Weer een dag

Wendy Bouwman
Invisible Cities NL
6 min readJan 25, 2019
Foto ter illustratie, © Pexels

Ik open mijn ogen net genoeg om de cijfers op de wekker te kunnen zien. 06:56. Mooi, ik heb nog vier minuten. Ik draai me om en trek mijn kussen recht. Het raam staat ’s nachts open om frisse lucht binnen te laten — dat wil Mirthe graag. Geen probleem. Maar het maakt het wel verrekte koud. Ik trek mijn dekbed nog wat verder omhoog, zodat alleen de bovenkant van mijn hoofd met z’n grijze haren nog zichtbaar is. Binnen een halve minuut ben ik weer weggezakt.

Het gemekker van de wekker verbreekt de stilte — en daarmee de leuke droom waar mijn brein net mee op de proppen gekomen was. Slaperig draai ik me weer om en steek ik mijn arm onder de dekens vandaan om de wekker het zwijgen op te leggen. Koud, koud, koud. De beste optie is nu om zo snel mogelijk in de badkamer te komen, want daar staat de verwarming al een uur aan. Ik geniet nog drie seconden van de warmte in bed. Mirthe loopt in haar nachthemd naar het raam, bron van alle kou — bikkel die ze is. Snel gooi ik de dekens van me af, zwaai mijn benen over de zijkant van het bed en steek mijn voeten in de versleten pantoffels. Oefening baart kunst, en binnen tien seconden sta ik, gehuld in duster, in de badkamer.

Ik sta mezelf een klein lachje toe als ik gestommel hoor uit de andere slaapkamers. Een paar seconden later en ik had achteraan de rij gestaan. Dat krijg je met zes kinderen. Als ik even later onder de douche sta wordt er op de deur naar de badkamer gebonst. ‘Pa — aap!’, wordt er geroepen. ‘Jaaa?’, roep ik terug. Het blijft stil. Opnieuw: ‘Paa-haaap!’ En ik, ditmaal wat harder: ‘Jaaaa? Ik sta te douchen!’ Mijn dochter schreeuwt boven het geluid van het water uit. ‘Jaa, dat weet ik ook wel! Ben je zo klaar?! Ik moet over een halfuurtje weg!’ Ik schreeuw terug dat ik bijna klaar ben, spoel mijn haar uit en draai de kraan dicht. Vijf minuten later open ik de deur. Geen dochter te bekennen. Ik roep naar zolder dat de badkamer leeg is, waarop niet mijn dochter, maar één van mijn zoons uit zijn kamer gesneld komt en de badkamer in beslag neemt. ‘Ach’, denk ik. Ik moet lachen en haal mijn schouders op. Tijd voor ontbijt.

De jongste zit al aan de lange eettafel met een kom cornflakes voor zich. Hij grijnst naar me. ‘Hoi pappa!’, zegt hij. Ik geef hem een aai over zijn gitzwarte haar en sla linksaf, de keuken in. Terwijl ik mijn gebruikelijke kom op de aanrecht zet en de muesli wil pakken, staat dochterlief ineens naast me. Negentien jaar is ze, met een bos vol bruine krullen — gekregen van haar moeder — en een quasi chagrijnig gezicht. Ze trekt de koelkast open en grijpt een pak drinkyoghurt uit de deur. Knap, hoe jongeren alledaagse handelingen op een rebelse manier kunnen vormgeven. ‘Pap, kan je de volgende keer douchen nadát ik in de badkamer ben geweest? Ik heb om kwart voor negen les. En jij hoeft nergens naartoe.’ Ik knik. Dat is de beste tactiek, heb ik gemerkt.

Even later haast iedereen zich het huis uit. Ik en de kleine man trekken ook onze jas aan en stappen naar buiten om de fietsen uit de schuur te halen. We moeten doorfietsen, want over een kwartier gaat de bel. Ik geef mijn zoon af en toe een duwtje in de rug, zodat hij me bij kan houden. Een paar seconden voordat de bel gaat, fietsen we het schoolplein op. Alsof ze aan het trainen zijn voor een marathon, rennen alle kinderen naar de ingang. Ik wacht even tot Luuk zijn fiets heeft weggezet en zwaai naar hem. Hij zwaait terug, terwijl hij naar binnen loopt.

Weet thuis stap ik binnen in een oase van rust. Een oase waar ik de eerste week nog best van kon genieten. En de tweede week. En de derde week. Maar op een gegeven moment veranderde de rust in een leegte. ‘Ach, nou daar gaan we weer’, zeg ik tegen niemand in bijzonder. Tegen mezelf, denk ik. Het is nog een beetje vroeg voor koffie, maar een oppepper kan geen kwaad.

Met een vers bakkie koffie schuif ik achter mijn laptop die inmiddels standaard op de eettafel staat. Terwijl ik wacht tot mijn laptop is opgestart kijk ik door de schuifdeuren naar buiten. Het zonnetje schijnt. Heerlijk. Ik moet glimlachen. Het inlogscherm verschijnt en ik tik mijn wachtwoord in. Gisteravond kwam ik nog twee vacatures tegen die wel interessant waren. Ik beweeg mijn muis naar de openstaande tabbladen. ‘Ja, dit is wel wat’, verklaar ik. Ik ga aan de slag met brieven schrijven en loop nogmaals mijn CV na of alles up-to-date is en er goed uitziet. Als ik klaar ben is de zon hoger in de lucht gekropen en staan de wijzers van de klok op half twaalf.

Ik strek me uit en gaap. Het is saai om elke dag hetzelfde te doen — en dan ook nog eens in mijn eentje. Ik sta op en pak nog een bakkie koffie. Terwijl ik de suiker er door roer valt mijn oog op het bord met de taken die iedereen moet doen. ‘Aaron kappersafspraak maken’, lees ik hardop. Oh ja. Ik neem voorzichtig een slok van de hete koffie en zet de mok op tafel. Ik pak mijn smartphone van zijn plek naast de laptop. Geen gemiste oproepen van bedrijven. Ik zoek het nummer van de kapper in mijn contactenlijst en pak met de andere hand mijn koffie. Meteen krijg ik iemand aan de lijn. ‘Wanneer zou u geknipt willen worden? We hebben na de lunch een plekje vrij, maar ik neem aan dat dat niet gaat lukken voor u?’, vraagt de vriendelijke stem me. ‘Dat is geen probleem hoor, na de lunch is prima’, vertel ik haar. De afspraak is gemaakt.

Anderhalf uur later, verkleumd van het fietsen, stap ik de warme kapsalon binnen. Het is een lichte ruimte, met een kleine wachtruimte rechts van de deur en links de balie. Daarachter staan aan beide kanten stoelen opgesteld langs een muur van spiegels. Hier en daar liggen föhns, scharen, kammetjes en borstels. Een jonge meid met een bobkapsel begroet me vanachter de balie. Ze houdt de telefoon tussen haar oor en haar schouder terwijl ze op het toetsenbord tikt. Ik trek mijn jas uit en wil gaan zitten in één van de witte stoelen, als een wat oudere mevrouw verschijnt om me naar een stoel voor de spiegelwand te loodsen.

Ik ga zitten. Mijn spiegelbeeld staart naar me. Er is niets zo confronterend als een halfuur bij de kapper zitten. Ik zie er oud uit. Maar ach, ik ben misschien ook oud. Dat verklaart het. Mijn gedachtespoor wordt onderbroken door een blonde dame die zichzelf voorstelt als Corrie. ‘Wij hebben elkaar nog niet ontmoet, geloof ik’, observeert ze terwijl ze me de hand schudt. Een stevige handdruk. ‘Nee, meestal wordt ik door Matt geknipt.’ Ze knikt en tovert een cape tevoorschijn, die ze behendig om mijn nek klikt. Ze start haar gebruikelijke praatje.

Er zijn van die momenten die altijd een bepaald ongemakkelijk gehalte houden. Zoals het geforceerde gesprek bij de kapper. Bij Matt valt dat nog wel mee, die had al snel door dat ik liever luister dan praat. Maar Corrie… die vrouw zou het ver schoppen als journalist, met de hoeveelheid vragen die ze op me afvuurt. Nu weer.
‘Sorry, wat zei je?’
‘Ik vroeg of je vrij bent vandaag.’
‘Oh, euhm…’ Ik twijfel, maar heb vandaag echt even geen zin in dát gesprek. Ik knik. ‘Ja, ik ben vandaag vrij.’
‘Dat is ook wel eens heerlijk, toch? En wat voor werk doe je?’
Ik ben onder de indruk van mezelf — die leugen heb ik wel drie seconden kunnen volhouden voordat ik door de mand viel. Geweldig. Ik zucht en lach een beetje ongemakkelijk. ‘Nou, eigenlijk ben ik werkloos. Dus je zou kunnen zeggen dat ik elke dag vrij ben.’ Corrie stopt met knippen, haar handen met kam en schaar zweven net boven mijn hoofd. Via de spiegel kijkt ze me met een beetje medelijden aan. ‘Oh nee toch, wat vervelend! Zeg dat dan meteen!’ Het gesprek, wat ik inmiddels in mijn slaap kan voeren, begint.

Een kwartier later sta ik buiten. Ik herinner me dat Luuk nieuwe fietslampjes nodig heeft en loop richting de Hema. Ergens achterin de winkel vind ik de juiste afdeling en ik kies een paar lampjes. Bij de kassa ben ik meteen aan de beurt en ik geef de lampjes aan het verveeld uitziende meisje achter de kassa. Het is overal opvallend rustig. Iedereen is naar z’n werk. Ik reken af en forceer een glimlach als het meisje me een fijn weekend wenst. Weekend. Gatverdarrie, weer een dag.

Dit is een fictief verhaal ter ondersteuning bij het interview met de werkloze Arjan.

--

--