Dirk van Os, financieel genie en risico-ondernemer (deel 1)

--

In de biografie ‘Dirk van Os, een geniale koopman’, gaan twee Amsterdamse historici dieper in op de mysterieuze figuur van de koopman in wiens huis de VOC werd opgericht. De belangrijke bewindvoerder van de VOC ging vooral de geschiedenis is als initiatiefnemer van de drooglegging van het Beemstermeer: een faraonische onderneming die zijn gelijke niet kende in Holland.

Een bamboestok

In 1658 schilderde Rembrandt een portret van een grijzende man op een stoel. In de arm van man — streng in het zwart naar de calvinistische mode van die tijd — rust een bamboestok met een zilveren kop. Dirk van Os was als Dijkgraaf van de Beemster blijkbaar belangrijk genoeg om geportretteerd te worden door de belangrijkste schilder van zijn tijd. De man had ook een rist andere titels — hij werd door prins Maurits persoonlijk benoemd tot ‘luitenant-houtvester’ — maar het meest boeiende object op het schilderij is toch die bamboestok, een exotisch object in de Nederlanden, tenzij men in acht neemt dat de Nederlanders een halve eeuw eerder de weg hadden gevonden naar Azië. Ze kenden dus de kwaliteiten van deze stevige en buigzame stok. Het is niet toevallig dat deze bamboestok een belangrijk deel uitmaakt van het patrimonium van de familie.

Portret van de Dijkgraaf (“dyke reeve” in het Engels) Dirck van Os Junior, een schilderij van Rembrandt in het bezit van het Joslyn Art Museum (Omaha, NA).

Dirk van Os senior, de vader van de dijkgraaf, had deze stok op het einde van het jaar 1611 in het midden van het Beemstermeer geplant, om de waterstand op te meten. We kunnen ons voorstellen dat er een bezorgde blik op het gelaat van Van Os stond. Toen hij zag dat het water onder het merkteken van vorige keer gezakt was, zal deze ernstige grimas plaats gemaakt hebben voor een brede glimlach: Van Os had immers een groot deel van zijn fortuin geïnvesteerd in de droogmaking van de Beemster. Amper drie jaar eerder had een grote storm het project aan de rand van de afgrond gebracht. Maar Van Os was een man die een grote verbeeldingskracht koppelde aan een uitzonderlijke veerkracht. Dirk van Os senior (1556–1615) had immers al wat watertjes doorzwommen, vooraleer hij met een bootje en een rotan-stok naar het midden van de Beemster roeide.

De 55-jarige immigrant had, toen hij amper twintig was, de Spaanse Furie (1576) in zijn thuisstad Antwerpen meegemaakt. Als zeventwintigjarige kapitein van de burgerwacht, had hij in 1583 weerstand geboden aan de Franse troepen van de Hertog van Anjou. Hij was hier zo trots op dat hij zich in vol ornaat liet portretteren in het uniform van de schutterij. Twee jaar later werd hij gepromoveerd tot persoonlijke raadgever van Marnix van Sint-Aldegonde en moest hij mee de verdediging van Antwerpen tegen Alessandro Farnese organiseren. Toen het brandschip dat ontplofte aan de brug van Farnese niet het gewilde effect opleverde en de stad niet ontzet kon worden, was Dirk van Os een van de twintig Antwerpse burgers die de overgave tekenden in Beveren. Toen Antwerpen terug onder het gezag van de katholieke koning Filips II viel, moest hij als overtuigd calvinist noodgedwongen emigreren. Hij belandde in Middelburg en trok vandaar verder naar Amsterdam.

Dirk van Os (senior) als kapitein van de schutterij (Stedelijk Museum Alkmaar).

Financieel brein achter de VOC

In de stad aan het IJ, liet Dirk Van Os zich opmerken als een van die dynamische kooplui die de grenzen van Amsterdamse markt verlegde naar verre kusten: samen met zijn partner Isaac le Maire stuurde hij de eerste schepen van de Republiek naar Archangel in Rusland en naar de Middellandse Zee om handel te drijven. In navolging van Balthasar de Moucheron was Van Os een van de aanjagers van de expedities naar de noordpool om daar een doorgang naar Azië en Indië te vinden. En samen met enkele Amsterdamse en Zuid-Nederlandse kooplui lag hij met de eerste schipvaart van de ‘Compagnie van Verre’ naar Indië (via Zuid-Afrika), mee aan de grondslag van de handel met Indië en de toekomstige kolonie Indonesië.

Van Os werd zelfs als financieel architect gezien van de eerste NV uit de geschiedenis: de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Dat Van Os aan de basis zou liggen van het idee van het verhandelbare anonieme aandeel wordt geopperd door de auteurs van de biografie, Alice Boots en Rob Woortman, vandaar de ondertitel “een geniale koopman”. Dat Van Os de bedenker zou zijn van dit model, dat afwijkt van de tijdelijke compagnieën die tot dan gangbaar waren, leiden de auteurs af uit een eerder contract dat bestond tussen Dirk en zijn twee jaar oudere broer Hendrik. Beide broers hadden in 1588 een familiefonds opgericht met een vermogen van 12.000 gulden, waarvan ze elk jaar een bedrijfsuitkering van enkele honderden gulden ontvingen, nl. een soort dividend op een kapitaalinvestering. Het lijkt niet waarschijnlijk dat de gebroeders Van Os de enigen zouden zijn die in die periode zo’n financieel fonds hadden opgezet, zeker als men de Italiaanse financiële technologie uit die periode in acht neemt. Maar er zijn nog argumenten om aan te nemen dat Van Os het brein achter het originele VOC-aandelenmodel was. Volgens de auteurs was het niet toevallig dat de inschrijvingen van de Amsterdamse Kamer van de VOC plaatsvonden in de Witte Gecroonde Lelie van Dirk van Os, tenslotte een ingeweken Antwerpenaar en niet in de Warmoesstraat waar de andere zwaargewichten van de Compagnie woonden, zoals Reinier Pauw. Het moet zijn dat Van Os uit het gezelschap van groothandelaars gold als de financiële knobbel die deze ingewikkelde operatie met honderden aandeelhouders tot een goed einde moest brengen.

‘De Witte Gecroonde Lelie’ in Amsterdam aan de Nes (tegenover de Groote Hal).

De auteurs Boots en Woortman vestigen ook de aandacht op het feit dat Dirk van Os in 1607 — waarschijnlijk tegen zijn zin — werd aangesteld als de ontvanger van de Haarlemse loterij (voor een goed doel) en hij in zijn huis allerlei verschillende betaalmiddelen moest ontvangen voor de loten, omdat hij de waarde kende van obligaties, wissels en vreemde munten. Van Os ook was ook een spilfiguur van twee revolutionaire instituten uit die periode: de Wisselbank en de Amsterdamse Bank van Lening, deze laatste op een steenworp van zijn huis.

De Beemster

Dat Van Ons een financieel genie zou geweest zijn, moet ook blijken uit een ogenschijnlijk heel andere — maar niet minder gewaagde — onderneming waarbij hij en zijn twee jaar oudere broer Hendrik betrokken was: het droogmalen van het gigantische Beemstermeer, ten noorden van Amsterdam. Alice Boots en Rob Woortman kijken hiervoor vooral naar de financieringsvorm van dit project.

Het Beemstermeer in 1607, voor dat de droogmaking van start ging. (Collectie Regionaal Archief Alkmaar)

‘Van Os heeft het VOC-aandeel in gedachten wanneer hij [voor de Beemster] het verhandelbare grondaandeel bedenkt,’ schrijven Boots en Woortman. ‘Met grond werd al eerder gespeculeerd maar hier ging het om grond die enkel op papier bestond. Een koper kon daarentegen bij de Beemster een of meer opties nemen op 20 of 40 morgen (een morgen is een oppervlaktemaat die ongeveer met een hectare overeenstemt).’ Toen deze virtuele aandelen door de gebroeders Van Os en hun partners in 1608 op de markt gegooid werden, waren ze inderdaad een nieuwigheid. In de 16-eeuw had de slimme Jan Scorel investeerders gezocht in Antwerpen voor de drooglegging van het Zijpe-meer in Noord-Holland, maar daar zouden de kapitalisten geld lenen om het droogleggingsproject te bekostigen en een return te krijgen. Bij de Beemster werd er een projectie gemaakt van de honderden percelen die zouden tevoorschijn komen zodra het water was weggetrokken. De investeerders werden zo de virtuele eigenaars van de toekomstige percelen.

Noordwesterstorm

Deze constructie was voor een deel speculatief, want de juiste oppervlakte van het Beemstermeer was een onbekende. Na de drooglegging bleek de oppervlakte (gelukkig) groter dan verwacht en besloeg de Beemster 7800 morgen of 800 morgen meer dan ingecalculeerd.

De verdeling van de Beemster in percelen. De projectie ligt op zijn kant. Het zicht is vanuit het oosten met links Purmerend en de weg naar Amsterdam. Rechtsonder zien we een stukje Zuiderzee. (Collectie Regionaal Archief Alkmaar)

De gebroeders Van Os hadden in eerste instantie voor hun project een aantal selecte investeerders gevonden, waaronder goed geplaatste politici of ‘regenten’ en juristen, om de bouw van de molens en de ringvaart te bekostigen. In een later stadium (1608) hadden ze een succesvolle lancering van nieuwe aandelen bij het grote publiek — zeg maar een kapitaalverhoging — georganiseerd om het project af te ronden. Er werden honderden kopers gevonden die 27 gulden per morgen betaalden en daarnaast ook periodiek mee moesten betalen voor de onkosten van de drooglegging. Deze aandelen werden — net als de VOC-aandelen — al snel op de beurs verhandeld. Het financieel vernuft bleek echter niet opgewassen tegen de kracht van de natuur: nadat het meer bijna was leeggepompt, braken bij een noordwesterstorm op 22 januari 1610 de dijken door van de ringvaart en overstroomde het hele gebied van de Beemster. Het werk van drie jaar lag onder water en 800.000 gulden waren weggespoeld.

Zo’n tegenslag zou genoeg geweest zijn voor een normale investeerder om het project verticaal te klasseren en de overblijvende spaargelden terug te trekken. Maar Van Os hield voet bij stuk. Hij en zijn vennoten kregen uitstel van belastingen van de Staten-Generaal en betere voorwaarden voor de uiteindelijke bestemming van de grond. Het getuigt van de standvastigheid en het vertrouwen dat hij moet hebben ingeboezemd, dat hij zijn mede-investeerders kon overtuigen om nog dertig extra molens te laten bouwen, deze keer met drievoudige schoepenraderen, een uitvinding van Simon Stevin. Op 30 juli 1612 was het project dan eindelijk afgerond en kon de grond aan de investeerders worden toegewezen. Dat gebeurde bij een officiële ceremonie in het slot Purmersteijn, aan de rand van de Beemster: ‘Het gezelschap, 123 man, komt voor de verloting van de kavels in de ruim twee maanden eerder drooggevallen Beemster,’ vertellen Boots en Woortman. ‘Aan de voorste tafel, vlak voor het podium, zitten de veertien bedijkers met prominent de aanvoerders van dit gezelschap, de broers Dirk en Hendrik van Os.’

De Beemster vandaag, met de Ringvaart.

De gebroeders hebben deze kolossale onderneming tot een goed einde kunnen brengen. De inpoldering van grote stukken Holland die onder water liggen en plaats maken voor vruchtbare landbouwgrond en veeweiden krijgt nog meer navolging, onder meer met de drooglegging van het nabije Purmermeer, ongeveer een derde van de grootte van de Beemster. Ook daar is Dirk van Os er in 1611 bij als initiatiefnemer. Wanneer het octrooi voor het Purmermeer enkele jaren later werd toegekend, was de Croesus van Amsterdam zoals Bakhuizen van den Brink hem noemde, echter al overleden. Zo verdween op relatief jonge leeftijd een van de belangrijkste grondleggers van Hollands ‘gouden’ zeventiende eeuw, wiens wortels een stuk zuidelijker lagen, nl. in Brabant. Laten we dus samen met auteurs Boots en Woortman een kijkje gaan nemen naar zijn wortels in Den Bosch en Antwerpen. (Wordt vervolgd: Tapijten, kleurstoffen, glas of rogge: de familie Van Os volgt het spoor van de handel.)

Een geniale koopman” (Dirk van Os en de invloed van Zuid-Nederlanders op de Amsterdamse geldmarkt) door Alice Boots en Rob Woortman. Zutphen, Walburgpers, 2023. 358 blz.

Met dank aan Diederik Aten van het Alkmaars archief voor de beelden.

--

--

Tom Dieusaert
De Antwerpenaars van de Republiek (1570–1620)

Reporter. Writer. South America. Twitter @argentomas. Recently published “Rond de Kaap: Isaac le Maire contra de VOC".