Paul is dakloos: “Het kan iedereen overkomen”
Dit is deel 1 van het interview met Paul van Ginkel. Deel 2 vind je hier
“Mijn oom was ooit zelfs de baas van het Leger des Heils en nu zit ik hier.” Paul van Ginkel (63) is dakloos en hij laat zien waar hij regelmatig overnacht. Hij draagt een bruin leren Nickelson jas en heeft een zwart Nike petje op zijn hoofd. Hij neemt plaats op de gele bank aan één van de vele tafels in de ruimte en waarschuwt van tevoren voor zijn verhaal. “Ik heb wel een heleboel uit te leggen.”
Verlies
“Het kan natuurlijk iedereen overkomen. Mensen beseffen zich dat niet, maar iedereen kan het overkomen”, zegt Paul nadrukkelijk als hij vertelt wat hem is overkomen. “Dat ik nu dakloos ben, komt doordat mijn vader doodging op een leeftijd van 50 jaar. Ik werkte toen nog in de verffabriek in de Warmoesstraat en toen kwam één van mijn broers niet opdagen. Ook die lag dood op de bank. Dat was dus al de tweede in een heel korte tijd en daar kon ik niet zo goed tegen hè.” Hij slaakt een diepe zucht voor hij verder praat.
“Anderhalve week later was hij ook dood”
Paul besloot Nederland te ontvluchten en vertrok naar het huis van zijn broer. “Daar verbleef ik middenin de rimboe zonder iets om me heen en alleen maar natuur. Daar heb ik een hele tijd gezeten, maar op een gegeven moment kwam ik terug.” Eenmaal terug in Nederland kreeg Paul de volgende klap te verwerken. “Een dag nadat we met de taxi thuiskwamen, kreeg ik een telefoontje van een chirurg in Bangkok dat mijn broer op de intensive care lag en toen ben ik daar direct naartoe gevlogen. Ik zat toen tussen leven en dood in eigenlijk en anderhalve week later was hij ook dood.” Paul slikt de laatste woorden van zijn zin in. Hij verloor drie familieleden in zeer korte tijd aan hartfalen. Hij probeert het verhaal luchtig te houden met een grapje: “Zelf heb ik alleen een gebroken hart”.
“Toen ik weer terugkwam uit Thailand, daar ging het verhaal eigenlijk om, had ik dus geen onderdak. Dat is nu twee jaar geleden ongeveer. Dat is best lang hè? Toen werd er tegen me gezegd: ‘In Amsterdam is voor jou geen plek, want je hebt geen regiobinding’. Ik zeg: ‘Hoezo geen regiobinding? Ik heb de helft van m’n leven in Amsterdam gewoond’. Het heeft me ontzettend veel moeite gekost om die regiobinding toch te krijgen, hoewel dat helemaal geen voorwaarde is om opgevangen te worden.”
Verblijf bij het Leger des Heils
Opvang heeft Paul toch gekregen en nu verblijft hij regelmatig bij het Leger des Heils op de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam. “Je moet alles hier zelf doen, want anders gebeurt er he-le-maal niks”, benadrukt hij. “Het enige dat ze hier doen is zorgen dat het verblijf van de cliënten goed geregeld is en dat het een beetje goed gaat allemaal.”
“Ik ervaar het wel als lastig”
“Wil je zien waar ik slaap?”, vraagt Paul. Hij staat al op om naar boven te lopen als hij zich bedenkt dat het misschien niet zo handig is. “Ja van mij mag het hoor, maar er slapen ook nog anderen. Inclusief mijzelf slapen we met z’n drieën op de kamer. Ik ervaar het wel als lastig.” Hij mist vooral de rust. “Eén man is heel rustig, maar die andere niet. We hebben hier van die zware branddeuren en als je die niet zachtjes dichtdoet wordt echt iedereen wakker. Die ene man laat de deur gewoon dichtvallen, dus ik word wel een paar keer per nacht wakker en dan duurt het steeds wel een uur voordat ik weer slaap. En dat is lastig hè.”
Geen makkelijke eter
“Het meest lastige vind ik nog dat je hier niet iets zelf kan koken. Ik hou van koken en het voedsel wordt met de dag (!) slechter. Ik eet al mijn hele leven vegetarisch en ik ben niet zo’n makkelijke eter.” Eten houdt Paul al zijn hele leven bezig. “Als driejarig kind heb ik al met een chronische voedselweigering in het ziekenhuis gelegen. Twee weken, of drie, omdat ik helemaal niks meer wilde eten vanwege een trauma of seksueel misbruik.” Hij is even stil en kijkt naar beneden. “Waarschijnlijk is het dat tweede, want ik weet niks van een trauma en dat blijft je dan je hele leven achtervolgen. Dan ben je 63 en heb je er nog last van. Juist in de eerste vier jaar van je leven word je gevormd tot wat je nu bent.”
“Als het eten niet écht lekker is, dan gaat het me tegenstaan, dus ik eet hier niet meer. Ik maak geen gebruik van die diensten. Ik ken een Indiase familie met een snackbarretje en op de Keizersgracht zit een Thais tentje en die jongen komt zelf uit Thailand, dus daar ga ik ook wel heen en af en toe eet ik een soepje”. Paul knijpt een beetje in het pakje noedels dat voor hem op tafel ligt. Hij wijst naar de waterkoker. “Daar kan ik dan water koken en dan moet ik even een kom vragen en een lepel.”
Het Leger des Heils is wel een bijzondere plek voor Paul. “Als kind kwam hij er al mee in aanraking. Majoor Bosshardt was de beste vriendin van mijn moeder. Op 2ekerstdag was mijn moeder jarig en dan kwam majoor Bosshardt altijd langs in haar Fiat Panda en dan zat ik bij haar op schoot.” Hij lacht als hij eraan terugdenkt.
“Toen ben ik wel een beetje van m’n geloof afgevallen”
Nieuwe dag vol hoop
“Verder heb ik niks met religie”, vertelt Paul. “Ja, ik weet wel dat het bestaat, maar ik ben wel atheïst pur sang.” Hij legt uit hoe dat komt. “Toen ik jong was heb ik op een christelijke school gezeten en daar kwam een verhaal naar voren van iemand die twijfelde aan het bestaan van Onze-Lieve-Heer. Die vroeg toen om een teken en dat teken kwam dan in de vorm van een dweil onder een emmer geloof ik. Als het niet geregend had, was die dweil toch nat. Toen geloofde hij het nog niet en wilde dat teken omgedraaid hebben. Ik was nog maar klein hè en ik vroeg eigenlijk om hetzelfde. Dus ik naar buiten met een emmer en een dweil, nou er gebeurt niks hè! Dus toen ben ik wel een beetje van m’n geloof afgevallen. Dat snap je wel. Waarom hij wel en ik niet?”
Paul haalt dus geen hoop uit het geloof, maar toch komt hij wel hoopvol over. “Nou.. ja.. ik haal hoop uit het moment. Iedere keer als ik wakker word, zeg ik ‘een nieuwe dag vol hoop’ en als je hier twee jaar zit, ga je een beetje in het moment leven, want die hoop die vergaat hier. Zeker als je niet geholpen wordt of als je geen hulp ervaart, laat ik het zo zeggen.”
Vijf kinderen
Hij is ook hoopvol over het contact met zijn kinderen. Hij is trots en vertelt graag over zijn kinderen. “Ik heb vijf kinderen. De jongste drie zie ik bijna niet, omdat hun moeder dat niet wil. Ik heb wel een beschikking van de rechter om ze te zien, maar hun moeder verbiedt dat en ik wil geen advocaat inschakelen. Dat maakt de situatie voor de kinderen ook niet beter.”
“Hoewel ik dakloos ben, ga ik wel gewoon op vakantie.”
Op een gegeven moment kunnen zij natuurlijk meer zelf beslissen als ze wat ouder zijn. Dat gaat ook wel gebeuren, dat weet ik wel. Ik heb ook twee oudere kinderen, daar heb ik heel goed contact mee. Dat is het omgekeerde en zij hebben weer heel goed contact met de jongste kinderen. Dus ze horen gelukkig van alles van mij.” Eén van zijn zoons woont in Nederland maar ook op Tenerife. “Daar ben ik pas nog geweest”, vertelt Paul. “Want hoewel ik dakloos ben, ga ik wel gewoon op vakantie.”
“Dan kun je net zo goed gelijk in een kist gaan liggen”
Blij met mezelf
Paul heeft geen makkelijk leven achter de rug, maar hij geeft aan wel gelukkig te zijn. “Ik word blij van mezelf. Ik ben blij dat ik humor heb en niet bij de pakken neer ga zitten. Je moet altijd de moed erin houden hè, want als je dat niet doet dan kun je net zo goed gelijk in een kist gaan liggen. Het ligt toch wel een beetje in je karakter, die drive die je hebt. Dat je moet leven in het moment en genieten van het nu, want nu is alweer achter je weet je wel.”
Ben jij benieuwd hoe Paul dat doet? Lees deel 2 van dit interview hier
Geschreven door Mees, Bas en Henny