Een eerste blik op het Franse “kunstenaarsstatuut”

Jens Van Lathem
TWIIID
Published in
4 min readSep 21, 2020

Iedereen lijkt het erover eens — al dan niet aangewakkerd door COVID-19 — dat ons “kunstenaarsstatuut” herbekeken moet worden. Het “kunstenaarsstatuut” is een set van maatregelen die de toegang tot en opbouw in zowel het werknemers- als het zelfstandige statuut voor kunstenaars moet versterken. Eén facet daarvan is een combinatie van voordelen in de werkloosheidsuitkering voor zij die als werknemer artistieke activiteiten uitoefenen.

Net zoals België kiest Frankrijk er voor om de sociale- en bestaanszekerheid van (uitvoerende) kunstenaars en technici met onregelmatige inkomsten op te vangen via een vorm van uitkering. Op zoek naar inspiratie leek het ons daarom opportuun het Franse systeem van dichterbij te bestuderen.

Robin Goossens dook in het kader van zijn zomerstage bij Twee-eiige Drieling twee maanden lang in de “intermittence du spectacle”. Hij praatte met steunpunten en ervaringsdeskundigen en contrasteerde met behulp van Tobias en Jens het Franse met het Belgische stelsel. Het resultaat presenteerden we op een kennisnetwerk van Cultuurloket. De presentatie kan gedownload en bekeken worden via https://www.slideshare.net/JensLathem/intermittence-du-spectacle-kunstenaarsstatuut.

We delen graag onze eerste vaststellingen.

  • Het Franse stelsel is een geheel afgezonderde vorm van uitkering, zowel voor technici als kunstenaars, waar deze in België voor beiden in de algemene uitkering wordt ingekapseld.
  • De toegang tot het Franse systeem is dan ook enkel te verkrijgen met korte artistieke of technische prestaties. Prestaties van onderwijs die een directe link hebben met het artistieke/technische métier tellen mee, zij het beperkt tot enkele welbepaalde instellingen. In België is het mogelijk om toegang te verkrijgen tot de werkloosheidsuitkering met eender welke prestaties van korte of langere duur, waarna zich te concentreren op de voordelen van het “kunstenaarsstatuut”. O.i. moedigt het Belgisch systeem meer en langer werk aan, door geen onderscheid te maken tussen de duur en inhoud van jobs om toegang te krijgen tot een recht in de sociale zekerheid.
Toelating tot het Belgische en Franse systeem.
  • Deze geheel afgezonderde vorm van uitkering kan ook verloren worden bij afbouw van de artistieke of technische praktijk (zie onder voor de voorwaarden van verlenging). Theoretisch is het mogelijk dat iemand wiens praktijk evolueert dan ook geen enkel recht meer heeft op een uitkering of sociale bescherming. Enkel zij die vijf jaar in het systeem zitten krijgen een grace period (clause de ratrappage) van 6 maanden om hun recht alsnog te bewijzen. Het recht op de Belgische werkloosheidsuitkering wordt— abstractie makende van de controle van het zoekgedrag door VDAB/ACTIRIS/FOREM/ADG — verworven voor het leven. Er bestaat bij verlies van de voordelen van het kunstenaarsstatuut een techniek om deze te herwinnen, zonder dat een kunstenaar de uitkering verliest.
Behoud van het Belgische en Franse systeem.
  • Grosso modo elke 12 maanden moeten de Franse intermittents 507 uren in korte artistieke of technische contracten bewijzen. Rekening houdende met de regels rond het zoekgedrag moeten Belgische kunstenaars elke 18 maanden 156 gewerkte dagen bewijzen, waarvan minstens 104 artistiek. Beide systemen kennen een cachet die toelaat om meer uren of dagen te tellen dan contractueel gepresteerd. Een cachet wordt in Frankrijk sowieso als 12 uur gerekend. Bij CAO wordt bepaald voor wie en voor welke soort activiteit een cachet kan geteld worden. De Belgische cachetregel (brutoloon/62,53) staat open voor iedereen die artistieke prestaties levert op taakloon. De Belgische CAO taakloon bepaalt dat wie zich wil beroepen op de cachetregel, moet aanvaarden dat prestaties kunnen geleverd worden buiten het afgesproken uurrooster.
12 vs. 18 maanden (Boven: FR, beneden: BE)
  • De Franse uitkering wordt elk jaar herberekend. In tegenstelling tot het Belgische systeem, waar de uitkering bij aanvang wordt vastgelegd en slechts door 2 jaar onderbreking kan herberekend worden, hebben de Franse intermittents elk jaar de kans om via hun gepresteerde uren en verdiende brutoloon een hogere uitkering te verdienen. Belgische kunstenaars die toegang verkrijgen op basis van een lager loon of deeltijdse tewerkstelling, krijgen niet de kans dit recht te zetten. Dit heeft een negatieve impact op hun sociale opbouw.
  • Het Franse systeem wordt deels gefinancierd door een streng bewaakt vermoeden van werknemerschap voor podiumkunstenaars. Dit bestond vroeger ook in België.
  • Deze intermittence kan inspiratie opleveren voor aanpassingen aan het Belgische systeem, maar is geen oplossing voor de situatie van startende beeldende kunstenaars of zelf-organiserende curatoren. Voor deze doelgroep blijft het (minder toegankelijke?) zelfstandige statuut de beste manier om sociale zekerheid op te bouwen. In dit statuut zijn er geen specifieke regels voor kunstenaars.

Vragen, opmerkingen of aanvullingen zijn welkom via ask@twiiid.be.

Onze dank gaat uit naar Xavier Schmitt van ARTCENA en Thierry d’Armor.

--

--