Netwerken en kunst verzamelen (Derde deel over Dirk van Os)

In “Een geniale Koopman: Dirk van Os en de invloed van Zuid-Nederlanders op de Amsterdamse geldmarkt” nemen auteurs Alice Boots en Rob Woortman ons mee naar het 16de- en 17de-eeuwse Amsterdam. De auteurs zijn zelf Amsterdammers en dat maakt de focus interessant. Zijdelings bespreken ze ook de kunstwereld via Dirks broer en partner: ‘Constkenner’ Hendrik van Os.

Boots en Woortman hebben iets met immigranten in Amsterdam. In een vorig boek hadden ze het over de Surinaamse banneling en verzetsstrijder Anton de Kom. In een ander boek bespraken ze een Surinaamse jazzclub aan de Wallen. Met dit boek blijven de Amsterdammers in de buurt van de Wallen, maar gaan ze vierhonderd jaar terug in de tijd, naar de massale instroom van Zuid-Nederlanders, onder wie Dirk van Os. Zoals te verwachten liep deze immigratiegolf ook niet zonder oprispingen. De auteurs suggereren zelfs dat de Zuid-Nederlanders met racisme te maken kregen.

Autochtonen versus nieuwkomers

Dat laatste lijkt een hedendaagse projectie. Je kan de Republiek van de Zeven Provinciën niet gelijkstellen met het Nederland van nu, hoewel de landsgrenzen ongeveer overeenkomen. De republiek was anno 1585 een nieuw religieus project met als bindmiddel de afkeer van de Spaanse koning. Sterker nog: calvinistische immigranten werden in Holland op vele niveaus hoger aangeschreven dan de katholieke autochtonen die er al woonden voor de opstand begon. De culturele scheidingslijn tussen Nederland en België bestond toen helemaal niet. We waren allemaal ‘Nederlanders’.

Waar Boots en Woortman waarschijnlijk op doelen zijn de moeilijkheden waarmee de recent aangekomen handelaars te kampen hadden en de tegenkanting die ze ondervonden van de Amsterdamse kooplui. “Dirk was naar Amsterdam gekomen om een toekomst op te bouwen,” schrijven Boots en Woortman. “Immigranten zoals hij krijgen in Amsterdam weliswaar alle ruimte om hun ondernemerstalenten te ontplooien maar op sociaal gebied blijven ze buitenstaanders… De Antwerpenaren worden gedoogd, want de Hollanders kunnen de Zuid-Nederlanders goed gebruiken. Ze zijn breder georiënteerd en brengen verfijnde handelstechnieken mee, wat geen reden is om de Brabanders enige invloed op het bestuur toe te staan. Ze worden de komende dertig jaar uit de vroedschap geweerd. Ook leidinggevende posten in de schutterij houden de Amsterdammers voor zichzelf,” lezen we in Een Geniale Koopman.

De schutters van de Voetboogdoelen, onder leiding van kapitein Dirk Jacobsz Rosencrans en luitenant Reinier Pauw (beiden met sjerp): schilderij uit 1588 van Cornelis de Ketel, Rijksmuseum.

De auteurs vertellen hoe de nieuwkomers in Amsterdam met een mengeling van argwaan en bewondering werden bekeken. De auteurs vermelden dat de Antwerpenaars een aantal financiële vernieuwingen invoerden in Amsterdam, zoals de officiële prijscourant of prijslijst. “Dat was een rechthoekig vel papier, tweezijdig bedrukt, met aan iedere kant twee kolommen met koopwaar en de prijzen erachter. De prijzen werden met de hand met inkt ingevuld en op de achterkant stonden de wisselkoersen van verschillende steden.” Volgens de auteurs was ook de Italiaanse dubbele boekhouding, met credit- en debetzijde, nog onbekend in Amsterdam. “Het is onwaarschijnlijk dat de Hollanders op dat moment al bekend waren met het decimale stelsel (voor de munteenheid) dat kort daarvoor, in 1585, ontworpen was door de Bruggeling Simon Stevin.”

Verzekeringen en wisselbrieven

Ook de verzekeringen en wisselbrieven en het veelvuldige gebruik ervan door de Antwerpse handelaars werd met argwaan bekeken. Boots en Woortman: “De onbekendheid van de lokale handelaars met deze verzekeringen bleek toen in oktober 1599 een gezelschap van twaalf mensen, van wie zeven met een Zuid-Nederlandse achtergrond, bij Reinier Pauw en Jan Jacobs, schepenen van Amsterdam, werden geroepen om te getuigen over de regels en gebruiken bij het opmaken van verzekeringspolissen. Onder de Zuid-Nederlanders bevinden zich Dirk van Os en Isaac le Maire.”

Reinier Pauw was samen met C.P. Hooft een van de notoire tegenstanders van de Zuid-Nederlandse kooplui. In 1599 verzette hij zich tegen de fusie van de Oude Compagnie (de opvolger van de Compagnie van Verre) met de Brabantse compagnie van Isaac le Maire & co. “De Amsterdamse vroedschap moest de zaak beslechten,” aldus Boots en Woortman.” Uiteindelijk kwam die fusie er wel en die Verenigde Amsterdamse Compagnie werd een voorloper van de VOC.

Isaac le Maire was pionier geweest van de scheepsverzekeringen en een geduchte concurrent voor Pauw, gezien de animositeit tussen de Brabantse en Oude Compagnie. Door zijn positie in de gemeenteraad kon Pauw zijn concurrent pesten met dit soort dagvaardingen, en bovendien kwam hij zo via officiële weg te weten wat het businessmodel achter die verzekeringen was. Op 11 juli 1601 werden dezelfde Zuid-Nederlandse kooplieden opnieuw op het matje geroepen om aan Pauw uitleg te komen te geven over het veelvuldig gebruik van wisselbrieven. “Pauw vreesde dat er met de wisselbrieven gesjoemeld werd. Op de bijeenkomst zijn alle kooplieden van Zuid-Nederlandse afkomst.”

“Het eindeloos doorverkopen van wisselbrieven (kettingassignatie) was hun [Pauw en het stadsbestuur] een doorn in het oog”, schrijven de auteurs. “Het stadsbestuur zag in die toename van het handelen op krediet, wat dit in essentie was, het gevaar ontstaan van een kredietcrisis van zodra één of meerdere grote partijen niet meer aan hun betalingsverplichtingen konden voldoen.” “Onder hen [die ter verantwoording werden geroepen op in 1601] bevindt zich ook weer Isaac le Maire, samen met zeker nog drie anderen met wie ook Van Os geregeld handeldreef. Opvallend genoeg was Dirk bij deze hoorzitting van 1601 niet aanwezig,” staat er te lezen in Een Geniale Koopman. Was Dirk van Os zo slim om op tijd zijn karretje aan dat van Pauw te hangen en afstand te nemen van zijn Zuid-Nederlandse collega en businesspartner Le Maire? De relatie tussen de twee zou hoe dan ook een paar jaar later figuurlijk verzuren door een lading limoensap. (zie hiervoor Rond de Kaap, pagina 160).

Broer Hendrik in de kunstwereld

Boots en Woortman vertellen verder dat Dirk van Os in Amsterdam in een buurt ging wonen –de Nes, in het verlengde van de Warmoesstraat — waar veel landgenoten waren neergestreken. Veel nieuwkomers profiteerden van het vrijgekomen vastgoed na de confiscatie van de verschillende katholieke kloosters in de Nes. “Het weefhuis van het Sint-Mariaklooster werd al in 1583 verhuurd aan Guillebert de Flines, een uit Rijsel afkomstige zijdehandelaar”, vertellen de auteurs. “Een andere Zuid-Nederlander, een hoedenmaker, heeft een huis gekocht dat toebehoorde aan het Sint-Claraklooster.”

“Dirks broer Hendrik was niet getrouwd en trok enige tijd in bij Dirk en zijn echtgenote”, lezen we in Geniale Koopman. “Na verloop van tijd ging Hendrik op zichzelf wonen aan de Oudezijds Voorburgwal.” Zoals Dirk uitblonk in de financiële wereld, scheerde Hendrik hoge toppen in de embryonale kunstmarkt van Amsterdam. “In die dagen kende Amsterdam nog geen gespecialiseerde kunsthandel zoals in Antwerpen”, vertellen Boots en Woortman. “Wie een portret wilde laten schilderen ging naar een gerenommeerde schilder en wie een schilderij wilde kopen ging naar een bij de Lucasgilde ingeschreven meester-schilder.” In Antwerpen was Hendrik ingeschreven bij de Sint-Lucasgilde en woonde hij in de Lange Nieuwstraat, waar hij als ‘kunstschilder’ bekendstond.

Karel van Mander, de Vlaamse Giorgio Vasari die alle kunstenaars uit die periode opnam in een encyclopedische biografie (Het Schilderboek uit 1604), noemde Van Os een ‘Constkenner’. Er is trouwens correspondentie bewaard van Hendrik van Os aan de in Haarlem wonende Van Mander.

Karel van Mander: de ‘Vlaamse Vasari’ uit Meulebeke.

Hendrik schuimde alle interessante veilingen af op zoek naar interessante schilderijen die na een faillissement of een overlijden op de markt waren gekomen. “Op die veilingen trof hij andere kapitaalkrachtige kopers die uit Zuid-Nederland afkomstig waren en hun vertrekken wilden decoreren met kunst zoals onder de rijken gebruikelijk was”, aldus de auteurs.

Voor de openbare verkopen waren er nog geen vaste kunstveilinghuizen. “Hendrik van Os bezocht geregeld de herberg De drie Hammetjes waar de veilingen van de weeskamer plaatsvonden. Daar werden oorspronkelijk ook allerlei andere spullen uit nalatenschappen verkocht, zoals huisraad. Vanaf 1608 organiseerde de weeskamer aparte kunstveilingen en daar sloeg Hendrik van Os geregeld een slag. Volgens Van Mander kon hij zo de hand leggen op werk van de Antwerpse schilders Mathijs Bril, diens zoon Paul Bril en Jacques de Gheyn. Hij kocht daarnaast werk van de Venetiaan Jacob Palma, de Duitser Hans van Aken en Cornelis de Ketel uit Gouda, die speciaal voor Van Os zijn werk (‘Democritus en Heraclitus’) kopieerde, zonder penselen te gebruiken. Hij schilderde met zijn vingers (!), wat volgens Van Mander ‘hem soo wel gheluckt is’. De Ketel was in 1588 beroemd geworden met een Nachtwacht-achtig portret uit 1588 van de schutters van de Voetboogdoelen, onder leiding van kapitein Dirk Jacobsz Rosencrans en luitenant Reinier Pauw, de latere compagnon van zijn broer in de Compagnie van Verre en de VOC (zie afbeelding bovenaan).

Een echte Bruegel

Hendrik van Os deed misschien nog wel de beste koop op de veiling van de nalatenschap van de Antwerpse schilder Gillis van Coninxloo. Die stierf eind februari 1607 in Amsterdam. Gedurende zes dagen werd zijn inboedel geveild. Tussen zijn inboedel die werd geveild in de weeskamer werden honderden schilderijen, tekeningen en schilderbenodigdheden tentoongesteld. Het moet zijn dat Hendrik van Os de schilderijen als een goede investering zag, want hij betaalde normaal zelden meer dan 20 gulden per werk. Nu kocht hij niet alleen een werk van landschapsschilder Van Coninxloo voor 18 euro, hij kocht ook een klein werkje van ‑ achteraf bekeken ‑ onschatbare waarde: hij legde 350 gulden neer voor een originele (‘principaele’) versie van ‘de Toren van Babel’ van Pieter Bruegel de Oude. Voor zover bekend zou Bruegel maar drie versies geschilderd hebben, twee waren in handen van keizer Rudolf II in Praag en de derde versie, een miniatuur in ivoor, moet dan die zijn die bij Van Os is terechtgekomen. Wat er van deze Toren van Babel is geworden, is een mysterie. Hendrik liet zichzelf in april 1606 trouwens ook portretteren met zijn twaalf jaar jongere vrouw Lynken Willems uit Loeven (Leuven), door de Delftse portretschilder Michiel van Mierevelt.

Hendrik van Os en zijn vrouw door Michiel van Miereveld (1606).

Hendrik was niet alleen met kunst bezig, hij was ook de vaste partner van Dirk in al zijn ondernemingen, hoewel hij eerder op de achtergrond bleef. Hij investeerde mee in de VOC en de Beemster. “Hij is en blijft de teruggetrokken broer van Dirk, die voor de buitenwereld weinig zichtbaar, maar voor Dirk van groot belang was”, schrijven de auteurs van Een Geniale Koopman. Hij trad op de voorgrond bij de ziekte van zijn broer in 1609. In de eerste fase van de drooglegging van de Beemster, toen de storm de boel nog niet overspoeld had, moest hij de inspectie ter plaatse overnemen van Dirk en gaan kijken hoe ver het water gezakt was.

Nergens wordt vermeld aan welke slepende ziekte Dirk van Os leed (misschien tuberculose?). Hij zou in ieder geval relatief vroeg sterven: in 1615 op 59-jarige leeftijd. Die vruchtbare relatie tussen de twee broers die elkaar aanvulden, doet me denken aan de historische zin van het gaucho-epos Martin Fierro: “Los hermanos sean unidos porque ésa es la ley primera, tengan unión verdadera, en cualquier tiempo que sea, porque si entre ellos se pelean los devoran los de afuera.” (“de broers moeten verenigd zijn, dat is de eerste wet, als één lichaam, te allen tijde. Als ze onder elkaar ruzie maken, worden ze verscheurd door de anderen.”)

Uitgelezen partners voor het Beemster-project

Bij de drooglegging van de Beemster werd het voorzichtige en ijverige karakter van de broers nogmaals in de verf gezet. Het ging om een gewaagd project, zowel op technisch als op financieel vlak. Opvallend was dat de gebroeders Van Os altijd compromissen sloten en de autoriteiten aan hun kant wisten te krijgen.

Dirk van Os was niet de eerste die eraan dacht om de Beemster droog te leggen. De zoon van de fameuze graaf Lamoraal van Egmond was hem al voor geweest. “In 1600 had Lamoraal junior al aangevraagd om de Beemster droog te leggen maar dat was geweigerd door de Staten-Generaal,” vertellen Boots en Woortman. “Omdat hij te boek stond als een dronkenlap en gokker.” Dezelfde Lamoraal junior had een jaar eerder (1599) onder druk van de Staten-Generaal afstand moeten doen van landerijen ter waarde van 70.000 gulden, onder meer in Egmond en Huisduinen aan de Kop van Holland, om zijn schulden te delgen, onder meer aan groothandelaar Jacques van de Walle. Diens zwager Isaac le Maire zou op een deel van de gronden een droogmalingsproject beginnen. Misschien wilde Lamoraal in een opwelling hetzelfde doen?

Ook de adellijke Lambert Wijngaerts van Vollenhoven werd in eerste instantie door de Staten-Generaal als kandidaat-drooglegger van de Beemster afgewezen. Deze Van Vollenhoven was dan wel zo slim om zich aan te sluiten bij het selecte gezelschap dat zich rond Van Os had verzameld.

Lag het aan de financiële slagkracht en reputatie van de nieuwe kandidaten of aan de namen die met de politiek verweven waren? De auteurs van Geniale Koopman vermelden dat naast de broers Van Os ook vaste compagnons Jan Poppen en Arent ten Grootenhuys (en diens broer Jan) bij de investeerders van het eerste uur waren. Ook de rijke goudsmid Jan Claeszoon Crook was van de partij, net als zestienvoudig burgemeester van Amsterdam en VOC-kader Pieter Boom en burgemeester Barthold Cromhout. Deze zou later berucht worden voor de grondspeculatie bij de uitbreiding van Amsterdam en daarmee in aanvaring komen met de rechtlijnige burgemeester C.P. Hooft.

Burgemeesters en juristen

Waarom deze dubieuze Cromhout aan boord nemen? Auteurs Boots en Woortman geven aan “dat zijn broer Nicolas Cromhout raadsheer was bij het Hof van Holland”. ‘Ons kent ons’, dus en de lijst gaat door: “De heren Jan van Santen en Rombout Hogerbeets waren lid van de Hoge Raad,” staat te lezen in de biografie van Dirk van Os. “Hiermee waren de bedijkers voldoende ingedekt bij eventuele juridische geschillen. Het is zeer waarschijnlijk dat deze lieden naar voren geschoven waren door iemand uit het Haagse bestuurscircuit, waarschijnlijk zelfs door Johan Van Oldenbarnevelt, want zijn broer Elias van Oldenbarnevelt, stadspensionaris van Rotterdam, deed ook mee.”

Met deze batterij aan zwaargewichten van juristen en regenten, liet het zich raden dat de Staten-Generaal snel zijn zegen gaf aan het project. “Op 9 mei 1607 vroegen de investeerders toestemming het Beemstermeer geheel of gedeeltelijk te bedijken en droog te malen. Op 21 mei werd het octrooi dat juridisch uitgebreid onderbouwd is, door de Staten van Holland en West-Friesland verleend.”

Het voornemen om het project in een jaar (1608) af te ronden, bleek te optimistisch. De winterstorm van januari 1610 gooide nog meer roet in het eten. Dirk en Hendrik van Os lieten zich als initiatiefnemers nochtans niet afschrikken en zetten door, met de bekende resultaten tot gevolg. Als koopman was Dirk van Os wel ergens de tegenhanger was van de even koortsachtige ondernemende Isaac le Maire, die wél graag solo-slim speelde en tegen de schenen van de machtigen schopte. Van Os sloot zich aan bij het Amsterdamse gevestigde orde, zozeer zelfs dat hij beschouwd werd als een van de pilaren van dat financieel establishment. Zijn projecten legden hem geen windeieren en hij vergaarde al snel een groot fortuin. Johannes Gerard Dillen schrijft dat de kapitaalkracht van de firma Van Os duidelijk werd door het feit dat hij in 1608 zomaar eventjes 200.000 gulden kon lenen aan de koopman Arent Corneliszoon Coster, een enorm bedrag voor die tijd.

Een andere Nederlandse historicus, Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink, noemde Van Os ‘de Croesus van Amsterdam’. In plaats van een grote financiële put te slagen, liet Van Os meer dan 3 miljoen gulden na bij zijn dood in 1615. Zijn visionaire investeringen hadden veel opgeleverd. Spijtig voor hem dat hij er op zijn oude dag niet meer van kon genieten. (lees hier de vorige bijdrage)

De Beemster vandaag, gezien vanuit de hogere ringvaart.

Een geniale koopman” (Dirk van Os en de invloed van Zuid-Nederlanders op de Amsterdamse geldmarkt) door Alice Boots en Rob Woortman. Zutphen, Walburgpers, 2023. 358 blz.

“Rond de Kaap, Isaac le Maire contra de VOC” door Tom Dieusaert. Deurne, Ertsberg, 2023, 309 blz.

--

--

Tom Dieusaert
De Antwerpenaars van de Republiek (1570–1620)

Reporter. Writer. South America. Twitter @argentomas. Recently published “Rond de Kaap: Isaac le Maire contra de VOC".