oké, om eerlijk te zijn, is het niet écht de eerste keer dat ik met muzikanten op het podium sta”, geeft Moroder eerder schoorvoetend toe. “Vijftig jaar geleden heb ik het eerst geprobeerd als popzanger, maar dat was mijn ding absoluut niet. Ik haatte het om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Ik was altijd bloednerveus, als ik het podium op moest. Meestal vergat ik dan ook mijn teksten.” Een prestatie, als je weet dat hij erop uittrok met nummers als ‘Bla Bla Didley’, ‘Yummy-Yummy-Yummy’ en ‘Doo-Bee-Doo-Bee-Doo’.

Zijn dj-werk heeft hem naar eigen zeggen van zijn ‘podiumvrees’ afgeholpen, en hij zingt nu toch ook weer een paar nummers zelf. “Het zou vreemd zijn om iemand anders ‘From Here to Eternity’ te laten zingen, als ik op het podium sta.” Hij twijfelt duidelijk even of hij het volgende wel zou zeggen, alvorens het er met een brede glimlach toch uit te smijten: “En met de technologie van vandaag kun je uiteindelijk om het even wie goed doen klinken. Als mijn stem te slecht is, schuif ik er een vocoder onder.”

De rest van de tijd verschuilt Moroder zich trouwens ook niet bepaald achter een stel synthesizers. Integendeel. “Ik heb verschillende songs anekdotes ingestudeerd.” En aan anekdotes heeft Moroder werkelijk geen gebrek. Zoals die over die keer dat Brian Eno in 1977 in de legendarische Hansa Studio by the Wall in Berlijn op David Bowie afstapte met een 12” van ‘I Feel Love’ in de hand en de haast profetische woorden sprak: “This single is going to change the sound of club music for the next fifteen years.” ‘Haast profetisch’, want het werd net iets meer dan vijftien jaar: de futuristische discoklassieker ‘I Feel Love’, die Giorgio Moroder schreef en producete voor Donna Summer, heeft het geluid van pop en elektronica voorgoed veranderd.

“Brian Eno was natuurlijk in de eerste plaats teleurgesteld”, zegt Moroder in alle — nee, echt — bescheidenheid. Eno zat op dat moment in Berlijn om het achteraf evenzeer legendarische David Bowie-album Low op te nemen, “en ze waren op zoek naar een nieuw geluid”, weet Moroder. “In feite stond ‘I Feel Love’ mijlenver van wat zij precies hoopten te vinden, maar Eno besefte meteen dat de muziekwereld de daaropvolgende twee, drie jaar over niets anders zou praten, en dat ze dus evengoed konden stoppen met zoeken. En als ik nu even onbescheiden mag zijn: na ‘I Feel Love’ heeft de synthesizer de muziekwereld effectief veroverd. En er is nog altijd niets anders in de plaats gekomen. Behalve hiphop misschien, maar dat brak letterlijk met alles wat ervoor is gemaakt.”

Als u zich afvraagt hoe het komt dat Moroder zoveel over de opnames van Heroes weet, dan moet u weten dat hij met het neerdalen van ‘I Feel Love’ op aarde de Pharrell Williams werd van zijn tijd — de producer die plots zélf op de cover van roemruchte tijdschriften stond en met wie iederéén wou samenwerken. Hollywood in het bijzonder. Alan Parker huurde hem in om de muziek te schrijven voor Midnight Express, waarvoor Moroder de eerste van zijn drie Oscars kreeg. Voor de soundtrack van Paul Schraders American Gigolo ging hij in zee met Debbie Harry, met wie hij de Blondie-hit ‘Call Me’ schreef. Voor zijn ‘remix’ van Fritz Langs sciencefictionklassieker Metropolis dook hij in de studio met onder meer Freddie Mercury. En voor Schraders remake van Cat People nam hij het titelnummer op met … David Bowie.

“Toen heeft David me dat verhaal van Eno verteld”, zegt Moroder. Uiteraard willen we nog meer verhalen horen over Bowie, maar ofwel laat zijn geheugen de producer intussen in de steek, ofwel vertelt Moroder de waarheid, als hij zegt dat hij op en al één diner, één ontbijt en twee uur studiotijd met Bowie heeft doorgebracht. “Ik had hem de song al op voorhand toegestuurd, en toen hij in het casino van Montreux aankwam, waar de studio lag, waren de lyrics geschreven en had hij ook de rest tot in de puntjes geoefend. Hij heeft het een paar keer gezongen, en klaar. Eerlijk: had ik daar met Donna Summer gezeten, dan had ik misschien gevraagd om een paar dingen anders te doen, maar zelfs een relatief bekende producer als ik ging niet aan David Bowie zeggen wat hij moest doen.”

Nochtans is dat wellicht wat Tony Visconti en Nile Rodgers, met wie Bowie verschillende platen opnam, precies wel deden. Alleen waren zij opgegroeid in de straten van New York: Visconti werd geboren in Brooklyn en frequenteerde de jazzclubs in The Village in de jaren 60, Rodgers was een kind van de Lower East Side én jaren kind aan huis in Studio 54. Giorgio Moroder daarentegen was een synthesizernerd uit Zuid-Tirol die niet goed besefte wat hem overkwam. Of dat is toch de indruk die hij ook vandaag nog geeft.

“Ik ben ooit één keer in Studio 54 binnen geweest, en ik vond er niets aan”, vertelt Moroder bloedserieus. “In feite was dat een doorsnee discotheek waar het er af en toe wild aan toeging en er al eens een paard op de dansvloer verscheen. Of een celebrity.” Hij haalt de schouders op. “Niet toen ik er was.” Aldus de man wiens songs voor Donna Summer — van ‘Hot Stuff’ over het zeventien (!) minuten lange ‘Love to Love You Baby’ naar ‘I Feel Love’ — belangrijker waren voor de geschiedenis van het nachtleven dan om het even welke celebrity (of viervoeter) die ooit een lijn heeft gelegd in Studio 54.

“Weet je wat het ding was: in Europa liepen we op vlak van discotheken tien jaar voor. Eind jaren 60 opende ik een studio in München en elk weekend ging ik er naar een andere discotheek — niet om te dansen, maar om te horen wat populair was. Die dingen zaten altijd afgeladen vol, terwijl ze in de VS niet eens bestonden. In New York trok iedereen op dat moment nog naar clubs om muzikanten te horen spelen, van wie er daar natuurlijk ook genoeg ijzersterke exemplaren rondliepen. Op het Europese vasteland waren de meeste bands echt slecht. Ik kan het weten, want ik heb vijf jaar mijn brood verdiend als bassist van zo’n band, en ik kan amper bas spelen.”

De grote ommekeer of — zoals ze in München hadden gezegd — aha-erlebnis kwam er toen Moroder de eerste Moog-synthesizer ontdekte en hoorde wat elektronicapionier Wendy Carlos ermee aanving. “Ik wil niet zeggen dat ik beïnvloed ben door wat hij (Moroder blijft haar bij haar geboortenaam Walter aanspreken, BVA) op die Moog deed, met de muziek van Bach, maar ik was gefascineerd door de mogelijkheden van het instrument.”

In 1971 zou Moroder de Moog voor het eerst gebruiken in de hitsingle ‘Son of My Father’. “Dus drie jaar voor Kraftwerk met ‘Autobahn’ op de proppen kwam”, zegt hij ineens vol trots. Al moet gezegd dat hij er — op de in 1975 onopgemerkte cultplaat Einzelgänger na — in de daaropvolgende jaren wel zelf geen al te zotte dingen meer mee zou doen. Haast niemand eigenlijk. Met uitzondering van Kraftwerk. En Jean-Michel Jarre. En Tangerine Dream. Maar dat waren allemaal zeer serieuze mensen en dito muziek.

En dan kwam in 1977 Donna Summers vijfde worp I Remember Yesterday, een conceptalbum dat het muzikale verhaal moest vertellen van het nachtleven door verschillende decennia heen. Leuk idee, maar ironisch genoeg was het enige relevante nummer op de plaat het laatste, dat de toekomst van het nachtleven moest voorspellen. “En het enige instrument dat ik kon bedenken dat futuristisch was,” herinnert Moroder zich, “was de synthesizer.”

Pete Bellotte, Donna Summer & Giorgio Moroder

Wat volgt, is het verhaal van een hoop geeks, met Moroder en zijn collega-producer Pete Bellotte aan het roer, die een immense Moog Modular 3P aan de praat krijgen, de chirurgisch meest precieze én verleidelijk melodieuze locomotiefbeat uitdokteren, een halve delay op de baslijn steken, Donna Summer de studio inroepen om er haar engelengeluid op los te laten, en wat in feite gewoon een grap of gimmick was — een uitsmijter van een verder redelijk verwaarloosbaar discoalbum — om te turnen in wat effectief het begin inluidt van elektronische (pop)muziek. Of zoals de legendarische New Yorkse dj Nicky Siano liet optekenen: “Het was niet zomaar een nieuw nummer. Niemand had ooit eerder zo iets gemaakt of gehoord!”

“Als er een rockmuzikant het nodig vond om arrogant te doen, wees ik er hem op dat hij in de regel met drie akkoorden werkt en ik soms met vijf”

Alleen dacht lang niet iedereen daar toen zo over. Op de synthesizer en de ‘kick drum’ van Boney M-drummer Keith Forsey na, kwamen er aan ‘I Feel Love’ geen instrumenten te pas, zodat de meeste rockjournalisten het nummer afdeden als gevoelloze robotmuziek. “Maar van die discussie heb ik nooit wakker gelegen”, grinnikt Moroder, die er niettemin fijntjes op wijst dat het tien keer moeilijker is om een deftig geluid uit een synth te krijgen dan uit een akoestisch instrument. “En als er dan toch een rockmuzikant het nodig vond om arrogant te doen, wees ik er hem op dat hij in de regel met drie akkoorden werkt en ik soms met vijf.”

Maar nog opmerkelijker was dat de producer aanvankelijk zelf ook niet erg veel liefde voelde voor ‘I Feel Love’. “Ik heb nooit de pretentie gehad om te denken dat ik geschiedenis aan het schrijven was”, aldus Moroder. “Ook toen niet.” ‘I Feel Love’ verscheen eerst als B-kant van het alweer lang vergeten ‘Can’t We Just Sit Down (And Talk It Over)’, en het is pas toen het nummer vrij letterlijk ontplofte in de clubscene dat de platenbonzen hun fout inzagen. Moroder zelf, die in die periode nog amper naar clubs ging, had het pas door, toen hij ‘zijn’ baslijn eensklaps overal hoorde opduiken — bij de Franse discoproducer Cerrone, de Britse post-punkers Killing Joke en de Amerikaanse new wave-band Blondie. De impact van ‘I Feel Love’ was instant, universeel en — bovenal — blijvend.

“We zijn veertig jaar later”, zegt Moroder, die intussen terug in clubs vertoeft, “en in bijna elk elektronisch nummer dat ik hoor, zit een variant van die baslijn.” En wat ook is: veertig jaar later is er nog altijd geen ander nummer dat zowel een trouwfeest als het donkerste technokot kan doen overlopen van liefde.

--

--

Ben Van Alboom
Strictly Personal (NL)

Belgian journalist. Inspirational quote: “My favorite sport is cheerleading.” (Miley Cyrus) Twitter & Instagram: fakerholic Email: benvanalboom@me.com