Popmuziek na corona 2

peter bruyn
FRNKFRT
Published in
12 min readJul 19, 2021

Dreigen festivals de muzikale variant van de bio-industrie te worden?

De belofte van een ‘summer of love’ sloeg in ons land in luttele dagen om in een ‘rampenscenario’. Amper een week na de vierde coronagolf — notabene de snelst piekende sinds het begin van de pandemie — manifesteerden zich overstromingen in Limburg die herinneringen oproepen aan de watersnoodramp van 1953. Geen complotten, hoewel er her en der nog altijd mensen daarin lijken te geloven. Maar weldegelijk een connectie: De ontwrichting van het klimaat.

In maart van dit jaar hing het er nog een beetje om: Als deze zomer geen concerten of festivals op de gebruikelijke manier mogelijk waren, dan toch zeker iets alternatiefs. In april echter vulde de mailbox zich met persberichten over tournees en festivals die definitief naar 2022 doorgeschoven werden. Begrijpelijk waar het artiesten ‘van overzee’ betreft. De festivals die op de agenda bleven, zoals Lowlands, benadrukten op hun websites er op te rekenen op de klassieke wijze met — bijna — het gebruikelijke aantal bezoekers door te kunnen gaan; zij het met een minder internationaal programma. Terug naar het ‘oude normaal’. Terug naar ‘business as usual’. Ondertussen hebben de meest recente kabinetsmaatregelen er voor gezorgd dat pas een week voor Lowlands duidelijk wordt of het festival überhaupt door kan gaan en onder welke voorwaarden. Tot dat moment rest Lowlands-directeur Eric van Eerdenburg en tal van zijn collega’s weinig anders dan schietgebedjes opdragen aan de muziekgoden.

April 2020 stelden we op dit webzine de vraag of de plotselinge en gedwongen pauze van het concertbedrijf geen prima gelegenheid zou zijn voor bezinning.(1) Maatschappelijke ontwikkelingen blijken in praktijk doorgaans vrijwel altijd primair commercieel en technologisch gestuurd. Met alle gevolgen van dien. Zolang er geen ongelukken gebeuren raast iedereen door, iedere innovatie omarmend, zonder een moment pas op de plaats te maken en te reflecteren. En vindt er dan toch een calamiteit plaats, dan dringt langzaam het besef van de oorzaken door.

Regenwouden

De huidige pandemie is een perfect voorbeeld: Had die misschien niet voorkomen kunnen worden als de landbouw wat minder op monocultuur was gestoeld, als er niet zo’n aanslag op de regenwouden was gepleegd en als we niet op steeds grotere schaal — en vaak onnodig — voedingsmiddelen over en weer over de aardbol hadden versleept en verscheept? Virologen en ecologen hebben er het afgelopen jaar reeds keer op keer op gewezen en zijn er van overtuigd dat dat het geval is. Voordat daar echter serieus over gepraat kon worden, moest eerst het acute probleem opgelost: Vaccins ontwikkelen, produceren en prikken. En tegen de tijd dat iedereen die prik in zijn of haar arm heeft gekregen, dreigen de waarschuwingen van de klimaatspotters alweer vergeten te zijn en lonkt wederom het ‘business as usual’.

In de popmuziek lijkt het niet anders te gaan. De meest frequente reactie op ons artikel van april 2020 was dat iedereen de handen vol had aan de acute aspecten van de crisis: Podia die dreigden ‘om te vallen’, muzikanten die van de ene op de andere dag brodeloos werden, net als velen die facilitair in de muziek werkzaam waren en zijn. Allemaal waar, maar die acute problemen zijn wel degelijk opgelost. Er kwamen — hoewel wat traag — uitkeringen en regelingen. Sommigen hebben naar een andere baan moeten zoeken. De nuchtere praktijk is dat nu, een jaar later, nogal wat podia en festivals weer met een ander probleem zitten: Personeelstekort. De conjunctuur blijkt uiteindelijk sterker dan de passie voor muziek.

En terwijl Nederland zich in de eerste week van juli druk maakt over falende Tests voor Toegang, waardoor het aantal Covid-besmettingen weer razendsnel oploopt, vinden er overal op de planeet regelrechte natuurrampen plaats die, zo wijst onderzoek uit, direct gekoppeld kunnen worden aan klimaatverandering: Extreme hitte in het Noordoosten van de verenigde Staten, Canada en Lapland. Ernstige hongersnoden op Madagaskar. In Frankrijk, Griekenland en andere Europese landen bovengemiddeld veel bosbranden. En nog veel dichter bij huis de hevige regenval en overstromingen in Limburg die volgens de opgestelde scenario’s pas in 2050 verwacht werden.

Het einde van de pandemie mag dan met horten en stoten in zicht komen, het laat zich aanzien dat de werkelijke crisis van een andere orde zal zijn. Eentje die zich niet met een relatief simpel vaccin laat beteugelen.

Het gaat hier niet om apocalyptische verhalen of doemscenario’s, maar om nuchtere wetenschappelijke onderzoeken die aangeven dat we gewoon een beetje zorgzaam met onze leefwereld om moeten gaan, om zo te voorkomen dat we op en later tijdstip werkelijk aan de noodrem moeten trekken. Zo extreem zijn die internationaal opgestelde klimaatdoelen echt niet.

Voor de duidelijkheid, het popmuziekcircuit is niet de beslissende factor bij het bevechten van de klimaatcrisis. Dat zou wel een heel erg naïeve gedachte zijn. Daarbij gebeurt er binnen de sector al het nodige. Nogal wat clubs in ons land zijn hard op weg naar een circulaire of klimaatneutrale bedrijfsvoering.(2) Het festival Into The Great Wide Open heeft vorig jaar al een gedetailleerd duurzaamheidsplan gepresenteerd.(3) Daarbij moet wel worden aangetekend dat ITGWO met zo’n vijfduizend bezoekers een relatief klein festival is.

Interessant en bemoedigend is ook het initiatief dat de UIMA (United Independent Music Agencies, waarbij ondermeer de Nederlandse buro’s Belmont Bookings, Blip Agency, Earth Beat en Sedate Bookings zijn aangesloten) afgelopen voorjaar presenteerde: ‘Met Groene Rider op weg naar duurzamer touren’ heet hun plan.(4) Daarin een handvol voorstellen om het toeren van bands duurzamer te maken, variërend van de aanbeveling om bij afstanden onder de pakweg 750 kilometer geen vliegtuig meer te nemen, tot kleedkamervoorstellen als herbruikbare drinkbekers en papieren in plaats van plastic rietjes bij de frisdrank.

Plastic rietjes

Zonder meer sympathiek en ongetwijfeld bijdragend aan de bewustwording — wat niet onderschat mag worden — maar als bijdrage aan de klimaatproblematiek amper een druppel op een gloeiende plaat. Lees wat dat betreft het verhelderende boek van Jaap Tielbeke.(5) En, om maar even aan te geven hoe snel de ontwikkelingen gaan, die plastic rietjes zijn inmiddels, een maand of drie na het UIMA-initiatief, sowieso reeds door de Europese Unie verboden.

Daar staat echter iets anders tegenover: Sinds het ineenstorten van de geluidsdragersmarkt, steunt het verdienmodel in de popmuziek voor een belangrijk deel op de massaliteit van het concertbezoek. En dan is niet de reis — per vliegtuig of auto — van die handvol muzikanten en hun entourage het grootste probleem, maar die tienduizenden bezoekers die van heinde en ver komen.

Wij gaan niet roepen dat de supersterren van nu — van Springsteen tot Beyoncé en van Billie Eilish tot Armin van Buuren — voortaan maar in zalen als Paradiso of Doornroosje moeten gaan optreden. Dat is onzin. Met een beetje goede wil en consequent hanteren van de ‘Groene Rider’-plannen van de UIMA zouden concerten in de ZiggoDome of Amsterdam Arena nog redelijk duurzaam kunnen zijn — zeker als het lukt om het publiek massaal van het openbaar vervoer gebruik te laten maken. En, als deze concerten incidenteel plaats zouden vinden — enkele keren per jaar.

De realiteit is echter anders. Nederland is gefestivalliseerd. Vanaf april tot ver in september kende ons land in het pre-Coronatijdperk vrijwel ieder weekend festivals die vele tienduizenden mensen trokken. En de frequentie nam toe. Festivals waar niet Springsteen, Eilish of vergelijkbare arena-vullers spelen, maar waarvan het programma voor minstens 80% gevuld wordt door artiesten die we gewoonlijk ‘club-acts’ noemen. Festivals die vrijwel altijd plaatsvinden op speciale voor die gelegenheid opgebouwde festivalterreinen, buiten de stads- en dorpskernen en dus logistiek ingesteld op bezoekers die massaal met de auto komen. Mensen die massaal traytjes bier in wegwerpverpakking meenemen voor bij de tent en wat hun voedsel betreft al even nadrukkelijk voor het ‘gemak’ kiezen. Iedereen die ooit met auto en tentje een festival bezocht — kofferbak volgooien en karren maar — kan het beamen. Daar ga je dan, met je mooie ‘groene rider’ en papieren rietjes.

En dat geldt dan niet alleen voor de bezoekers, maar ook voor alle facilitaire diensten en catering — want festivals zijn vandaag de dag complete culinaire pretparken geworden. Natuurlijk kun je er op gaan broeden om ieder afzonderlijk onderdeel van zo’n festival zo duurzaam mogelijk te maken. Maar waarom zou je dat doen als je anno 2021 in iedere stad uitstekende clubs hebt, waar steeds vaker al heel erg duurzaam gewerkt wordt en waar het zaalgeluid bijna per definitie beter is dan op een grasveld. Clubs die in veel gevallen op loopafstand van een station zijn en in of bij een stadscentrum waar je alle horeca-keuze van de wereld hebt.

Het antwoord is simpel: Als alle kosten en baten tegen elkaar weggestreept worden blijft er onder de streep een aanzienlijk bedrag over. Een festival is een verdienmodel. Noem het maar de muzikale variant van de bio-industrie. Formeel is bio-industrie ‘intensieve veehouderij’, wat staat voor het principe dat met zo min mogelijk kosten een zo hoog mogelijke vleesproductie wordt gerealiseerd. In het geval van festivals gaat het er om ‘intensieve concerthouderij’: zoveel mogelijk mensen tegen zo laag mogelijke kosten een aanvaardbare concertervaring te verkopen. ‘Veel voor weinig’. De kiloknaller-filosofie.

Festivallisering

Zoals we in ons verhaal van april 2020 reeds schreven is één van de gevolgen van de ‘festivallisering’ dat steeds meer interessante nieuwe artiesten niet of nauwelijks meer in het clubcircuit te zien zijn — hooguit in Amsterdam, Utrecht of Tilburg, even snel ‘stedenhoppend’ door Europa, ter promotie van een nieuw album. Doodzonde, omdat zoals gezegd de ‘concertervaring’ in ieder geval in muzikale zin in de clubs zoveel beter is dan op grote festivals. Maar toegegeven, dat toeren van stad naar stad is natuurlijk veel meer ’gedoe’ en levert relatief minder op. En — niet onbelangrijk — het plezier en de kick van iedere avond op het podium staan is alleen maar voor de muzikanten zelf weggelegd en niet voor de entourage er omheen. Die entourage verdient liever 1000 euro met één groot concert dan tien avonden voor telkens 100 euro te werken. En ieder economisch model onderstreept dat. Zoals economische modellen ook altijd de intensieve veehouderij hebben ondersteund.

Last Night a DJ took a Flight

In dit verband is ook het lijvige rapport ‘Last Night A DJ Took a Flight’ interessant.(6) Het is afkomstig van CleanScene, een club die klimaatvriendelijke alternatieven voor de dancescene onderzoekt. De resultaten zijn niet mals. Zij hebben berekend dat in 2019 de top-1000 DJ’s alleen al met het vliegen van club naar club en van festival naar festival even veel energie verbruikten als 20.000 huishoudens. Ze doen ook enkele aanbevelingen, zoals ‘boek meer locale DJ’s en stippel energiegunstiger tourschema’s uit’. Maar veel meer dan een druppel op een gloeiende plaat is dit niet. En het gaat alleen over de vliegbewegingen van de DJ’s, niet over de massaliteit van de festivals.

Het is een terugkerend beeld. Ter gelegenheid van de Dag van de Aarde, op 22 april jongstleden, verschenen her en der doorwrochte en interessante artikelen over de relatie tussen pop- en rockmuziek en klimaatverandering, waarbij serieus wordt ingegaan op de vraag hoe de sector een zinvolle bijdrage kan leveren aan een circulaire toekomst. Bijvoorbeeld in Britse krant The Independent (7) en op de website van het rockblad Kerrang! (8)

Dat het thema veel muzikanten bezighoudt is duidelijk. Maar in praktijk komt hun concrete bijdrage vrijwel altijd neer op het bewust maken van hun fans, zowel met hun muziek als buiten het podium. Denk aan de ‘No Music on a Dead Planet’ T-shirts. En natuurlijk willen alle muzikanten wel elektrische tourbussen en dat soort zaken. Zelfs de hergebruik plastic bekers en het taboe op plastic rietjes kom bij Kerrang! weer terug. In The Independent komen zelfs muzikanten aan het woord die zich afvragen of het nog wel verantwoord is om te touren. Maar dat gaat wel wat ver. Niet alleen omdat concerten vandaag de dag de inkomensbron is voor muzikanten, maar vooral omdat live spelen de essentie is van het musiceren.

Billie Eilish

Maar in beide artikelen is het vizier wederom gericht op de muzikanten en niet op het publiek, dat door de massaliteit van de festivals toch de meeste schade aanricht. Alleen Melvin Benn, managing director van Festival Republic dat de grote Engelse festivals Leed en Reading organiseert, legt in het Kerrang!-verhaal de vinger op de zere plek: ,,Muziekfestivals moeten evolueren. De belangrijkste punten zijn het vervoer van het publiek, het energieverbruik en recycling van het afval.’’ En precies wat die zaken betreft blijkt de grootschaligheid de bottleneck. Omdat het verdienmodel valt en staat met die grootschaligheid.

Wat dat laatste betreft hebben festivalorganisatoren trouwens ook nog een regelmatig terugkerend argument: We kunnen dan wel de ‘concertervaring’ in de clubs prijzen, maar hoe zit het met de specifieke ‘festivalervaring’? Het bijzondere gevoel met duizenden of tienduizenden samen op een grasveld bij een favoriete groep of DJ te staan. Dat lijkt voor menigeen al genoeg reden om een ticket te kopen — zelfs als er nog nauwelijks en naam van het festivalprogramma bekend is, leert de praktijk.

Daar is geen speld tussen te krijgen. De ene ervaring is ook niet ‘echter’ of meer integer dan de andere. Daarom speelt het ook geen rol dat een ervaring is ontstaan door een gericht ‘marketingproces’. Maar dat laatste betekent ook dat de omgekeerde beweging even zo goed kan worden gestimuleerd. Als men dat wil natuurlijk, want daar staat of valt alles mee.

De wil om een tikkeltje meer circulair of klimaatneutraal te worden is er meestal wel. Vrijwel altijd eigenlijk. Maar in praktijk blijft het toch vaak bij wat initiatieven in de marge. Neem nu de grote Spaanse party-organisator Elrow, die in 2018 130 shows in 33 landen, 65 steden en op 5 continenten organiseerde. Elrow heeft de afgelopen jaren meermaals geventileerd dat men aansluiting wil vinden met maatschappelijke ontwikkelingen als duurzaamheid, inclusiviteit en gemeenschapszin. Maar wie op zoek gaat naar de duurzaamheid van de grote evenementen die georganiseerd worden, komt uit bij de melding dat er op de party’s biologisch afbreekbare confetti over het publiek gestort wordt.(9) Men wil wel iets, maar een wezenlijke verandering, zoals het aanpakken van de massaliteit en grootschaligheid, lijkt geen onderwerp dat voor discussie vatbaar is, omdat op die grootschaligheid nu precies het hele verdienmodel is gebouwd.

Daarbij is de industrie zelf niet ingericht op vernieuwing buiten de eigen vierkante meter. Het herdefiniëren van de eigen rol in een industrie die decennia lang geen noodzaak tot verandering voelde, is niet eenvoudig.

Vanzelfsprekend is dit geen pleidooi om alle festivals in de ban te doen. Wat zou de rock en pop geweest zijn zonder Woodstock of Lowlands? Maar er is een verschil tussen ‘festivals’ en ‘festivallisering’ — waarbij steeds frequentere en grootschaliger festivals het leidende ‘businessmodel’ in het muziekcircuit worden. Into the Great Wide Open zou in dit verband een voorbeeldfunctie kunnen hebben. Maar ook bijvoorbeeld Roadburn — een compact festival met ondertussen een wereldwijde uitstraling waar niet een complete stad ergens ‘in the middle of nowhere’ voor wordt opgetrokken. Voorlopig staat de grootschaligheid in de muziek nog nauwelijks ter discussie. Maar maatschappelijke veranderingen gaan sneller dan ze ooit gegaan zijn in de geschiedenis. En van een beetje kritisch nadenken is nog nooit iemand slechter geworden.

Terugblikkend op anderhalf jaar Corona moet je helaas vaststellen dat de pandemie op veel terreinen de neoliberale mentaliteit alleen maar versterkt lijkt te hebben — Schiphol, Booking.com, Sywert. Als er een ‘correctie op het graaien’ plaatsvindt, dan is dat alleen achteraf en om te redden wat er te redden valt, omdat de ‘imagoschade’ groter dreigt te worden dan het financiële voordeel dat er is binnengeharkt. Tot de marges van de samenleving waar de coronacrisis tot bezinning over de toekomst heeft geleid, behoort de cultuursector. Maar binnen die cultuursector lijken juist de ‘grote spelers’ binnen de discipline die traditiegetrouw het meest alert reageert op ontwikkelingen in de samenleving — de popmuziek — de blik gefixeerd te hebben op het ‘oude’, neoliberale en klimaatonvriendelijke, normaal. De muzikanten zelf weten weldegelijk waar het om gaat. ‘Ice age Coming, Ice age coming’ zong Radiohead reeds in ‘Idioteque’. En Billie Eilish in ‘Good Girls go to Hell’: ‘Hills burn in California. My turn to ignore ya. Don’t say I didn’t warn ya.’ Om nog maar te zwijgen van de oude Neil Young in 2015: ‘Out of balance, money grows. Corporations take control,’ zong Neil Young in 2015. Zij wel.

Theo Ploeg en Peter Bruyn

Noten:

1. Popmuziek na corona; Nu er over alles wordt gediscussieerd, waarom niet daarover? — Theo Ploeg en Peter Bruyn (Frnkfrt, 13 april 2020)

2. Het ene podium is daar al wat verder in als het andere. Zie bijvoorbeeld de voornemens bij Paradiso en Patronaat

3. Into The Great Wide Open; Op weg naar een circulair en klimaatneutraal festival

4. UIMA; Greener Touring

5. Een beter milieu begint niet bij jezelf — Jaap Tielbeke (Das Mag Uitgevers, 2020)

6. Last Night a DJ Took a Flight; Exploring the carbon footprint of touring DJs and looking towards alternative futures within the dance music industry. (2021)

7. Environmental for the people: How rock’n’roll found a new purpose by rallying around the climate crisis — Ed Power (The Independent, 21 april 2021)

8. No Music On A Dead Planet: How rock is answering the climate crisis call — Greg Cochrane (Kerrang!, april 2021)

9. Elrow announce two-day festival in Birmingham this September (persbericht 29 april 2021)

--

--

peter bruyn
FRNKFRT

Beheers jezelf - beheers de media - wees vrij.