Tapijten, kleurstoffen, glas of rogge: de familie Van Os volgt het spoor van de handel. (Deel 2).

--

De avonturen van de familie Van Os zijn een rode draad door de koortsachtige, gewelddadige en boeiende periode van eind zestiende eeuw in de Nederlanden. Gevlucht voor repressie in Den Bosch en Antwerpen, komt de familie uiteindelijk in Amsterdam terecht met één doel: handeldrijven. (Deel 2 over Dirk van Os)

Lakenmarkt in Den Bosch anno 1530 (Het Noordbrabants Museum)

Het blijft een moeilijke oefening om te kijken naar de zestiende eeuw zonder onze 21ste-eeuwse bril op te zetten, met ons geografisch referentiekader van ‘Nederland’ en ‘België’ in het achterhoofd. Naar onze normen verhuisde de vader van Dirk van Os van Nederland naar België en verhuist de zoon weer naar Nederland. In werkelijkheid was de familie Van Os gewoon een Brabantse familie die van één Brabantse stad (’s Hertogenbosch) naar een andere Brabantse stad (Antwerpen) trok. Uit hun familienaam kunnen we zelfs opmaken dat ze oorspronkelijk uit het Brabantse Oss kwamen, het dorp dat later beroemd zou worden voor Unox-soep en de Organon-pil, maar dit volledig terzijde.

De volledige prent van de Lakenmarkt in Den Bosch (brabantserfgoed.nl).

Het tapissierspand

De biografen Boots en Woortman vermelden dat anno 1550 de religieuze repressie in Den Bosch tegen andersdenkenden begon toe te nemen en dat de Van Ossen daarom de wijk namen naar de anonieme grootstad Antwerpen, waar de burgers op religieus vlak meer hun ‘goesting’ konden doen. Toen de vader van ‘onze’ Dirk van Os, Dirk de Oude (zoon van Gillis) in Antwerpen aanbelandde en zich rond 1550 als poorter liet inschrijven, bleef het vakje van de religie leeg. Terwijl er in feite een R had moeten staan (réformé of calvinist), als is het niet duidelijk of de familie Van Os echt radicaal was. Dirk van Os de Oude liet zich ook inschrijven bij de Sint-Lucasgilde die kunstenaars van alle pluimage verzamelde van altaardécorateurs, glazeniers tot verfmengers en bouwmeesters.

Het tapissierspand in Antwerpen (vandaag Bourla-schouwburg) , detail op de kaart van Virgilius Bononiensis (1565)

Vader van Os had in zijn geboortestad al handelgedreven in pigmenten voor lakens en tapijten. Hij zette deze handel naadloos voort in Antwerpen. Dat blijkt uit stukken van het Antwerps archief waarin Dirk van Os de Oude samen met enkele handelaars een zaak aanhangig maakt tegen Zweedse scheepslui die 1566 een lading naar Danzig hadden onderschept met kostbare groene terpentijn (een verdunningsmiddel voor verf). De Antwerpse kooplui probeerden die koopwaar (tevergeefs) te recupereren. De klanten van Van Os waren op de eerste plaats tapijthandelaars. Volgens Boots en Woortman was Antwerpen oorspronkelijk zeker niet de stad waar de mooiste wandtapijten gemaakt werden. Die kwamen uit Mechelen en Brussel. In Antwerpen werden er kleinere decoratieve stukken, zoals beddenspreien en kussens verkocht die grotendeels in Oudenaarde geproduceerd werden. Maar na de jaren 1550 begon Antwerpen zelf ook tapijten te produceren op een hoog niveau. Toen Gilbert van Schoonbeke de stad in een bouwwerf veranderde, werd er zelfs een Tapissierspand neergepoot in de buurt van de Sint-Jorispoort.

De heilige Lucas, de patroon van de kunstenaars, schildert de Madonna (Maarten van Heemskerck, 1532)

De tapijtenhandelaars waren daar in het begin helemaal niet mee opgezet. Ze wilden hun locatie in de meer centraal gelegen Kammenstraat niet verlaten en tekenden protest aan bij de Gemeenteraad. Uiteindelijk werd die gigantische tapijtenhal (van 80 bij 40 meter) een groot succes. De handelaars kregen een ruimte aan de randen van het pand. In het midden van het pand was een grote hal waar de tapijten helemaal uitgerold konden worden voor de geïnteresseerde klanten. Rijke handelaars kochten zich een huis naast het pand. In de stadsarchieven vinden we ‘Dierick van Os’ terug in 1584 in de Orgelstraat, die vandaag nog bestaat. Van Os stond geregistreerd als ‘tapissier’ en huurde het huis voor meer dan 100 gulden — een groot bedrag — van de koopman Pieter de Smidt, die verschillende huizen in de stad bezat.

Kapitein bij de burgerwacht

Dirk van Os de Oude kreeg in Antwerpen met Maria Docters elf kinderen waarvan er een aantal op vroege leeftijd stierven. Nadat de twee oudste zonen gestorven waren, waren Hendrik (geboren in 1554) en Dirk (1556) de oudste knapen. Ze hadden een paar oudere zussen, onder wie Sara, getrouwd met een tapijtwever uit Oudenaarde en Elizabeth. Jongere zus Judith liep school in de dure privé-school van rederijker Peter Heyns, vader van de Amsterdamse uitgever Zacharias Heyns.

Allebei doken de zonen Van Os logischerwijs mee in de zaken van vader Dirk. De handelsgeest van Dirk de Oude ging duidelijk over op zijn tweede oudste zoon Dirk, terwijl Hendrik meer het kunstzinnige aspect erfde van zijn vader. Hendrik zou later in Amsterdam een van de eerste grote kunstverzamelaars worden, hoewel hij ook betrokken bleef als investeerder bij de projecten van zijn broer Dirk.

Het blijft een opvallend gegeven — wat ook al werd aangehaald in het boek van Erik Wijnroks — dat de meeste succesvolle bedrijven uit die periode gebaseerd waren op familiebanden tussen broers en schoonbroers. Het vertrouwen bleek meer nog dan vandaag een elementaire factor, zoals we ook zagen in het verhaal van de Antwerpse tijdsgenoot Isaac le Maire, die groot werd in het zog van zijn Doornikse vader (Jacques le Maire) en zijn zwager (Jacques van de Walle).

Er zijn overigens wel meer parallellen tussen Isaac le Maire en Dirk van Os, die achteraf in Amsterdam businesspartners zouden worden. Allebei worden ze tot kapitein van de burgerwacht benoemd in de periode van de Antwerpse Republiek (1578–1585), wat er op wijst dat ook Van Os in het calvinistische kamp zat. In 1584 volgt Dirk van Os een zekere Hans Clamp op als kapitein van het tweede vendel van de negende wijk. De kersverse kapitein van de schutterij laat zich meteen afbeelden op een schilderij van Cornelis de Visscher. Hij draag een zeemleren kolder, een modieus wambuis en een bronzen halsstuk met daarin twee ossen gegraveerd. Het is het enige bekende portret van Van Os, nu in het bezit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en te zien het Stedelijk Museum Alkmaar.

Dirk van Os als lid van de Antwerpse Burgerwacht (door Cornelis de Visscher).

Het is onmiskenbaar een meesterwerk van de portretkunst. Het laat op een subtiele manier het karakter van de geportretteerde zien: de knappe besnorde man op het schilderij kijkt ons met een rustige, zelfbewuste, onderzoekende maar ook ingehouden blik aan en houdt zijn lippen gesloten. Het is iemand die zijn passies onder controle heeft. Dat zal een groot verschil blijken met zijn tijdgenoten en hemelbestormers als Balthasar de Moucheron, Isaac le Maire, Willem Usselinckx of Pieter Lijntgens, die enorme fortuinen zouden vergaren en daarna platzak zouden eindigen of getroubleerd geraken met partners of autoriteiten. Van Os nestelde zich altijd dicht bij de politieke macht en bleef diplomatisch.

Raadsman van Marnix van Sint-Aldegonde

Biografen Alice Boots en Rob Woortman vermelden overigens dat Van Os een van de opvallende afwezigen was toen de belangrijkste Antwerpse kooplui zoals de Moucheron en le Maire in 1583 een voorstel indienden bij de Staten-Generaal (die toen nog in de Scheldestad zetelden) om een Verenigde Compagnie op te richten, de voorloper van de VOC van 1602. Dit ‘College voor de West’ wilde alle compagnieën uit Holland, Zeeland, Vlaanderen en Brabant die handeldreven op de westkust van Europa verenigen. Maar de oorlog tegen Farnese slorpte toen alle aandacht op en het octrooi werd niet verleend. Had Van Os toen al door dat het niets zou worden? Een zeker politiek inzicht was Van Os niet vreemd. Hij besefte goed dat handeldrijven niet kon zonder een sleutel tot de macht in de hand te houden.

De scheepsbrug van Farnese op de Schelde.

Dirk van Os was wel van de partij toen burgemeester Filips van Marnix van Sint-Aldegonde een college van vooraanstaande burgers in het leven riep die hem moesten bijstaan tijdens de belegering van de stad door Farnese. De Brede Raad wees daarop negen mannen aan die zich de voorbije jaren ‘ondernemend en vindingrijk’ hadden getoond. Het is dit college dat beslist om brandschepen van de Italiaanse ingenieur Gianibelli naar de scheepsbrug van Farnese te laten afdrijven en daar tot ontploffing te brengen. Het opzet lukte maar half en Antwerpen kon niet ontzet worden. Dirk van Os nam na de overgave zijn verantwoordelijkheid en was een van de twintig ondertekenaars van de ‘Acte van Reconciliatie’.

Na 1585 neemt de familie Van Os de wijk naar het noorden en opnieuw wordt duidelijk hoe belangrijk familiebanden waren in die periode. Dirk volgt eerst zijn oudere zussen Sara en Elisabeth naar Middelburg (Zeeland). Sara was — zoals eerder vermeld — verbonden aan tapijtwever Gossaert Simaij uit Oudenaarde, terwijl Elisabeth getrouwd was met een zekere François van der Piet. Die had een jongere zus van amper 18 jaar, Margriete van der Piet, op wie Dirk een oogje had laten vallen. De twee halen in een kerk in Middelburg drie kruisjes op om te bewijzen dat ze in ondertrouw zijn, ongetwijfeld een belangrijke formaliteit om met een jong meisje naar de volgende bestemming (Amsterdam) te reizen. Opvallend toch dat Dirk van Os met zijn 32 jaar al een oudere vrijgezel was toen hij op 30 januari 1588 met de twaalf jaar jongere Margriete van der Piet in Amsterdam in het huwelijk trad. Zijn broer Hendrik zou hem nog overtreffen en in 1606 op 49-jarige leeftijd trouwen met de veel jongere Lynken Willems.

Stad in ontwikkeling

De gevluchte Antwerpenaars komen in ieder geval terecht in een stad die volop aan een economische opgang bezig is en voornamelijk op de graan- hout- en zouthandel van en naar de Oostzee georiënteerd is, de zogenaamde ‘moedernegotie’ van Holland. De Zuid-Nederlanders zullen hier de verre handel op de Middelandse Zee, Rusland, de Afrikaanse kusten en zelfs Brazilië naar Amsterdam brengen.

Ook in Amsterdam blijken familiebanden van wezenlijk belang om zaken te doen. Judith Van Os is getrouwd met zijdehandelaar Jan van Valckenburg en diens zus is getrouwd met de Marcus de Voghelaer, de grote Ruslandhandelaar. Dirk van Os kent via relaties of door zijn eigen vindingrijkheid in ieder geval een steile opgang in het Amsterdamse koopliedenmilieu. Hij gaat een vruchtbaar partnerschap aan met de Antwerpenaars Isaac le Maire en Pieter van Pulle. In november 1593 bevrachten ze samen het schip ‘De Zwarte Arend’ om tarwe naar Livorno te brengen, waar Le Maires broer David scheepsagent is. De handel vanuit Amsterdam naar Italië is een risicovolle handel: er kan veel mee verdiend worden, maar ook zware verliezen zijn mogelijk door scheepsrampen en piraterij. Het zijn voor 70% Zuid-Nederlanders die bij deze Middellandse Zeehandel betrokken zijn. Dat wordt dikwijls verklaard doordat ze meer ervaring hadden met de handel op verre kusten — hoewel zelfs in Antwerpens glorieperiode de schippers meestal Zeeuwen of Hollanders waren — en ook omdat de nieuwkomers logischerwijze niet meteen toegang kregen tot de Hollandse moedernegotie die door Amsterdamse families gecontroleerd werd. De Antwerpenaars waren hoe dan ook uit hun thuisstad verdreven en hadden niet veel te verliezen, dus schuwden ze geen risico’s. Uit deze risico’s groeiden dan weer nieuwe producten zoals de scheepsverzekeringen. Biografen Woortman en Boots vermelden dat op 5 november 1594 ook Dirk van Os als assuradeur vermeld staat in een notariscontract. Dat was twee jaar na zijn compagnon Isaac le Maire, de oudst bekende scheepsverzekeraar in Nederland.

Wat de grote kooplui van de zestiende eeuw kenmerkte en ongetwijfeld ook Van Os was hun veelzijdigheid: in 1594 was Van Os een van de initiatiefnemers van de pooltochten. Hij had al op succesvolle wijze handelgedreven met Archangel aan de Witte Zee en de Russen dachten dat via de Siberische kust een doorgang bestond naar Azië. Ironisch genoeg hadden de Russen dit zelf niet onderzocht omdat ze er de schepen niet voor hadden. Zowel Engelsen als Nederlanders wilden dit wel proberen en vanaf 1592 werden er verschillende pooltochten ondernomen, vooral op initiatief van de predikant Petrus Plancius.

Dat Van Os een belangrijke sponsor was, bleek uit een dankwoord van de avonturier en ontdekkingsreiziger Jan Huyghen van Linschoten, die twee pooltochten meemaakte en achteraf een boek met kaarten publiceerde en die opdroeg aan de ‘Strenuo et splendido viro Theodoro ab Osch Decuriae apud Antwerpianos suo olim tribuno amico et patrono’. Zijn vriend en beschermheer, ‘de Antwerpenaar Theodoro ab Osch’.

De Eerste Schipvaart

Nu de weg naar Indië vastliep in het noorden, begon men in Amsterdam andere wegen te zoeken en die gingen noodzakelijk via de Portugese route, langs Cabo da Boa Esperança (Kaap de Goede Hoop) in Zuid-Afrika. Daarvoor kwam er in de Warmoesstraat, in het huis van een wijnhandelaar, een select gezelschap tezamen om een nieuwe Compagnie op te richten. De afwezigheid van de groothandelaar Isaac le Maire was opvallend, maar ook verklaarbaar als men zag dat Reinier Pauw, een zwaargewicht onder de Amsterdamse kooplui, bij de onderneming betrokken was. Het was een publiek geheim dat Pauw net als zijn collega Cornelis Pieterszoon Hooft (CP Hooft) niet veel moest hebben van de recent ingeweken Antwerpse kooplui die kapitaalkrachtig waren, maar het ook breed lieten hangen in Amsterdam en niet afkerig waren van grote investeringen, risico’s en speculatie. De Hollandse nuchtere kooplui betrouwden dit gedrag niet.

Portret van Reinier Pauw (door Jan Anthonisz. van Ravesteyn).

Het was des te frappanter dat Dirk van Os wel bij het gezelschap was. In ieder geval was hij een man die lokale Amsterdammers te vriend had gemaakt. Hetzelfde gold voor de Bruggeling Jan Janszoon Caerel. Volgens Boots en Woortman, was Janszoon Caerel erbij omdat hij al langer in Amsterdam woonde en niet bij de recente stroom immigranten gerekend werd. Ook Jan Poppen, een immigrant uit Holstein die zich via een goed huwelijk had opgewerkt, was een ‘buitenlander’ in de Compagnie van Verre. Die had dus ook affiniteit met Van Os. Ten slotte vermelden de auteurs de bijzondere band tussen Van Os en Arent ten Grootenhuys, de zwager van Janszoon Caerel. Ten Grootenhuys zou een vaste partner en vriend worden van de broers Van Os en ook mee in de Beemster investeren.

De auteurs opperen dat Van Os “al snel door had dat hij moest samen werken met de andere Amsterdammers met connecties bij het stadsbestuur zoals Pauw, Bicker en Hasselaar omdat hij ze nodig had”. Boots en Woortman nemen als mogelijke verklaring hiervoor dat de oprichting van de ‘Compagnie om de West’ in Antwerpen (1583) op het njet van de Staten-Generaal gestoten was, maar dat overtuigt niet helemaal, want Van Os was niet eens bij dit project betrokken. Het is wel zo dat Van Os beseft moet hebben dat hij via het Amsterdamse netwerk toegang kon krijgen tot de bestuursfuncties van de stad, waar hij als inwijkeling en niet-ingeboren Amsterdammer niet voor in aanmerking kwam. “Dirk is de eerste van de Zuid-Nederlanders die zich in een vroeg stadium gedeeltelijk losmaakt uit het Antwerpse circuit en toegang krijgt tot de Amsterdamse economische elite,” aldus Boots en Woortman.

Geen democratisch systeem

Hier moeten we even een zijsprongetje maken over de politieke cultuur in de Nederlandse Republiek in die periode. Een buitenstaander zou de neiging hebben om die cultuur — gezien de opstand tegen de Spaanse koning en de oprichting van de Staten-Generaal — te zien als een democratisch en representatief regime. Dat was het allerminst. Het waren de steden en daarna de provincies die afgevaardigden stuurden naar de Staten-Generaal in Den Haag, maar die stedelijke gemeenteraden waren zelf allerminst ‘democratisch’ samengesteld. Er bestonden nog geen verkiezingen. In Amsterdam lag de macht bij ‘de vroedschap’: de leden maakten levenslang deel uit van deze uitgebreide gemeenteraad en zonen en zwagers konden deze functies overerven. Ook de verschillende burgemeesters werden ad perpetuum herkozen. Sinds de katholieken verjaagd waren in 1578 (bij ‘de Alteratie’) waren de calvinistische families zoals de Pauws, Witsen of Bickers teruggekomen uit ballingschap en hadden ze simpelweg de plaats van de katholieke regenten ingenomen. Ze installeerden zich daarop in de vroedschap, om deze macht niet meer te lossen. Dezelfde families die zetelden als stedelijke autoriteiten en in die hoedanigheid de handel reguleerden, waren ook de grootste aandeelhouders van ondernemingen als de VOC.

Een duidelijker voorbeeld van belangenvermenging kon er niet zijn. De grote fortuinen van de zeventiende eeuw kwamen dan ook logischerwijze voort uit deze families van brouwers, graanhandelaars en bouwpromotors die aan het einde van de zestiende eeuw cruciale regentenfuncties hadden veroverd en deze combineerden met bewindvoerdersmandaten in de lucratieve compagnieën. Dat een Brabander als Van Os en een Vlaming als Jansz. Caerel bij het clubje Amsterdammers betrokken werden, had waarschijnlijk meer te maken met het feit dat de Compagnie van Verre een initiatief was van predikant Petrus Plancius, zelf een Vlaming, die waarschijnlijk meer gekeken zal hebben naar de juiste geloofsovertuiging dan naar de afkomst van de vennoten.

Glazen kraaltjes

Wat er ook van zij, Dirk van Os was erbij toen de legendarische Compagnie van Verre boven de doopvont gehouden werd en hij zou er zeven jaar later nog bij zijn toen de fameuze VOC werd opgericht. Meer nog: de Amsterdamse kamer van de VOC werd in zijn thuis opgericht. Dit wees erop dat hij enkel aan prestige had gewonnen. Toen de Compagnie van Verre na de oprichting besloot om de gebroeders De Houtman naar Indië te sturen aan het hoofd van de eerste vloot, moesten de drie schepen (Amsterdam, Hollandia en Mauritius) en het jacht (Het Duyfken) bevoorraad worden. Dirk van Os en Janszoon Caerel kregen 120.000 gulden om ‘inkopen’ te gaan doen en koopmanschappen of ruilwaren in te slaan die in Indië of Afrika geruild zouden worden tegen peper en levensmiddelen.

Het is opvallend dat Van Os naast messen en keukenmateriaal voornamelijk glazen voorwerpen als kralen kocht. Hij had blijkbaar goede connecties door zijn handel met Venetië, waar het glas vandaan kwam. Het is dus geen mythe dat de toenmalige ontdekkingsreizigers en handelaars ruilhandel dreven met ‘kralen en spiegeltjes’. Historicus Wilfrid Brulez vermeldt Van Os nog als schuldeiser bij de inboedel van een zekere Francesco Vrins in Venetië in 1604. Van Os moest uit de nalatenschap van Vrins drie kisten met kleurige kralen ontvangen.

Zeventiende-eeuwse kralen opgegraven in Middelburg.

Door de grote vraag naar glas voor deze scheepsreizen naar het Oosten, zag Van Os al snel de noodzaak in om zelf glas te produceren in de Republiek. In dezelfde periode hielp Van Os de Italiaanse immigrant Antonio Miotti om in Middelburg een glasblazerij te beginnen. Volgens de auteurs van Een Geniale Koopman was dit akkoord een wurgcontract. Miotti moest niet alleen zijn bedrijf in onderpand geven, hij moest ook zijn materiaal exclusief betrekken bij Van Os en partners en mocht ook enkel aan hen leveren. De sleutel tot rijkdom was vroeger niet anders dan nu: veel factureren en weinig betalen. Het gold volgens de auteurs ook voor Van Os: hij beet elke stuiver in twee… Wordt vervolgd … (Voor het eerste deel van Dirk van Os, klik hier)

Bibliografie:

Een geniale koopman” (Dirk van Os en de invloed van Zuid-Nederlanders op de Amsterdamse geldmarkt) door Alice Boots en Rob Woortman. Zutphen, Walburgpers, 2023. 358 blz.

‘Reinier Pauw en Amsterdam (1564–1636) De macht van een man en een stad’ door Menno Witteveen. Den Haag. Uitgeverij Boom, 2022, 272 blz.

--

--

Tom Dieusaert
De Antwerpenaars van de Republiek (1570–1620)

Reporter. Writer. South America. Twitter @argentomas. Recently published “Rond de Kaap: Isaac le Maire contra de VOC".