De achterlijkheid van achterlijkheid (column)

Hans Valkenburg
sambyhan
Published in
3 min readJan 17, 2019

De Nashville-verklaring houdt de social media al dagen bezig. Ik vind dat het orthodoxe christenen vrij staat een mening te hebben, of ik het er mee eens ben of niet. Wat ze echter met die verklaring willen bereiken, is mij een raadsel. Maar daar wil ik het niet over hebben. Ik wil het hebben over de argumentatie van Minister Van Engelshoven in dit debat. In het praatprogramma Jinek kwam de minister een aantal dagen geleden tegenover SGP-voorman en Nashville-ondertekenaar Kees van der Staaij te zitten en herhaalde ze verschillende malen dat de Nashville-verklaring een stap terug is in de tijd. En dat baarde haar zorgen.

Het argument dat iets ‘terug in de tijd’ is zegt an sich niets

Deze constatering lijkt een onschuldig, haast logisch argument, maar dat is het niet. Er ligt een sterke, dwingende overtuiging aan ten grondslag. Immers, je stelt ermee dat wij, of in ieder geval een deel van de bevolking, of beter, jouw deel van de bevolking, vandaag de dag beter weet hoe zaken in elkaar steken dan generaties voor jou. De generaties voor jou waren dus dommer, achterlijker.

Dit gedachtegoed van voortdurende vooruitgang komt voort uit de Verlichting. Een periode in de filosofie en wetenschap waarin, vanwege de succesvolle wetenschappelijke ontdekkingen, de rationaliteit hoogtij vierde. De wereld zou steeds beter worden, zo dacht men. De zeer complexe Duitse filosoof Hegel (1770–1831) vormde het absoluut hoogtepunt van deze gedachtegang. Hegel geloofde dat de wereldgeest (grofweg al ons doen en denken tezamen) zich in de geschiedenis middels een zich herhalend dialectisch proces van these, antithese en synthese tot een steeds volmaakter niveau ontwikkelt. Hegel geloofde zelfs dat met tijdgenoten als Napoleon en de ontwikkelingen in Duitsland en andere landen in Europa de vervolmaking van de geschiedenis zelf nabij was.

In de filosofie is dit idee van absolute, voortdurende en integrale vooruitgang allang weer losgelaten. Na flink wat oorlogen, aanslagen, genocides, armoede et cetera kon dat ook bijna niet anders. Ja, er is op bepaalde gebieden zeker vooruitgang. Denk bijvoorbeeld aan de technologische revolutie. Maar om deze vooruitgang te verabsoluteren en vervolgens op dezelfde manier sociaal-maatschappelijk op te vatten — we weten nu beter hoe of wat dan toen- lijkt niet houdbaar. Het is nu niet per definitie beter dan vroeger, we weten het nu niet per definitie beter dan vroeger.

Van Engelshovens partijgenoot Jan Terlouw wilde maar wat graag terug in de tijd

Zo kunnen we voor een toekomstbestendige ecologische voetafdruk bijvoorbeeld beter terug naar de mens van een paar duizend jaar terug in de tijd. Of wat te denken van het touwtje uit de brievenbus van Van Engelshovens partijgenoot Jan Terlouw: die wilde blijkbaar maar wat graag terug in de tijd waar het gaat om sociale samenhang en maatschappelijk vertrouwen. Het argument dat iets ‘terug in de tijd’ is zegt dus niets an sich. Op zijn zachts is het een gevaarlijke dooddoener, op zijn ergst een arrogante zelfverwijzing.

Niettemin duikt Van Engelshovens argumentatie in de media en het populaire politiek-maatschappelijke debat vaak op. Het zegt mijns inziens meer over de intellectuele luiheid van degene die het argument hanteert dan zijn of haar verondersteld achterlijke gesprekspartner.

Hans Valkenburg schrijft tweewekelijks een column voor SAM over bildung. Lees hier zijn vorige.

--

--