Ja, Panik — Die Gruppe
Vervreemding en verslavende refreinen
Keer op keer werd Ja, Panik-zanger en -songschrijver Andreas Spechtl de afgelopen maanden bij interviews over het nieuwe album ‘Die Gruppe’ dezelfde, zeer voor de hand liggende vraag gesteld. Een vraag die vrijwel iedere artiest die deze dagen een plaat uitbrengt voor de voeten geworpen krijgt: In hoeverre is dit album beïnvloed door de pandemie? Niet eens zo’n verbazingwekkende vraag, gezien een nummer als ‘On Livestream’, nota bene een van de meest toegankelijke en tot de verbeelding sprekende liedjes van het album.
En keer op keer legde Spechtl geduldig uit dat alle teksten reeds voor aanvang van de pandemie waren geschreven. Maar dat alles wat ons sindsdien overkwam is geworteld in oorzaken die zich al in de jaren voorafgaand aan 2020 hebben opgebouwd. ,,Alleen het virus zelf is nieuw!’’(1) Waar hij over zingt is wat er aan de verspreiding van dat virus vooraf ging: De ontbossing, de aanslagen op het klimaat, de onbeteugelde globalisering en de kritiekloze massale verslaving aan het neoliberalisme. En vooral ook de alomtegenwoordige vervreemding die daar het gevolg van is. Maar de pandemie zelf was voor Spechtl absoluut niet inspirerend.
Het van oorsprong Oostenrijkse, maar na drie albums in 2009 naar Berlijn uitgeweken Ja, Panik maakte in 2011 het meest verpletterende continentaal Europese rockalbum van het afgelopen decennium. ‘DMD KIU LIDT’ heette die plaat, wat staat voor ‘Die Manifestation des Kapitalismus in unserem Leben ist die Traurigkeit’. Een spraakmakend album, dat buiten de Duitstalige wereld echter nauwelijks doordrong, al werd er op FRNKFRT weldegelijk over geschreven.(2) De muziek was — en is — uitbundige rock, met een open blik op de buitenwereld en veel revolutionair elan, maar tegelijk bij vlagen contemplatief.
De opvolger, ‘Libertatia’ uit 2014, leek in eerste instantie alles te hebben om die tendens voort te zetten, maar dat gebeurde uiteindelijk toch niet. Het daaropvolgende ‘album’, om het toch maar zo even te noemen, was geen plaat, maar een boek. De gezamenlijk en onder de titel ‘Futur II’ geschreven autobiografie van Die Gruppe Ja, Panik, die in 2016 verscheen. (3) Duidelijk werd dat het samen in één huis wonen voor ‘DMD KIU LIDT’ stimulerend en katalyserend had gewerkt, maar daarna ook ging benauwen — vooral wat Spechtl betrof. Verder vertelde het leerde het boek de Ja, Panik fans het nodige over de politieke ideeën van de songschrijver en werd er met de nodige humor en relativering gesproken over de onderlinge verhoudingen. Over eventuele nieuwe muziek werd echter met geen woord gerept. Wel kwam ter sprake dat de groep haar creativiteit in de toekomst mogelijk via andere media wilde uitdragen, in plaats van de ‘klassieke’ geluidsdrager. ‘Futur II’ was daar een voorbeeld van.
Voor menigeen waren dat genoeg indicaties om aan te nemen dat Ja, Panik een punt had gezet achter de carrière als rockband. Drie soloplaten die Spechtl sindsdien uitbracht versterkten dat vermoeden. Maar dit voorjaar, na zeven jaar niet op het podium te hebben gestaan en het merendeel daarvan ook niet gerepeteerd te hebben of zelfs maar bij elkaar te zijn geweest, is daar ‘Die Gruppe’. Elf songs, waarin als vanouds de Engelse en Duitse taal symbiotisch zijn verstrengeld. En weer ‘ouderwets’ uitgebracht als LP, CD en nota bene zelfs op muziekcassette. Niet ieder idealistisch ‘concept’ om het roer compleet om te gooien blijkt ook direct te realiseren.
Op ‘Die Gruppe’ klinkt Ja, Panik minder ‘rock’ dan voorheen. Meer synthesizers, maar ook uiterst toegankelijke poprefreinen. En een opmerkelijke gastrol voor voormalig Heiterkeit muzikante Rabea Erradi op saxofoon, die overigens ook al te horen was op ‘Libertatia’, maar hier veel prominenter haar stempel op de muziek drukt.
Net als bij ‘DMD KIU LIDT’ is ook op ‘Die Gruppe’ het persoonlijke onlosmakelijk verbonden met het maatschappelijke. In mei van dit jaar zei Spechtl nog in een interview met het Oostenrijkse webzine Subtext: ‘Er bestaan geen onpolitieke mensen en er bestaan geen menen die niet op één of andere wijze in gesprek met hun omgeving zijn.’ (4)
Ook legt hij keer op keer het verschil uit tussen de ‘band’ Ja, Panik en ‘die Gruppe’ Ja, Panik. Die Gruppe is de vriendengroep die feitelijk al een jaar of vijftien voor hetzelfde staat. Noem het maar ‘een overlevingsstrategie in een kapotte, doorgedraaide kapitalistische wereld’. De ‘band’ is een deel van die ‘Gruppe’ die samen muziek maakt. Die ‘band’ is zeven jaar weggeweest, maar Die Gruppe is altijd blijven bestaan. En zo kan het ook gebeuren dat klavierspeler Christian Treppo, die de band al jaren geleden verliet, nu weer te horen is als gastzanger. Geen lid meer van de ‘band’, maar nog altijd deel van ‘die Gruppe’.
Op de Duitse omroepwebsite Tonart wordt de Ja, Panik fraai omschreven als ‘meanderend tussen hedonistische decadentie en pathetische intellectuele pose’. (5) En ik vermoed dat Andreas Spechtl daar met zijn gevoel voor humor wel om zal kunnen gniffelen.
Gebleven is ook het voortdurende pendelen tussen de Duitse en Engelse taal. Soms zelfs binnen een enkele tekstregel. Ook daar komen het persoonlijke en de buitenwereld weer bijeen. ‘Warum nicht die Sprache sprechen die alle Welt spricht’ zingt Spechtl in het nummer ‘Gift’. Overigens doet de zanger nergens nadrukkelijk zijn best om Engels met een consequent Engelse of Amerikaanse tongval te spreken. Het is gewoon zijn eigen, persoonlijke en onmiskenbare Kraut-Engels. Of, zoals hij onlangs in een interview met Die Zeit nog zei: ,,Engels is waarschijnlijk de enige taal die door meer mensen fout dan goed gesproken wordt.’’ (1)
De platenmaatschappij van de groep lijkt de ‘intellectuele pose’ nog eens te willen benadrukken door in het persbericht bij ‘Die Gruppe’ te wijzen op de invloed van de theatertekst ‘Medeamaterial’ van Heiner Müller en het werk van de Amerikaanse zoöloge en filosofe Donna Haraway die zich ontwikkelde tot feministisch sociologe, op de teksten van Spechtl. Ik heb de betreffende boeken van beide auteurs er eens bij gepakt, maar één op één verwijzingen in de songs van Ja, Panik vind ik niet. Al is het zeer wel mogelijk dat ze een inspiratie zijn geweest. Müller heeft altijd een grote impact gehad op de Berlijnse avantgarde — denk aan Einstürzende Neubauten dat zelfs met de spraakmakende theaterman samenwerkte. En de theorieën over de relaties tussen gender, ras, sociale orde en kapitalisme die Haraway in haar vuistdikke boeken ontwikkelt naar aanleiding van allerlei studies bij apenpopulaties staan niet zo heel ver af van de gedachten en ideeën die Spechtl in interviews en het boek ‘Futur II’ ventileert.
Er is daarentegen wel een aanwijsbare invloed van het werk van de in 2017 overleden Britse cultuurcriticus en filosoof Mark Fisher terug te vinden in de songs van Spechtl. In het finalenummer van het album, ‘Apocalypse or Revolution’, zingt hij ‘It is the past that will return from the future this time’. Dat refereert onmiskenbaar aan het nogal complexe ‘hauntology-concept’ waarover Fisher — en trouwens ook Simon Reynolds — schrijft en dat weer losjes is afgeleid van het denken van Jacques Derrida. (6) In een ander nummer, ‘1968’, komt zelfs een titel van een boek van Fisher — ‘The Weird and the Eerie’ — voorbij. En het ook muzikaal misschien wel meest aansprekende liedje van de plaat, ‘The Cure’ heeft als talloze malen herhaalde slotregels: ‘The only cure from capitalism is more capitalism. And that’s the real capitalism.’ Daarin klinkt wel heel nadrukkelijk het verhaal van Fishers boek ‘Capitalist Realism: Is There No Alternative?’ uit 2009 (7) door. De boodschap achter ‘The Cure’ doet onmiddellijk denken aan de zogenaamde ‘continuous cash flow’ die de excentrieke Amerikaanse rocker Bobby Conn eind jaren negentig uitdroeg, maar dat even terzijde.
Hoe diep je ook in de teksten van Ja, Panik kunt graven, uiteindelijk blijven die toch ongehoord als de muziek niet goed is. En de band rond Spechtl blijft toch vóór alles een popgroep. De rockgitaren mogen dan wat naar de achtergrond gedreven, de pakkende melodieën zijn gebleven. Maar zo subtiel van opbouw en arrangement, dat ze zich niet onmiddellijk opdringen, maar er keer op keer in feite om vragen om nogmaals beluisterd te worden.
Opmerkelijk is de rol van Rabea Erradi, die met haar saxofoon, in combinatie met de nadrukkelijke synths meteen in de eerste twee songs al geen twijfel laat over het ‘nieuwe’ Ja, Panik geluid. En de flarden tekst die zich in het oor van de luisteraar nestelen — ‘Sleep will walk the streets, Ich bin quasi da’ — zorgen onmiddellijk voor een gevoel van vervreemding dat blijft hangen. Vanaf het derde nummer, ‘Memory Machine’, krijgt de ‘pop’ steeds meer de overhand — al kan dat komen omdat je als luisteraar steeds meer ‘thuis’ bent in dit nieuwe Ja, Panik geluid.
‘On Livestream’, over het leven in de digitale wereld, heeft een refrein dat net zo verslavend is als die digitale wereld zelf: ‘’Allein bist du nie. Ein anderer Schwindler. Ein andere screen. Life’s a dream.’ Waarna het daaropvolgende ‘1998’ zelfs een Badelamenti-achtige baspartij kent — denk terug aan ‘Twin Peaks’ en Spechtl bezingt hoe hij als plattelandsjongen door een ‘crack in the world’ voor het eerst helemaal alleen dat nieuwe online-universum binnenstapte. De spanning en de angst.
Ondertussen wordt de muziek steeds uitbundiger. ‘The Cure’ is het eerste echte rocknummer, war de gitaren centraal staan. Twee akkoorden die elkaar afwisselen, zoals Lou Reed dat ook zo prachtig kon. De ik-figuur zegt tegen zijn arts dat die alleen maar hoeft te luisteren. Helpen zit er toch niet meer in. Het kapitalisme heeft zich tot in alle uithoeken van de wereld genesteld. De metafoor van een virus ligt voor de hand, maar laat ik hier toch maar even achterwege. De rocksfeer wordt nog twee nummers vastgehouden. En dat geldt ook voor het overheersende gevoel geen grip meer op de wereld te hebben. In ‘The Zing of Silence’ lijken ‘alles’ en niets inwisselbaar geworden. In de merkwaardige folksong ‘Backup’ luidt de refreinregel ‘Everybody wants to own the end of the world’, waarna het album groots afsluit met het in eerste instantie als paradoxaal ervaren ‘Apocalypse or Revolution’, wat het volgens Spechtl echter helemaal niet is. ,,Jetzt ist es da und stellt Fragen; du wirst die Antwort verfluchen,’’ zingt hij. En in een interview met de Berlijnse krant Der Tagesspiegel: ,,Hoeveel mensen, elders in de wereld, leven al niet veel langer in een apocalyps? Allerlei virusontkenners gaan tijdens deze lockdown de straat op om te protesteren tegen de isolatie, maar ze beseffen zelf niet dat we al veel langer in isolatie leven.’’ (8) Neus op de feiten, zoiets. De LP omgedraaid met de naald weer in de begingroef. De cd op repeat. En dat cassettebandje speelt ook wel vanzelf door.
Peter Bruyn
Ja, Panik — Die Gruppe (Bureau B) Bandcamp en Spotify
Noten:
1. Daniel Gerhardt in Die Zeit, 5 mei 2021; Die Gruppe Ja, Panik; “Man muss schon Kunst machen, die sich versperrt”
2. Peter Bruyn op FRNKFRT, 8 jan 2012; Ja, Panik — ‘DMD KIU LIDT’; Waarom ik dit het belangrijkste Europese rockalbum van 2011 vind
3. Die Gruppe ja, Panik — Futur II (Verbrecher Verlag, 2016)
4. Christoph Leeb op Subtext.at, mei2021; Ja, Panik: die Gruppe ist zurück
5. Vivian Perkovic op Deutschlandfunk Kultur, 27 apr 2021; ‘Die Gruppe’ von Ja, Panik; Eine Band als Lebensform
6. Mark Fisher in Dancecult; Journal of Electronic Dance Music Culture 5(2): 42–55 (2013); The Metaphysics of Crackle: Afrofuturism and Hauntology
7. Mark Fisher — Capitalist Realism: Is There No Alternative? (Zero Books, 2009)
8. Hannes Soltau op Der Tagesspiegel, 7 mei 2021; Das Album „Die Gruppe“ von Ja, Panik; Drinnen ich, draußen nichts