Waarom Krachttraining een Doodlopend Spoor is
Deel 1: Stof tot nadenken
--
Also available in English
Oké, er lopen hier en daar nog wat dinosaurussen rond die er niks van begrepen hebben, maar de échte kenners zijn het erover eens: krachttraining is onmisbaar voor het leveren van topprestaties. Een snelle zoekactie op Google levert direct een paar pareltjes op: “Geen twijfel over mogelijk”, “Het is tegenwoordig wel bekend dat dit een absolute vereiste is”, en “Het is nu bewezen dat sportprestaties direct of indirect afhangen van de kwaliteiten van spierkracht”.
Wat een heerlijk gevoel, die absolute zekerheid! Mij is altijd verteld dat alleen de dood en belasting betalen zeker zijn in het leven. Maar al het goede komt in drieën, dus deze kan er mooi bij. Het klinkt ook gewoon zo logisch: wie goed wil zijn, moet sterk zijn. En dus ook: hoe sterker hoe beter. Hoe kan daar in hemelsnaam twijfel over bestaan?! Maar helaas, het leven is zelden zo simpel, zo ook nu…
Het decor
Het hele verhaal rondom kracht(training) is een typisch voorbeeld van ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid: in eerste instantie lijkt het allemaal zo logisch, maar zodra je er iets dieper over na gaat denken ontstaan er direct problemen. Voordat we deze problemen gaan bekijken, is het echter handig om kort te sluiten wat we precies bedoelen met ‘kracht’. Veel (zinloze) discussies zijn immers het resultaat van mensen die dezelfde woorden gebruiken, maar daar totaal andere dingen mee bedoelen. Een bank is iets om op te zitten, maar ook iets om geld op te storten, om maar wat te noemen.
Zo is het ook met kracht, waar spreektaal en meer fundamentele ideeën vaak willekeurig door elkaar heenlopen. Natuurlijk zeg ik ook wel eens dat iemand ‘sterk’ is (of juist niet); dat bekt wel zo lekker in de kantine. Maar dat betekent nog niet dat ik geloof dat kracht of ‘sterk zijn’ een fundamentele eigenschap is, die apart getraind kan en moet worden. Deze laatste betekenis van kracht, die als fundamentele of ‘grondmotorische eigenschap’, is de betekenis waar ik het hier over wil hebben.
Grondmotorische eigenschappen voor dummies
Misschien klinkt de term grondmotorische eigenschap je als abracadabra in de oren of misschien kan je wel een kleine opfrisser gebruiken. Laten we daarom nog even stilstaan bij deze magische term.
Je hoeft geen Einstein te zijn om in te zien dat sportprestaties door een veelvoud aan factoren worden bepaald. Dit maakt sport interessant, maar tegelijkertijd ook een enorme opgave voor trainers en wetenschappers die hier grip op proberen te krijgen. Zou het daarom niet mooi zijn als we dat complexe web van (trainbare) factoren kunnen terugbrengen tot een handvol fundamentele eigenschappen, waaruit de rest als het ware vanzelf voortvloeit?
Dat zou bij het programmeren van trainingen namelijk betekenen dat in plaats van te moeten kiezen uit misschien wel ontelbaar veel opties, we nu alleen nog hoeven te kiezen uit een mooi overzichtelijk menu. Zie het als kiezen tussen alle ingrediënten ter wereld versus kiezen van de menukaart bij je lokale hipstertent. In andere woorden, fundamentele eigenschappen zouden het trainingsproces veel meer ‘manageable’ maken.
Ziedaar, de leer van grondmotorische eigenschappen! De simpelste variant vertelt ons dat een sporter vijf eigenschappen kan trainen: kracht, snelheid, uithoudingsvermogen, lenigheid en coördinatie. Deze eigenschappen zijn in principe onafhankelijk van elkaar en bepalen samen de uiteindelijke sportprestatie.
Maar wacht eens even! Hoe zit het met explosiviteit of ‘power’ dan? En wendbaarheid of ‘agility’? Geen zorgen, grondmotorische eigenschappen 2.0 vertelt het ons. In onderstaande figuur zijn lenigheid en coördinatie voor het gemak weggelaten, want zoals je ziet speelt kracht de centrale rol: ‘strength is foundational’. Met andere woorden, serieuze sporters moeten er alles aan moeten doen om zo sterk mogelijk te worden.
Een heleboel vragen
Ook ik heb jarenlang in deze visie geloofd. Hij klinkt goed, is ‘sellable’ en geeft handvatten om het zeer complexe trainingsproces overzichtelijk te maken. Zoals de titel je al deed vermoeden, kijk ik er de laatste jaren echter geheel anders tegenaan.
Er zijn mijn inziens namelijk te veel vragen waarop de leer van de grondmotorische eigenschappen geen bevredigend antwoord kan geven. Sterker nog, sommige van deze vragen leggen fundamentele problemen bloot. Problemen die dusdanig groot zijn dat het tijd is voor een geheel andere benadering (een heus paradigmaverschuiving), waarmee we weer écht vooruit kunnen (totdat ook deze weer achterhaald wordt, maar that’s life!).
Maar misschien ligt het allemaal wel aan mij, dus voordat ik allerlei andere ideeën in je hoofd probeer te planten, bekijk de volgende vragen eens kritisch en kijk of jij wel met de oude ideeën uit de voeten kunt:
- Hoe meten we kracht? Meten we daadwerkelijk een fundamentele eigenschap van het lichaam of is het misschien iets dat per beweging/taak verschilt? En is deze gemeten kracht zelf niet het resultaat van fundamentelere factoren?
- Is er zoiets als dé kracht van een (geïsoleerde) spier? En is dit wat je probeert te verbeteren met krachttraining of houd je ook meteen rekening met bewegingspatronen (bijvoorbeeld door squats te doen in plaats van leg extensions)? Als dit laatste het geval is, dan is er blijkbaar nog een component waar je rekening mee houdt. Is deze component dan onderdeel van kracht? Of train je kracht en nog iets (techniek/coördinatie?) tegelijkertijd?
- Een sprinter wil sneller worden. Daarom is hij hard bezig om zijn maximale kracht te vergroten. De koningsoefening in zijn programma is natuurlijk de squat en deze gaat hard vooruit. In het begin gingen ook zijn sprinttijden vooruit, maar ondanks het feit dat zijn maximale squat nog altijd toeneemt, blijven zijn sprinttijden nu al een tijd rond hetzelfde niveau hangen. Als kracht zo’n fundamentele eigenschap is, hoe kan het dan dat zijn sprintprestatie niet verder verbetert?
- Dat komt natuurlijk doordat hij die toegenomen kracht wel moet weten om te zetten in snelheid! Techniek speelt hierbij een belangrijke rol. Oké, dus kracht en techniek bepalen samen (voor een groot deel) de uiteindelijke prestatie? Maar hoe spelen die twee dan precies samen? En wat is hun biofysische basis? Is techniek bijvoorbeeld iets dat in de hersenen geregeld wordt, maar kracht niet?
- Van krachttraining word je sneller, ga je hoger springen, etc. Is dit voor sporters van alle niveaus het geval of toch vooral voor beginners? Als het per niveau verschilt, hoe komt dit dan? En belangrijker nog, hoe sterk is het bewijs voor deze transfer daadwerkelijk?
- Is kracht überhaupt de belangrijkste mechanische grootheid in sport of verschilt dat per beweging/discipline? Als een andere maat belangrijker is (bijvoorbeeld vermogen, arbeid of stoot), in hoeverre is deze dan gerelateerd aan kracht?
Kortom, een heleboel vragen! In deze achtdelige artikelenreeks zal ik mijn visie op deze zaken delen. Lees hem rustig door of gooi alvast je gedachten in de groep als je het echt niet meer houdt ;). Dat kan ook op Facebook.
Referenties
- Bompa, T. O. & Haff, G. Periodization: Theory and Methodology of Training. (Human Kinetics, 2009).